ECLI:NL:RBZWB:2022:1408
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar inzake maatwerkvoorziening Hulp aan Huis
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 18 maart 2022, wordt het beroep van eiseres behandeld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Eiseres heeft beroep ingesteld omdat verweerder volgens haar niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar van 21 juni 2021 tegen het besluit van 20 mei 2021, dat betrekking heeft op de toekenning van de maatwerkvoorziening Hulp aan Huis voor de periode van 19 juli 2021 tot en met 30 juni 2026, op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
De rechtbank heeft geoordeeld dat partijen niet uitgenodigd hoeven te worden voor een zitting, omdat dit op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet nodig is. Eiseres heeft verweerder op 25 september 2021 in gebreke gesteld, maar de rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de ingebrekestelling te vroeg is verzonden. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk kan beoordelen.
De rechtbank merkt op dat verweerder eiseres onjuist heeft geïnformeerd over de beslistermijn. De beslistermijn van twaalf weken gaat in vanaf het moment waarop de bezwaartermijn voorbij is. De rechtbank bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht moet vergoeden en dat eiseres recht heeft op een vergoeding voor de proceskosten, die door verweerder betaald moet worden. De hoogte van de vergoeding is vastgesteld op € 379,50. De rechtbank benadrukt dat de niet-ontvankelijkverklaring van het beroep niet wegneemt dat verweerder alsnog op het bezwaar moet beslissen.