ECLI:NL:RBZWB:2022:1401

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 maart 2022
Publicatiedatum
21 maart 2022
Zaaknummer
AWB- 21_4655
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake WIA-uitkering door te late indiening

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, die op 16 september 2021 een besluit heeft genomen over de toekenning van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 18 maart 2022 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van eiser kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard.

De rechtbank overweegt dat voor het indienen van een beroepschrift een termijn van zes weken geldt, die begint op de dag na de bekendmaking van het besluit. In dit geval is het besluit op 16 september 2021 bekendgemaakt, waardoor de termijn voor het indienen van het beroepschrift eindigde op 28 oktober 2021. Eiser heeft echter pas op 30 oktober 2021 digitaal beroep ingesteld, wat betekent dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.

Eiser heeft aangevoerd dat zijn gezondheidssituatie, waaronder slaapproblemen en diabetes type 1, hem heeft beperkt in het tijdig indienen van het beroepschrift. De rechtbank oordeelt echter dat deze omstandigheden niet voldoende zijn om de te late indiening te verontschuldigen. Eiser had op enig moment binnen de beroepstermijn beroep kunnen instellen, of hulp kunnen vragen bij het indienen van het beroepschrift.

Daarom verklaart de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/4655

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 maart 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 16 september 2021 (het bestreden besluit) inzake de toekenning van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).

Overwegingen

Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
Vast staat dat verweerder het bestreden besluit bekend heeft gemaakt op 16 september 2021 door verzending per post, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 28 oktober 2021.
Eiser heeft op 30 oktober 2021 digitaal beroep ingesteld. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.
Eiser heeft hiervoor de volgende reden gegeven. Hij slaapt erg slecht en kort. Verder heeft eiser last van een erg schommelende bloedsuikerspiegel (diabetes type 1), ontstekingen en andere chronische klachten waardoor zijn leven momenteel erg vermoeiend is. Eiser is erg moe en het kost hem momenteel veel moeite om alles op papier te zetten. Hij zag pas 29 oktober 2021 in de avond dat hij ook online een beroepschrift in kon dienen. Dat is geen verontschuldiging voor dit verzuim. De rechtbank begrijpt uit hetgeen eiser stelt dat zijn gezondheidssituatie hem beperkt. Niet gebleken is echter dat dit eraan in de weg stond om beroep in te stellen, zodat eiser dit ook tijdig, op enig moment gedurende de beroepstermijn van zes weken, had kunnen doen, zo nodig op nader aan te voeren gronden. Tevens had eiser iemand kunnen vragen dit voor hem te doen of zo nodig rechtskundige bijstand kunnen zoeken.
Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, op 18 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.