ECLI:NL:RBZWB:2022:139

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 januari 2022
Publicatiedatum
14 januari 2022
Zaaknummer
AWB- 21_1300
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering Tozo-uitkering en niet-ontvankelijkheid bezwaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. De eiser, eigenaar van twee horecazaken in Amsterdam, ontving een Tozo-uitkering over de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 mei 2020. Echter, op 17 september 2020 besloot de verweerder om deze uitkering te herzien en een bedrag van € 4.008,83 terug te vorderen. Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het bezwaar werd op 11 februari 2021 door verweerder niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend.

De rechtbank heeft op 23 december 2021 de zaak behandeld, waarbij eiser en een vertegenwoordiger van verweerder aanwezig waren. Eiser voerde aan dat de termijnoverschrijding te maken had met de stress en zorgen als gevolg van de coronamaatregelen, die hem belemmerden om tijdig te reageren. De rechtbank oordeelde echter dat de omstandigheden van eiser niet voldoende waren om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen. De rechtbank benadrukte dat de termijnen voor bezwaar en beroep van openbare orde zijn en dat er geen reden was om af te wijken van de wettelijke termijnen.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de beslissing van verweerder om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak werd gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, in aanwezigheid van griffier D. Alblas, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/1300 TOZO

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 januari 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 17 september 2020 (primaire besluit) heeft verweerder besloten dat eiser zijn uitkering op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) over de periode 1 maart 2020 tot en met 31 mei 2020 moet terugbetalen.
In het besluit van 11 februari 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld op de zitting van de rechtbank op 23 december 2021.
Hierbij waren aanwezig eiser en namens verweerder [naam vertegenwoordiger verweerder] .

Overwegingen

Feiten:
1. Eiser ontving over de periode 1 maart 2020 tot en met 31 mei 2020 een Tozo-uitkering. Na onderzoek heeft verweerder bij besluit van 17 september 2020 besloten om de Tozo-uitkering over deze periode te herzien en de ontvangen uitkering ter hoogte van € 4.008,83 van eiser terug te vorderen. Hiertegen heeft eiser op 7 december 2020 bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft eiser bij brief van 10 december 2020 bericht dat het bezwaarschrift buiten de bezwaartermijn is ontvangen. Verweerder heeft eiser hierbij in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken na verzending van deze brief aan te geven of er bijzondere omstandigheden waren waardoor het bezwaarschrift te laat is ingediend. Eiser heeft hierop niet gereageerd.
Verweerder heeft bij beslissing op bezwaar van 11 februari 2021 het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard omdat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden die de termijnoverschrijding rechtvaardigen.
Geschil:
2. Het gaat in deze procedure om de vraag of verweerder de bezwaren van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Standpunten partijen:
3. Eiser voert als reden voor de termijnoverschrijding aan dat zijn late reactie te maken heeft met de pandemie en de gevolgen daarvan. Eiser licht dit als volgt toe. Eiser is eigenaar van twee horecazaken in Amsterdam. Na de eerste lockdown leek het erop dat het effect beperkt zou blijven. Begin september werden de besmettingscijfers echter weer slechter en uiteindelijk moest eiser zijn horecazaken door de tweede lockdown weer sluiten op 15 oktober 2020. Dit gaf veel stress, slapeloze nachten en zorgen en hierdoor is eiser de brief ontschoten. Vanaf het moment van de aankondiging van de tweede lockdown is eiser druk bezig geweest om een plan te maken om de lockdown door te komen. Uiteindelijk heeft eiser met succes een nieuw concept geïntroduceerd. Vanaf 9 november 2020 heeft eiser van zijn lunchrestaurant een nieuw take away-concept gemaakt.
Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat het bezwaarschrift niet-ontvankelijk is, omdat eiser - na daarvoor in de gelegenheid te zijn gesteld - geen redenen heeft opgegeven die de overschrijding van de termijn kunnen rechtvaardigen.
Wettelijk kader:
4. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Beoordeling:
5. Niet in geschil is dat het primaire besluit is gedagtekend 17 september 2020. Eiser heeft niet betwist dat hij het besluit heeft ontvangen. Daarmee is gegeven dat de bezwaartermijn is aangevangen op 18 september 2020 en is geëindigd op 29 oktober 2020. Verder is tussen partijen niet in geschil dat het op 7 december 2020 door verweerder ontvangen bezwaarschrift niet tijdig is ingediend. Dat betekent dat de rechtbank enkel zal beoordelen of verweerder de termijnoverschrijding terecht niet verschoonbaar heeft geacht.
Termijnen van bezwaar en beroep zijn van openbare orde, dat wil zeggen dat het fatale termijnen zijn waarvan niet afgeweken kan worden, tenzij de termijnoverschrijding verschoonbaar is in verband met zeer bijzondere omstandigheden.
De rechtbank ziet in de door eiser eerst in beroep aangevoerde redenen geen aanleiding om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Hoewel te begrijpen is dat eiser een moeilijke periode heeft doorgemaakt en de situatie als gevolg van de corona-lockdown lastig voor hem was en zijn prioriteiten ergens anders lagen, ontslaan die omstandigheden hem niet van zijn verantwoordelijkheid om op tijd op het primaire besluit te reageren. Daarbij betrekt de rechtbank dat verweerder eiser in het primaire besluit heeft gewezen op de mogelijkheid om een bezwaarschrift in te dienen binnen zes weken na de datum van dat besluit. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij gedurende de gehele bezwaartermijn van zes weken niet in staat is geweest om een (eventueel voorlopig) bezwaarschrift in te dienen of door een ander te laten indienen. De rechtbank ziet daarom geen reden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
Conclusie:
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de bezwaren van eiser terecht nietontvankelijk heeft verklaard. Het beroep van eiser dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 17 januari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Wettelijk kader

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt deze termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft, ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift, niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.