ECLI:NL:RBZWB:2022:1384

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 maart 2022
Publicatiedatum
18 maart 2022
Zaaknummer
BRE-21_2383
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing inspecteur van de Belastingdienst inzake ambtshalve vermindering belastingaanslagen

Op 18 maart 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij belanghebbende in beroep ging tegen de beslissing van de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft een verzoek om ambtshalve vermindering van belastingaanslagen voor de tijdvakken van het eerste kwartaal van 2016 tot en met het tweede kwartaal van 2019. De inspecteur had op 26 april 2021 het bezwaar van belanghebbende tegen de beslissingen op de verzoeken om ambtshalve vermindering kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Belanghebbende had op 4 juni 2021 beroep ingesteld tegen deze beslissing.

Tijdens de zitting op 18 februari 2022 in Breda was belanghebbende niet aanwezig, terwijl de inspecteur vertegenwoordigd was door twee inspecteurs. Belanghebbende had op de dag van de zitting verzocht om uitstel vanwege de storm Eunice, maar dit verzoek werd afgewezen omdat het niet tijdig was ingediend. De rechtbank oordeelde dat het verzoek om uitstel niet zo spoedig mogelijk was gedaan, aangezien de storm al voor de zitting bekend was.

De rechtbank heeft de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van 26 april 2021 ongegrond verklaard en zich onbevoegd verklaard voor zover het beroep zich richtte tegen de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering. De rechtbank concludeerde dat de inspecteur terecht had beslist dat de bezwaren niet-ontvankelijk waren, omdat de beslissing op een verzoek om ambtshalve vermindering niet vatbaar is voor bezwaar en beroep. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 21/2383 tot en met 21/2396
uitspraak van 18 maart 2022
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gedingen tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De beslissing van de inspecteur van 26 april 2021 op het bezwaar van belanghebbende tegen de beslissingen op de verzoeken om ambtshalve vermindering alsmede de gelijktijdig genomen afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering.
van de beschikkingen die horen bij de volgende aanslagnummers:
Aanslagnummer
Tijdvak
Dagtekening
[aanslagnummer]F01.6210
1e kwartaal 2016
28-5-2016
[aanslagnummer]F01.6241
2e kwartaal 2016
26-11-2016
[aanslagnummer]F01.6270
3e kwartaal 2016
26-11-2016
[aanslagnummer]F01.6300
4e kwartaal 2016
25-2-2017
[aanslagnummer]F01.7210
1e kwartaal 2017
29-5-2017
[aanslagnummer]F01.7240
2e kwartaal 2017
26-8-2017
[aanslagnummer]F01.7270
3e kwartaal 2017
25-11-2017
[aanslagnummer]F01.7300
4e kwartaal 2017
24-2-2018
[aanslagnummer]F01.8210
1e kwartaal 2018
29-5-2018
[aanslagnummer]F01.8240
2e kwartaal 2018
28-8-2018
[aanslagnummer]F01.8270
3e kwartaal 2018
27-11-2018
[aanslagnummer]F01.8300
4e kwartaal 2018
26-2-2019
[aanslagnummer]F01.9210
1e kwartaal 2019
25-5-2019
[aanslagnummer]F01.9240
2e kwartaal 2019
29-8-2019
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 februari 2022 te Breda.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2]. Namens belanghebbende is niemand verschenen.
De gemachtigde van belanghebbende heeft op de dag van de zitting om 12.17 uur via Veilig Mailen verzocht om verdaging van de zitting die gepland stond om 13.00 uur. Dit in verband met de storm Eunice en de mededeling van de NS dat er geen treinen zouden rijden in de middag/avond. Dit mailbericht heeft het zittingskoppel via tussenkomst van de griffie om 12.40 uur bereikt. De rechtbank heeft daarop voor de zitting telefonisch contact gezocht met de gemachtigde en – omdat niet werd opgenomen – zijn voicemail ingesproken met het verzoek om contact op te nemen met de griffier. Tevens is de gemachtigde per email op de hoogte gesteld dat zijn verzoek is afgewezen en dat hij de zitting telefonisch dan wel via skype verbinding ‘online’ kan bijwonen.
Een verzoek om uitstel van de behandeling van de zitting dient zo spoedig mogelijk na ontvangst van de uitnodiging ingediend te worden of zo spoedig mogelijk nadat van de tot uitstel vragende omstandigheden is gebleken. De rechtbank is van oordeel dat het verzoek niet zo spoedig als mogelijk is gedaan. Dat er een storm zou komen alsmede dat dit gevolgen zou hebben voor de dienstregeling van het openbaar vervoer was al bekend voor de dag van de zitting. Om die reden is het verzoek niet ingewilligd.

1.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen tegen de uitspraken op bezwaar van 26 april 2021 ongegrond;
- verklaart zich onbevoegd voor zover het beroep zich richt tegen de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering van 26 april 2021.

2.Gronden

2.1.
Belanghebbende heeft naar aanleiding van opgelegde aanslagen een (pro forma) verzoek (dagtekening 15 mei 2020) gedaan tot ambtshalve vermindering betreffende de aanslagen omzetbelasting (hierna: OB) voor de tijdvakken 1e kwartaal 2016 tot en met 2e kwartaal 2019 alsmede de over die tijdvakken opgelegde boeten en beschikkingen belastingrente.
2.2.
Vervolgens vindt diverse correspondentie plaats tussen de inspecteur en belanghebbende met betrekking tot de benodigde gegevens ter beoordeling van het verzoek om ambtshalve vermindering.
2.3.
Met dagtekening 1 februari 2021 heeft de inspecteur zijn voornemen tot afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering toegestuurd. Tevens is (nogmaals) verzocht om informatie.
2.4.
Met dagtekening 24 februari 2021 heeft de inspecteur de beslissing op de ambtshalve verzoeken aan belanghebbende gezonden, waarbij het verzoek voor het eerste en het tweede kwartaal van 2016 (gedeeltelijk) is afgewezen en voor de overige tijdvakken (gedeeltelijk) is toegewezen.
2.5.
Met dagtekening 26 april 2021 heeft de inspecteur het bezwaar tegen de beslissing op de verzoeken om ambtshalve vermindering kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen bezwaar mogelijk is tegen die beslissing van 24 februari 2021. Tevens heeft de inspecteur het bezwaar nogmaals als verzoek om ambtshalve vermindering behandeld. Dit verzoek is afgewezen (de tweede afwijzing).
2.6.
Belanghebbende heeft op 4 juni 2021 beroep ingesteld tegen de beslissing van de inspecteur van 26 april 2021.
De ambtshalve beslissingen
2.7.
Belanghebbende heeft weliswaar bezwaar gemaakt tegen een ingevolge van een belastingwet genomen beslissing, maar niet tegen een voor bezwaar en beroep vatbare beslissing. De beslissing op een verzoek om ambtshalve vermindering is een beslissing die is genomen op grond van artikel 65 AWR. Artikel 65 van de AWR bepaalt dat een onjuiste belastingaanslag door de inspecteur ambtshalve kan worden verminderd. Een beslissing op een verzoek om ambtshalve teruggaaf is niet aangemerkt als een voor bezwaar vatbare beschikking. Gelet op het gesloten stelsel van rechtsmiddelen staat daar dan geen bezwaar en geen beroep tegen open. [1] Dit betekent dat de inspecteur terecht heeft beslist dat de bezwaren tegen de beslissingen op de verzoeken om ambtshalve vermindering niet-ontvankelijk zijn. Voor zover belanghebbende rechtstreeks heeft willen opkomen tegen de tweede afwijzing, is de rechtbank niet bevoegd een oordeel te geven over de ambtshalve beslissing op grond van artikel 65 van de AWR, aangezien daar geen beroep bij de bestuursrechter tegen open staat. De burgerlijke rechter is als restrechter bevoegd.
2.8.
De inspecteur heeft het bezwaar daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. De beroepen van belanghebbende zijn dus in zoverre ongegrond verklaard. Voor zover de beroepen zijn gericht tegen de tweede afwijzing, is de rechtbank onbevoegd.
2.9.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank ook niet toekomt aan de overige klachten van belanghebbende ten aanzien van de inhoud.
2.10.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 18 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.

Voetnoten

1.Artikel 26 van de AWR.