Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 18 maart 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij belanghebbende in beroep ging tegen de beslissing van de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft een verzoek om ambtshalve vermindering van belastingaanslagen voor de tijdvakken van het eerste kwartaal van 2016 tot en met het tweede kwartaal van 2019. De inspecteur had op 26 april 2021 het bezwaar van belanghebbende tegen de beslissingen op de verzoeken om ambtshalve vermindering kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Belanghebbende had op 4 juni 2021 beroep ingesteld tegen deze beslissing.
Tijdens de zitting op 18 februari 2022 in Breda was belanghebbende niet aanwezig, terwijl de inspecteur vertegenwoordigd was door twee inspecteurs. Belanghebbende had op de dag van de zitting verzocht om uitstel vanwege de storm Eunice, maar dit verzoek werd afgewezen omdat het niet tijdig was ingediend. De rechtbank oordeelde dat het verzoek om uitstel niet zo spoedig mogelijk was gedaan, aangezien de storm al voor de zitting bekend was.
De rechtbank heeft de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van 26 april 2021 ongegrond verklaard en zich onbevoegd verklaard voor zover het beroep zich richtte tegen de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering. De rechtbank concludeerde dat de inspecteur terecht had beslist dat de bezwaren niet-ontvankelijk waren, omdat de beslissing op een verzoek om ambtshalve vermindering niet vatbaar is voor bezwaar en beroep. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.