ECLI:NL:RBZWB:2022:1332

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 maart 2022
Publicatiedatum
16 maart 2022
Zaaknummer
02-299605-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernielingen, diefstallen, huisvredebreuk en mishandeling door verdachte tegen ex-vriendin

In deze strafzaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 maart 2022 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder vernielingen, diefstallen, huisvredebreuk en de mishandeling van zijn ex-vriendin. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken, met daarbij meerdere bijzondere voorwaarden. De zaak is inhoudelijk behandeld op 3 maart 2022, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging omvatte onder andere de poging tot zware mishandeling, mishandeling, vernielingen van verschillende goederen, diefstal van een fiets en paspoort, en huisvredebreuk.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en kwam tot de conclusie dat niet alle tenlastegelegde feiten bewezen konden worden. Zo werd de verdachte vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling en de bedreiging, omdat er onvoldoende bewijs was voor opzet en de bedreiging niet door het slachtoffer was waargenomen.

De rechtbank achtte echter wel bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de mishandeling van zijn ex-vriendin en aan de vernielingen van haar mobiele telefoon. De rechtbank heeft ook de diefstal van de fiets en het paspoort bewezen verklaard, waarbij de verdachte zijn ontkenning ongeloofwaardig werd geacht. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van zijn daden op het slachtoffer en haar familie. De opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf is bedoeld om de verdachte te stimuleren om hulp en begeleiding te blijven ontvangen, met als doel recidive te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-299605-20
vonnis van de meervoudige kamer van 17 maart 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. R.B.M. Poppelaars, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 3 maart 2022, waarbij de officier van justitie, mr. G. Smid, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat
Feit 1: verdachte heeft geprobeerd zijn ex-partner zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door een ruit van een deur, waar zij achter stond, in te slaan;
Feit 2: verdachte zijn ex-partner heeft mishandeld;
Feit 3: verdachte een (keuken)raam, mobiele telefoon, een ruit, een jas en een auto heeft vernield;
Feit 4: verdachte een fiets en een paspoort heeft gestolen;
Feit 5: verdachte meerdere keren zonder toestemming een woning is binnengedrongen;
Feit 6: verdachte zijn ex-partner heeft bedreigd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de onder 2, 3, 4, en 5 tenlastegelegde feiten heeft begaan, met uitzondering van de vernieling van het keukenraam en de ruit. Ten aanzien van de onder 1 en 6 tenlastegelegde feiten is de officier van justitie van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken, nu bij feit 1 niet vast is komen te staan dat verdachte opzet had op vernieling van de ruit van de deur en bij feit 6 is gebleken dat de persoon tegen wie de bedreiging zou zijn gericht deze bedreiging later heeft vernomen en niet heeft vermeld dat zij zich bedreigd voelde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van hetgeen onder feit 1, 2 en 6 ten laste is gelegd. Ten aanzien van de vernieling van de deur kan niet worden bewezen dat verdachte hier het opzet op had. Bij de mishandeling verklaart aangeefster bij de rechter-commissaris niet te zijn geslagen en ten aanzien van de bedreiging heeft degene tegen wie deze zou zijn gericht dit niet meegekregen. Ook is de verdediging van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de vernieling van het keukenraam en de diefstal van het paspoort. Ten aanzien van het overige refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 tenlastegelegde poging tot zware mishandeling. De rechtbank kan op basis van de bewijsmiddelen niet vaststellen dat verdachte het opzet heeft gehad op de vernieling van de deur. De rechtbank kan hierdoor ook niet vaststellen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank spreekt verdachte van dit feit vrij.
Feit 2
Ten aanzien van feit 2 is de rechtbank van oordeel dat op basis van de verklaring van aangeefster bij de politie en de verklaring van haar broertje wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van aangeefster door haar tegen het voorhoofd te slaan. De rechtbank acht het hierbij van belang dat de door aangeefster afgelegde verklaring over de mishandeling vlak na het incident is afgelegd. Zij hecht hierdoor meer waarde aan deze verklaring dan de verklaring die aangeefster heeft afgelegd bij de rechter-commissaris, een jaar na het incident. Deze kort na het incident afgelegde verklaring vindt ook steun in de verklaring van het broertje van aangeefster.
Feit 3
Onder feit 3 zijn een aantal vernielingen tenlastegelegd. De rechtbank spreekt verdachte partieel vrij van de vernieling van het keukenraam, nu uit het dossier onvoldoende volgt dat dit raam daadwerkelijk kapot is gegaan. De rechtbank heeft hiervoor al overwogen dat zij niet kan vaststellen dat verdachte opzet heeft gehad op het vernielen van de ruit van de voordeur. Ook van deze vernieling spreekt de rechtbank verdachte partieel vrij. Hetzelfde geldt voor de jas en de auto. Uit het dossier volgt onvoldoende dat de jas daadwerkelijk permanent onbruikbaar is geraakt, of dat er op een andere wijze sprake is geweest van vernieling. Over de vernieling van de auto zijn weliswaar twee verklaringen afgelegd, maar in het dossier ontbreekt verder iedere onderbouwing dat sprake was van schade. De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tweemaal een telefoon van aangeefster heeft vernield. Verdachte bekent de vernieling op 21 oktober 2020. Ten aanzien van de tweede vernieling, op 24 november 2020, is de rechtbank van oordeel dat deze op basis van de verklaringen van aangeefster en haar moeder ook wettig en overtuigend kan worden bewezen. Uit deze verklaringen blijkt dat verdachte de telefoon die dag heeft vernield door hem op de grond te gooien en te verbuigen.
Feit 4
Ten aanzien van de diefstal van een fiets acht de rechtbank op basis van de bekennende verklaring van verdachte en de aangifte wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Hetzelfde geldt voor de diefstal van het paspoort, al heeft verdachte dit ontkend. Van de diefstal is aangifte gedaan en het paspoort is aangetroffen in een auto die op naam stond van verdachte. De verklaring van verdachte, dat hij dit paspoort al een tijd had en niet terug hoefde te geven, acht de rechtbank ongeloofwaardig en wordt niet ondersteund door de overige bewijsmiddelen. Daarbij komt dat een paspoort niet zomaar geblokkeerd kan.
Feit 5
De rechtbank acht ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan huisvredebreuk, zoals tenlastegelegd onder feit 5. Uit zowel de verklaring van aangeefster als haar moeder blijkt dat verdachte op 21 oktober 2020 bij hen op de overloop stond, zonder dat dit gewenst was. De rechtbank schuift de verklaring van verdachte dat hij door aangeefster naar binnen is gelaten ter zijde. Uit de verklaringen van aangeefster en haar moeder volgt immers dat zij allebei boven waren toen zij verdachte ineens op de overloop zagen staan. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat verdachte zich ook op 24 november 2020 schuldig heeft gemaakt aan huisvredebreuk. Verdachte heeft verklaard dat hij de woning binnen is gegaan. Dat dit tegen de wil van aangeefster en haar moeder was blijkt wel uit het feit dat de deur toen verdachte naar binnen wilde gaan dicht werd gedrukt. Dat blijkt uit verschillende verklaringen. Verdachte wilde kennelijk zo graag naar binnen, dat daarbij de ruit van deze deur kapot is gegaan.
Feit 6
Ten aanzien van de onder feit 6 tenlastegelegde bedreiging heeft aangeefster, degene tegen wie de bedreiging zou zijn gericht, verklaard dat zij later heeft gehoord dat er is gedreigd met een mes maar het mes zelf niet heeft waargenomen. Bovendien blijkt uit het dossier niet dat zij de in de tenlastelegging genoemde woorden zelf heeft gehoord en evenmin dat zij via een ander daarvan op de hoogte is geraakt. Van bedreiging kan dan ook geen sprake zijn. De rechtbank spreekt verdachte van dit feit vrij.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
2
omstreeks 24 november 2020 te Zevenbergen, gemeente Moerdijk [naam 1] heeft
mishandeld door die [naam 1] tegen haar voorhoofd te slaan;
3
omstreeks de periode van 21 oktober 2020 tot en met 24 november 2020 te Zevenbergen, gemeente Moerdijk, opzettelijk en wederrechtelijk meermaals een mobiele telefoon die geheel aan een ander, te weten aan [naam 1] toebehoorde, heeft vernield;
4
omstreeks de periode van 21 oktober 2020 tot en met 24 november 2020 te Zevenbergen, gemeente Moerdijk, een fiets en een paspoort ( [nummer] ), die geheel aan een ander toebehoorden, te weten aan [naam 1] en [naam 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5
op tijdstippen omstreeks de periode van 21 oktober 2020 tot en met 24 november 2020 te Zevenbergen, gemeente Moerdijk in de woning, gelegen aan Tigchelaarstraat 15 bij een ander, te weten bij [naam 1] en [naam 3] , in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken. Daarbij verzoekt de officier van justitie de voorwaarden op te leggen zoals geadviseerd door de reclassering.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank aan verdachte een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen, in combinatie met de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere vernielingen, diefstallen, huisvredebreuk en de mishandeling van zijn ex-vriendin. Verdachte heeft deze feiten gepleegd op twee verschillende momenten, waarbij er sprake was van een opeenvolging van strafbare gedragingen. Het zijn allemaal vervelende feiten die een flinke impact hebben gehad op de ex-vriendin van verdachte en haar familie. Verdachte heeft met zijn daden aangetoond geen respect te hebben voor de eigendommen en de persoonlijke levenssfeer van zijn ex-vriendin en haar familie. Dat verdachte in zijn drang om in de woning binnen te komen allerhande strafbare feiten heeft gepleegd, zonder zich ervan te vergewissen wat de impact hiervan op de bewoners zou zijn, neemt de rechtbank hem kwalijk.
Bij het bepalen van de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en zijn strafblad.
De reclassering heeft geadviseerd geen onvoorwaardelijke straf op te leggen. Ter zitting heeft de raadsman toegelicht dat dit komt, omdat een onvoorwaardelijk strafdeel de hulp en begeleiding die verdachte nu krijgt zou doorkruisen. De rechtbank stelt vast dat het noodzakelijk is dat verdachte hulp en begeleiding krijgt. Strakke kaders moeten ervoor zorgen dat het recidiverisico wordt beperkt en afglijden wordt voorkomen. Dit is niet alleen in het belang van verdachte zelf, maar ook in dat van zijn ex-vriendin, haar familie en het kindje.
De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke taak- of gevangenisstraf het traject waarin verdachte zich nu bevindt kan doorkruisen. Zij is echter wel van oordeel dat een flinke stok achter de deur noodzakelijk is. Gelet op de aard en ernst van de door verdachte gepleegde feiten acht de rechtbank het noodzakelijk dat deze stok bestaat uit een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. De duur daarvan is lager dan geëist door de officier van justitie maar de rechtbank acht ook minder feiten bewezen.
Alles overwegend acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken, met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. Hierbij legt de rechtbank de voorwaarden op zoals geadviseerd door de reclassering.

7.De benadeelde partijen

De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert een schadevergoeding van € 790,-- voor de vernieling van de auto bij feit 3.
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] vordert een schadevergoeding van € 245,73 voor de vernieling van de ruit van de voordeur bij feit 3.
Verdachte is vrijgesproken van die onderdelen van feit 3 die de feiten opleveren waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun vordering.
De vorderingen kunnen bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.Het beslag

8.1
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp aan verdachte, aangezien het voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 138, 300, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 1 en 6 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 2:mishandeling;
feit 3:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd;
feit 4:diefstal, meermalen gepleegd;
feit 5:in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van vier weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
* dat verdachte zich meldt bij Antes Reclassering op het adres Marconistraat 2 te Rotterdam. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte zich laat behandelen door Ipse de Brugge of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
* dat verdachte verblijft in Humane Zorg of een andere instelling voor beschermd wonen of
maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* dat verdachte meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden. Verdachte werkt samen met de schuldhulpverlening zolang de reclassering dit nodig acht.
* dat verdachte actief deelneemt aan het volgen van Nederlandse les bij REAKT of een andere door de reclassering te bepalen instelling om hiermee de kans op een nieuwe recidive te verkleinen en zijn kansen op de arbeidsmarkt te vergroten;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk in de vorderingen en bepaalt dat de vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht;
- bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten zal dragen;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten;
1. STK gasfles.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. van Kralingen, voorzitter, mr. M.H.M. Collombon en mr. A.L. Hoekstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Heitzman, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 17 maart 2022.
Mr. Hoekstra en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.