ECLI:NL:RBZWB:2022:138

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 januari 2022
Publicatiedatum
14 januari 2022
Zaaknummer
C/02/374843 FA RK 20-3816
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging hoofdverblijf en omgangsregeling van minderjarigen na verhuizing van de vrouw

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 januari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van het hoofdverblijf van de minderjarigen en de omgangsregeling tussen de ouders. De vrouw had eerder verzocht om vervangende toestemming om met de minderjarigen naar een andere woonplaats te verhuizen, maar dit verzoek was in eerdere procedures afgewezen. De vrouw is inmiddels zonder de minderjarigen verhuisd, wat heeft geleid tot een wijziging in de zorg- en contactregeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarigen momenteel bij de man verblijven en dat de vrouw hen slechts een weekend in de veertien dagen ziet. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van de minderjarigen is dat hun hoofdverblijf bij de man blijft, gezien de feitelijke situatie en de eerdere rechterlijke uitspraken. De vrouw heeft verzocht om een contactregeling, maar de rechtbank heeft deze verzoeken deels afgewezen en een regeling vastgesteld waarbij de vrouw contact heeft met de minderjarigen gedurende een weekend in de veertien dagen. De rechtbank heeft ook de oorspronkelijke verzoeken van de man tot co-ouderschap en birdnesting afgewezen, nu deze verzoeken zijn ingetrokken. De rechtbank benadrukt het belang van een goede communicatie tussen de ouders en de noodzaak om de minderjarigen te ondersteunen in deze overgangssituatie.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/374843 / FA RK 20-3816
Datum uitspraak: 4 januari 2022
nadere beschikking ex artikel 1:253a Burgerlijk Wetboek
in de zaak van
[vrouw], hierna te noemen de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.A.M. Schoenmakers te Breda,
tegen
[man] ,hierna te noemen de man
,
wonende te [woonplaats2] ,
advocaat: mr. A.A.T. van Ginderen te Etten-Leur.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het verdere procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- de in deze zaak gegeven beschikking van de rechtbank van 20 april 2021 en alle daarin vermelde stukken;
- de beschikking van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch van 9 augustus 2021;
- de op 1 december 2021 ontvangen brief van de minderjarige [roepnaam minderjarige 1] ;
- de brief van mr. Schoenmakers van 3 december 2021;
- het aanvullend zelfstandig verzoek van de man van 3 december 2021 met bijlagen;
- de brief van mr. Schoenmakers van 7 december 2021.
- het tijdens de mondelinge behandeling van 9 december 2021 overgelegde medicijnenoverzicht van de man.
1.2
De mondelinge behandeling van de verzoeken zijn voortgezet op 9 december 2021. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten. Tevens was aanwezig een medewerkster namens de Raad.
1.3
Voorafgaand aan voornoemde zitting is de hierna te noemen minderjarige [roepnaam minderjarige1] gehoord.

2.De nadere feiten

2.1
Bij beschikking van 10 november 2020 heeft de rechtbank het verzoek van de vrouw om haar vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarigen:
- [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum] 2011;
- [minderjarige2] , geboren te [geboorteplaats2 1] op [geboortedatum2 1] 2014;
- [minderjarige3] , geboren te [geboorteplaats3 1] op [geboortedatum3 1] 2018,
te verhuizen naar [woonplaats1] , om de oudste twee minderjarigen daar in te schrijven op een basisschool en de jongste op een kinderdagverblijf, afgewezen. De rechtbank heeft het zelfstandig verzoek van de man tot vaststelling van een contactregeling aangehouden, in afwachting van berichten van de advocaten van partijen over het resultaat van de gesprekken over de contactregeling en over de wijze waarop de zaak volgens hen verder moest worden afgedaan.
De vrouw heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking.
2.2
Bij de voormelde beschikking van 20 april 2021 heeft de rechtbank de behandeling van het zelfstandig verzoek van de man tot vaststelling van een contactregeling en het aanvullend zelfstandig verzoek tot het beëindigen van de birdnesting-regeling aangehouden in afwachting van de beslissing in hoger beroep van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch (gerechtshof). Daarbij heeft de rechtbank het aanvullend verzoek van de vrouw om voorlopig uitsluitend gebruik te maken van de woning van de man afgewezen.
2.3
Bij beschikking van 19 augustus 2021 heeft het gerechtshof de beschikking van de rechtbank van 10 november 2020 bekrachtigd.
2.4
De vrouw verzoekt thans om het hoofdverblijf van de minderjarigen bij haar, dus in [woonplaats1] , te bepalen. Subsidiair verzoekt de vrouw om de Raad opdracht te geven onderzoek in te stellen naar de vraag welk hoofdverblijf het meest in het belang van de minderjarigen is alsmede de daaraan gekoppelde zorg- en contactregeling. Meer subsidiair verzoekt de vrouw te bepalen dat zij gerechtigd is tot contact met de minderjarigen gedurende ieder weekend van vrijdagnamiddag tot zondagavond alsmede de helft van alle vakanties.
2.5
Bij brief van 3 december 2021 heeft de man zijn zelfstandige verzoeken ingetrokken. Hij verzoekt thans het hoofdverblijf van de minderjarigen bij hem te bepalen.
2.6
Op de standpunten van partijen en het advies van de Raad wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van de verzoeken, hierna ingegaan.

3.De nadere beoordeling

3.1
Namens en door de vrouw is bij de mondelinge behandeling aangevoerd dat de man naar aanleiding van de beschikking van het gerechtshof haar de toegang tot de woning in [woonplaats2] heeft ontzegd en dat hiermee de birdnesting-regeling ten einde is gekomen. De vrouw kon en wenste de door de man voor haar geregelde huurwoning in [X] niet te accepteren; zij had zelf ook geen andere woning beschikbaar in [woonplaats2] en omgeving. Zij kon niet anders dan volledig haar intrek nemen in de woning in [woonplaats1] , ook omdat zij werk heeft in [woonplaats1] . Sindsdien verblijven de minderjarigen doordeweeks bij de man en (minimaal) een weekend in de veertien dagen bij de vrouw in [woonplaats1] vanaf vrijdagnamiddag uit school tot zondagavond. In het andere weekend bezoekt de vrouw de minderjarigen op zondagmiddag bij de man in [woonplaats2] . De vakanties en feestdagen worden tussen partijen in onderling overleg verdeeld. De vrouw stelt vast dat de man de zorg voor de minderjarigen gedurende de week niet zelf kan uitvoeren. Hij is zelfstandig ondernemer en stuurt meerdere ondernemingen aan als directeur/eigenaar. De man heeft in het verleden ene [naam] ingezet voor de dagelijkse zorg van de minderjarigen. Op enig moment is zij vertrokken en is de dagelijkse zorg overgenomen door de toenmalige partner van de man, [partner man] . Deze relatie is inmiddels geëindigd en de man heeft opnieuw [naam] ingezet voor de zorg van de minderjarigen. Daarnaast is er een rol voor de moeder van de man die hem ondersteunt bij de dagelijkse zorg en opvang van de minderjarigen. In de praktijk komt het ook met grote regelmaat voor dat de man de minderjarigen meeneemt naar de zaak in [XX] , als er geen opvang voor hen beschikbaar is. Daarnaast heeft de vrouw, onder andere, zorgen over de sterke slaapmiddelen die de man gebruikt, dat de man de minderjarigen betrekt bij de communicatie tussen partijen en de persoonlijke hygiëne van de minderjarigen. Verder bestaat bij de vrouw de indruk dat de man alles op alles zet om ervoor te zorgen dat de vrouw weer terugkeert naar [woonplaats2] en omgeving om zo de vrouw weer voor zich terug te winnen. De vrouw is uitermate ongelukkig met de huidige situatie en zorgregeling. Zij is van mening dat het meest in het belang van de minderjarigen is dat zij het hoofdverblijf bij de vrouw hebben en dat vanuit die situatie een goede zorg- en contactregeling tussen de man en de minderjarigen wordt vastgesteld. De minderjarigen zijn goed bekend in [woonplaats1] . De twee oudste minderjarigen hebben daar zes jaar geleden gedurende enige tijd gewoond en de familie van de vrouw woont bij haar in de buurt. Mocht de rechtbank niet overgaan tot het bepalen van het hoofdverblijf van de minderjarigen bij haar, dan verzoekt de vrouw om de Raad opdracht te geven een onderzoek in te stellen naar welk hoofdverblijf het meest in het belang van de minderjarigen is. Meer subsidiair verzoekt de vrouw om een contactregeling tussen haar en de minderjarigen vast te stellen waarbij zij ieder weekend contact heeft vanaf vrijdag 15:00 uur tot zondag 17:00 uur. Nog meer subsidiair verzoekt de vrouw om een contactregeling vast te stellen waarbij zij een weekend in de veertien dagen contact heeft vanaf vrijdag 15:00 uur tot zondag 17:00 uur en in het andere weekend gedurende een dagdeel op zaterdag of zondag. De vrouw gaat ervan uit dat het partijen zal lukken om de vakantie en feestdagen in onderling overleg te verdelen. In ieder geval kunnen de minderjarigen met Vaderdag bij de vader en op Moederdag bij de moeder zijn.
3.2
Namens en door de man is aangevoerd dat de vrouw kort na de beschikking van het gerechtshof de woning in [woonplaats2] op eigen initiatief definitief heeft verlaten. Voor de man en de minderjarigen kwam de beslissing van de vrouw om naar [woonplaats1] te verhuizen als een verrassing, nu de vrouw steeds te kennen had gegeven dat zij in de omgeving van [woonplaats2] zou blijven wonen als zij geen toestemming zou krijgen om met de minderjarigen naar [woonplaats1] te verhuizen. De minderjarigen verblijven thans een weekend per twee weken bij de vrouw. In het weekend dat de minderjarigen bij de man in [woonplaats2] verblijven, bezoekt de vrouw hen enkele uren/een dagdeel in [woonplaats2] . Daarnaast hebben zij vrijwel dagelijks contact met elkaar via FaceTime. De communicatie tussen partijen verloopt met momenten moeizaam, mede door de gerechtelijke procedures. Het lukt partijen echter wel om op een redelijk niveau te communiceren en om gezamenlijk met de minderjarigen activiteiten te ondernemen. Gelet op de huidige situatie heeft de man geen belang meer bij zijn oorspronkelijke verzoeken en worden die ingetrokken. De birdnesting-regeling is reeds geëindigd en de afstand tussen [woonplaats2] en [woonplaats1] ( [provincie] ) maakt dat een co-ouderschapsregeling niet meer aan de orde kan zijn. De man is van mening dat het hoofdverblijf van de minderjarigen niet bij de vrouw moet worden bepaald. De voorzieningenrechter, de rechtbank en het gerechtshof hebben zich al uitgelaten over het verzoek van de vrouw om haar vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarigen naar [woonplaats1] te verhuizen. De zorgen die de vrouw over de situatie bij de man heeft geuit, zijn in deze procedures al aan bod gekomen. Desalniettemin is door deze drie rechterlijke instanties aan de vrouw geen vervangende toestemming verleend. Het kan niet zo zijn dat de vrouw door het bepalen van het hoofdverblijf van de minderjarigen bij haar alsnog toestemming krijgt om de minderjarigen naar [woonplaats1] mee te nemen. Overigens worden de door de vrouw gestelde zorgen door de man betwist. De tandarts, orthodontist en school hebben geen zorgen geuit over de hygiëne van de minderjarigen. De man gebruikt ook al jarenlang geen slaapmiddelen meer. Weliswaar heeft de man vanwege zijn werk ondersteuning nodig bij de opvoeding en verzorging van de minderjarigen, maar dit zal ook voor de vrouw gelden die eveneens een baan heeft. Nu de minderjarigen het overgrote deel bij de man verblijven, verzoekt de man om het hoofdverblijf van hen bij hem te bepalen. De man heeft in de afgelopen periode laten zien dat hij in staat is om (ook doordeweeks) voor de minderjarigen te zorgen. Het gaat goed met hen, ook op school. De man benadrukt wel dat een co-ouderschapsregeling wat hem betreft nog steeds bespreekbaar is als de vrouw alsnog in [woonplaats2] en omgeving ( [XXX] ) gaat wonen. Indien de vrouw besluit om in [woonplaats1] te blijven wonen, dan verzoekt de man om een contactregeling vast te leggen waarbij de vrouw een weekend in de veertien dagen in [woonplaats1] contact heeft met de minderjarigen. In de afgelopen periode haalde de vrouw de minderjarigen op vrijdag om 17:00 uur bij de man op en werden zij op zondag om 17:00 uur weer bij de man afgezet. De man heeft er geen problemen mee indien de vrouw de minderjarigen op vrijdag om 15:00 uur al ophaalt. Hij kan niet instemmen met een contactregeling van elk weekend. Hij vindt het belangrijk dat de minderjarigen ook het weekend in [woonplaats2] kunnen doorbrengen met familie, vriendjes en vriendinnetjes en sporten. In het weekend waarin de minderjarigen in [woonplaats2] verblijven, staat het de vrouw vrij om een dagdeel bij hen langs te komen, zoals ook nu het geval is. De man zou graag zien dat hierover vaste afspraken worden gemaakt. De vrouw zou [roepnaam minderjarige3] totdat hij naar school gaat eventueel wat vaker kunnen zien. Hierbij dient wel rekening te worden gehouden met de omstandigheid dat hij iedere dinsdag en vrijdag naar de opvang gaat. Ook de man gaat ervan uit dat het partijen zal lukken om de vakantie- en feestdagen in onderling overleg te verdelen. De man verzoekt de rechtbank om een eindbeslissing te nemen. De minderjarigen hebben behoefte aan duidelijkheid. De man kan daarom niet instemmen met een onderzoek door de Raad, omdat dit weer vele maanden in beslag zal nemen.
3.3
Namens de Raad is tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat hij de gang van zaken ernstig betreurt. Na de uitspraak van het gerechtshof heeft de vrouw [woonplaats2] verlaten en is in [woonplaats1] gaan wonen. Zij heeft de minderjarigen bij de man achtergelaten, die hierdoor de gehele zorg voor hen op zich heeft moeten nemen. Partijen lijken zich niet gelukkig te voelen onder de huidige situatie, laat staan de minderjarigen. De minderjarigen zullen moeten wennen aan de nieuwe situatie, waarin de man de gehele zorg voor hen heeft en zij de vrouw moeten missen. Wellicht voelen zij zich ook in de steek gelaten door de vrouw. Dit vraagt veel van de minderjarigen. Zij hebben de hulp van hun ouders hard nodig om dit alles een plekje te kunnen geven. Ook hebben zij behoefte aan rust en duidelijkheid. De Raad had gehoopt dat de beschikking van het gerechtshof deze rust en duidelijkheid zou hebben gegeven. Helaas is dit niet het geval.
De Raad adviseert om het hoofdverblijf van de minderjarigen bij de man te bepalen, aldus wordt de feitelijke situatie in overeenstemming gebracht met de juridische situatie. Zij verblijven momenteel de meeste tijd bij de man. De Raad had overigens liever tot een co-ouderschapsregeling willen adviseren. De vrouw zou in dat geval wel moeten terug verhuizen naar [woonplaats2] en omgeving. Mocht zij dit overwegen, dan zou een beslissing over het hoofdverblijf voor korte tijd kunnen worden aangehouden. Mocht de vrouw dit niet overwegen, dan adviseert de Raad om een contactregeling vast te stellen tussen de vrouw en de minderjarigen van een weekend in de veertien dagen en in het andere weekend een dagdeel. Eventueel kan gedacht worden aan extra weekenden, studiedagen en een uitgebreidere regeling voor [roepnaam minderjarige3] totdat hij naar school gaat. Een contactregeling van elk weekend acht de Raad niet gewenst, omdat de minderjarigen in het weekend ook vrije tijd in hun woonomgeving moeten kunnen doorbrengen. De vakanties en feestdagen kunnen bij helften tussen de ouders worden verdeeld. De Raad acht een eigen nader onderzoek naar het hoofdverblijf en een contactregeling niet aangewezen. Niet alleen zal dit veel tijd in beslag nemen, ook zal dit niet leiden tot een ander advies. De Raad wenst verder nog op te merken dat de ouders zich volledig moeten inspannen om de contacten tussen de minderjarigen en beide ouders goed te houden. Dit geldt zeker voor de vrouw, nu zij heeft besloten om te verhuizen. Doen zij dit niet, dan kan dit negatieve gevolgen hebben voor de hechting en het zelfvertrouwen van de minderjarigen. Ook acht de Raad het van belang dat de ouders het verdriet over de verbreking van de relatie gaan verwerken. Dan zal het hen beter lukken om een goede ouder voor de minderjarigen te zijn.
3.4
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 1:253a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt alsdan een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Ingevolge het tweede lid van dit artikel kan de rechtbank eveneens op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan, onder andere, omvatten:
een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 1:377a, derde lid, BW een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben;
de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft.
Ingevolge het vierde lid van dit artikel zijn de artikelen 1:377e BW en 1:377g BW zijn van overeenkomstige toepassing. Daar waar in deze bepalingen gesproken wordt over omgang of een omgangsregeling wordt in plaats daarvan gelezen: een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.
Ingevolge artikel 1:377e BW kan de rechtbank op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de omgang alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
3.5
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de standpunten van partijen uiteenlopen. Tot een vergelijk, zoals bedoeld in artikel 1:253a, vijfde lid, BW, tussen de ouders over het hoofdverblijf en de contactregeling met de andere ouder kon niet worden gekomen. De rechtbank zal derhalve een beslissing nemen die haar in het belang van de minderjarigen wenselijk voorkomt.
Hoofdverblijf
3.6
De rechtbank stelt op basis van de stukken en de mondelinge behandeling vast dat
partijen vanaf het uit elkaar gaan tot augustus 2021 een co-ouderschapsregeling hebben nageleefd, waarbij met een birdnesting-regeling de vrouw in de ene week en de man in de andere week met de minderjarigen in de woning van de man in [woonplaats2] verbleven. De vrouw heeft in meerdere procedures verzocht om aan haar vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarigen naar [woonplaats1] te verhuizen. Deze procedures hebben niet geleid tot die toestemming. De vrouw heeft kort na de beschikking van het gerechtshof [woonplaats2] verlaten en is volledig in [woonplaats1] gaan wonen. Hierbij heeft zij de minderjarigen bij de man achtergelaten, die vanaf dat moment geheel de zorg voor de minderjarigen op zich heeft moeten nemen. Sindsdien heeft de vrouw een weekend in de veertien dagen in [woonplaats1] contact met de minderjarigen van vrijdagmiddag uit school tot zondagavond. In het andere weekend komt de vrouw hen een dagdeel in [woonplaats2] bezoeken.
De rechtbank stelt vast dat de zorgen die de vrouw stelt te hebben over de situatie bij de man, haar niet hebben doen besluiten om in [woonplaats2] te blijven wonen of in de woning in [XXXX] die de man speciaal voor haar en de minderjarigen had gehuurd. Ook hebben deze zorgen haar niet doen besluiten om op zoek te gaan naar een andere woning in [woonplaats2] en omgeving. In dit verband is niet relevant op grond waarvan de vrouw de door haar in [woonplaats2] bewoonde woning heeft verlaten. De door haar genoemde zorgen zijn overigens door haar al in de voornoemde procedures ingebracht en hebben de rechterlijke instanties niet bewogen om tot een andere beslissing te komen.
Indien de rechtbank nu zou bepalen dat de minderjarigen het hoofdverblijf bij de vrouw hebben, dan zou de rechtbank aan haar als het ware alsnog in materiele zin vervangende toestemming verlenen om met de minderjarigen in [woonplaats1] te gaan verblijven. Gelet op voormelde rechterlijke beslissingen ziet de rechtbank hiervoor geen ruimte, zeker niet nu evenmin is gebleken dat bij het nemen van die beslissingen van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan of dat nadien de omstandigheden zodanig zijn gewijzigd dat nu tot een andere beslissing moet worden gekomen. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om de Raad te verzoeken een nader onderzoek te doen naar welk hoofdverblijf het meest in het belang van de minderjarigen is.
De rechtbank is met de Raad van oordeel dat de feitelijke situatie in overeenstemming moet worden gebracht met juridische situatie. Zij zal daarom bepalen dat de minderjarigen het hoofdverblijf bij de man hebben en het verzoek van de vrouw om het hoofdverblijf bij haar te bepalen afwijzen. Deze beslissingen komt de rechtbank in het belang van de minderjarigen wenselijk voor.
Contactregeling
3.7
Daarnaast zal de rechtbank bepalen dat de vrouw in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd is tot contact met de minderjarigen gedurende een weekend in de veertien dagen van vrijdagmiddag 15:00 uur tot zondagmiddag 17:00 uur, waarbij de vrouw de minderjarigen op vrijdagmiddag bij de man ophaalt en weer bij de man op zondagmiddag terugbrengt en in het andere weekend een dag(deel) bij de man thuis, nader in onderling overleg door partijen te regelen. Met de Raad acht de rechtbank een contactregeling van elk weekend niet gewenst, omdat de minderjarigen in het weekend ook vrije tijd in hun woonomgeving moeten kunnen doorbrengen in het kader van hun sociale activiteiten. [roepnaam minderjarige3] mag tot aan zijn schoolgang eventueel langer bij de vrouw kunnen doorbrengen, waarbij wel rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat hij op dinsdag en vrijdag naar de opvang in [woonplaats2] gaat. De rechtbank zal het aan partijen overlaten om hierover in onderling overleg afspraken te maken.
Ten aanzien van de vakanties en de feestdagen zal de rechtbank bepalen dat partijen in onderling overleg daaraan invulling zullen geven. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen al aangegeven dat de minderjarigen op Moederdag bij de vrouw kunnen verblijven en op Vaderdag bij de man; dit zal de rechtbank daarom alvast vastleggen. Het verzoek van de vrouw ten aanzien van de contactregeling zal voor het overige worden afgewezen. Ook deze beslissingen komt de rechtbank in het belang van de minderjarigen wenselijk voor.
Co-ouderschapsregeling en birdnesting
3.8
Tot slot zal de rechtbank de oorspronkelijke verzoeken van de man ten aanzien van de co-ouderschapsregeling en birdnesting afwijzen, nu de man deze verzoeken heeft ingetrokken.
3.9
De rechtbank spreekt de hoop uit dat deze beslissing wel zal zorgen voor rust, structuur en duidelijkheid in het leven van vooral de minderjarigen. Zij hebben dit hard nodig. Zoals de Raad tijdens de mondelinge behandeling al heeft gegeven, dienen de ouders zich daarbij volledig in te spannen om de contacten tussen de minderjarigen en beide ouders goed te houden. Dit is nodig om ervoor te zorgen dat de minderjarigen zich veilig aan beide ouders kunnen hechten en hun zelfvertrouwen groeit. Het belang van de minderjarigen dient bij elke beslissing die de ouders over hen nemen voorop te staan.
3.1
Nu partijen een affectieve relatie met elkaar hebben gehad en het geschil betrekking heeft op hun beider kinderen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

4.De beslissing

De rechtbank:
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de minderjarigen:
- [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum] 2011;
- [minderjarige2] , geboren te [geboorteplaats2 2] op [geboortedatum2 2] 2014;
- [minderjarige3] , geboren te [geboorteplaats3 2] op [geboortedatum3 2] 2018,
hun hoofdverblijf hebben bij de man;
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de vrouw en genoemde minderjarigen in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar:
  • gedurende een weekend in de veertien dagen van vrijdagmiddag 15:00 uur tot zondagmiddag 17:00 uur, waarbij de vrouw de minderjarigen op vrijdag bij de man ophaalt en weer bij de man op zondag terugbrengt en in het andere weekend gedurende een dag(deel) bij de man thuis, nader in onderling overleg door partijen te regelen; partijen kunnen ten aanzien van [roepnaam minderjarige3] tot zijn schoolgang met elkaar in nader overleg een andere invulling geven aan de zorgregeling;
  • gedurende de vakanties en feestdagen, in onderling overleg door partijen te regelen en waarbij de minderjarigen in ieder geval op Moederdag bij de vrouw verblijven en op Vaderdag bij de man,
een en ander onder de condities als beschreven in rechtsoverweging 3.7;
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Toekoen, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 4 januari 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.
WV
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.