ECLI:NL:RBZWB:2022:1358

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 maart 2022
Publicatiedatum
18 maart 2022
Zaaknummer
02/158631-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop en bezit van cocaïne door verdachte gedurende een jaar

Op 18 maart 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die gedurende een periode van ongeveer één jaar frequent cocaïne heeft verhandeld. De verdachte, geboren in 1990 en woonachtig in Tilburg, werd bijgestaan door raadsman mr. G.J. Woodrow. De inhoudelijke behandeling vond plaats op 4 maart 2022, waar de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, de beschuldigingen uiteenzette. De tenlastelegging omvatte het verkopen van cocaïne en het in bezit hebben van 2,1 gram cocaïne op 17 september 2021 in Kaatsheuvel.

De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte had een bekennende verklaring afgelegd, wat leidde tot de conclusie dat de feiten wettig en overtuigend bewezen waren. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet, zowel door het verkopen van cocaïne als het in bezit hebben van een gebruikershoeveelheid.

Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 18 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van 12 maanden op, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals voorgesteld door de reclassering. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De uitspraak werd gedaan in het belang van de samenleving en ter normbevestiging.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/158631-21
vonnis van de meervoudige kamer van 18 maart 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres verdachte] ,
raadsman mr. G.J. Woodrow, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 4 maart 2022, waarbij de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
gedurende ruim één jaar cocaïne heeft gedeald;
,1 gram cocaïne in zijn bezit heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 maart 2022 en de bewijsmiddelen in het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het bewijs, omdat verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De overwegingen met betrekking tot het bewijs. [1]
Aangezien verdachte ten aanzien van de feiten een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De bewijsmiddelen t.a.v. feit 1:
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 4 maart 2022;
  • een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] op 19 september 2021, pag. 555;
  • een proces-verbaal van bevindingen, inhoudende de verklaring van [naam 1] opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] op 25 september 2021, pag. 564;
  • een proces-verbaal van bevindingen, inhoudende de verklaring van [naam 2] , opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4] op 29 september 2021, pag. 566 en 567;
  • een proces-verbaal van bevindingen, inhoudende de verklaring van [naam 3] , opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] op 1 oktober 2021, pag. 568.
De bewijsmiddelen t.a.v. feit 2:
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 4 maart 2022;
  • een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, pag. 536 en 538;
  • een proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de indicatieve test, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 7] op 20 september 2021, pag. 543.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
T.a.v. feit 1:
in de periode van 1 september 2020 tot en met 17 september 2021 te Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand, en elders in Nederland, meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, gebruikershoeveelheden cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;T.a.v. feit 2:
op 17 september 2021 te Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand, opzettelijk aanwezig heeft gehad 2,1 gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast vordert de officier van justitie de oplegging van bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt bij het bepalen van de strafmaat niet uit te gaan van een dealperiode langer dan een jaar, zoals de officier van justitie doet. Zij bepleit het opleggen van een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de duur van het voorarrest, een taakstraf en de oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. Verdachte is geen keiharde straatdealer maar leverde enkel aan een beperkte groep kennissen. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal veel nadelige gevolgen voor verdachte hebben. Hij zal daardoor zijn werk en zijn woning kwijtraken. De verdediging wijst erop dat ook de reclassering geen meerwaarde ziet in een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, omdat verdachte voldoende lering heeft getrokken uit zijn preventieve hechtenis.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
Verdachte heeft gedurende een periode van ongeveer één jaar frequent gehandeld in cocaïne. Uit het dossier blijkt dat verdachte klanten structureel voorzag van cocaïne en dat hij ook grotere hoeveelheden dan een enkele gebruikershoeveelheid verkocht.
Daarnaast heeft verdachte een hoeveelheid cocaïne in zijn garage aanwezig gehad.
Cocaïne is over het algemeen sterk verslavend en het gebruik ervan levert mede daardoor een groot risico op voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid van de gebruikers. Bovendien leidt de handel in en het gebruik van cocaïne direct en indirect tot vele vormen van criminaliteit en vormt daarmee een bron van maatschappelijke schade en overlast.
Met het plegen van deze feiten heeft verdachte uitsluitend oog gehad voor zijn eigen voordeel en zich kennelijk niets aangetrokken van de negatieve gevolgen van zijn handelen voor anderen en voor de samenleving in het algemeen.
LOVS-oriëntatiepunten
De rechtbank heeft bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. De oriëntatiepunten dienen als richtlijn voor de straftoemeting. Oriëntatiepunt voor het handelen in harddrugs met enige regelmaat gedurende een periode tot een jaar is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
De persoon van verdachte
De rechtbank constateert dat verdachte wel een strafblad heeft, maar dat hij zich niet eerder aan soortgelijke feiten schuldig heeft gemaakt.
De verslavingsreclassering Novadic-Kentron heeft een rapport over verdachte opgemaakt. Zij adviseert een deels voorwaardelijke straf op te leggen met oplegging van bijzondere voorwaarden, te weten: een meldplicht, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname) en een drugsverbod.
Strafoplegging
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest. In de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die tijdens de zitting naar voren zijn gebracht, ziet de rechtbank onvoldoende reden om hier anders over te oordelen. Het dealen van cocaïne is een ernstig strafbaar feit waarvoor, mede gelet op de lange periode dat verdachte heeft gedeald, alleen gevangenisstraf passend is. De straf dient ter normbevestiging, vergelding en preventie, tegenover zowel verdachte als de samenleving. Wel ziet de rechtbank aanleiding een deel van de gevangenisstraf, te weten 2 maanden, voorwaardelijk op te leggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en om het mogelijk te maken om aan verdachte de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden op te leggen.
De tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.Het beslag

7.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie vordert de verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen telefoons en de teruggave van de videorecorder.
De verdediging doet afstand van de inbeslaggenomen telefoons en verzoekt tot teruggave van de videorecorder.
7.2
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen telefoons vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn met behulp van welke de feiten zijn begaan of voorbereid en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorden.
Teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de inbeslaggenomen videorecorder aan verdachte, nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van dit inbeslaggenomen goed.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt een strafbaar feit;
-stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij verslavingsreclassering Novadic-Kentron, Jan Wierhof 14 te Tilburg, telefoonnummer: 013-5837500, en dat hij zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte zich laat behandelen door Novadic-Kentron verslavingszorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij aanleiding die zich kan voordoen, bijvoorbeeld terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
* dat verdachte geen drugs gebruikt en meewerkt aan een controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
-bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
*een GSM, merk: Apple (omschrijving: G_686948);
*een GSM, merk: Samsung (omschrijving G_686949);
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
* een videorecorder, merk: Alhua (omschrijving: G_686947);
Voorlopige hechtenis
-heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. van der Linden, voorzitter, mr. M. van de Wetering en mr. J.C.A.M. Los, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.P.M. van de Wouw, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 18 maart 2022.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie-eenheid Zeeland-West-Brabant, genummerd 202134357-ZB4R021053 Cortina.