ECLI:NL:RBZWB:2022:1400
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak betreffende WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 maart 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een verzoeker en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. R.F. Antes, had in eerste instantie geen WIA-uitkering toegekend gekregen per 25 januari 2021, zoals besloten in het primaire besluit van 18 december 2020. Na het indienen van bezwaar, werd dit bezwaar ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 13 augustus 2021. Echter, op 17 november 2021 heeft verweerder het bestreden besluit gewijzigd en alsnog een WIA-uitkering toegekend aan de verzoeker per 25 januari 2021. Hierop heeft de verzoeker zijn beroep ingetrokken, maar verzocht om een proceskostenveroordeling.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. Verweerder heeft aangegeven geen bezwaar te maken tegen deze veroordeling. De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker en heeft de proceskosten voor de beroepsfase beoordeeld. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 759,- voor de door een derde verleende rechtsbijstand en heeft verweerder veroordeeld tot betaling van dit bedrag. Daarnaast is verweerder verplicht om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 49,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.