ECLI:NL:RBZWB:2022:1423

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 maart 2022
Publicatiedatum
22 maart 2022
Zaaknummer
AWB- 21_793
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep inzake Ziektewet-uitkering

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoekster en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De verzoekster had een Ziektewet-uitkering die per 24 november 2020 was stopgezet, omdat verweerder meende dat zij hersteld was. Na een bezwaarprocedure, waarin het bezwaar niet-ontvankelijk werd verklaard, heeft verzoekster beroep ingesteld. In een later besluit op basis van een herzieningsverzoek werd vastgesteld dat de ZW-uitkering onterecht was beëindigd en deze werd hervat. Hierdoor trok verzoekster haar beroep in en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dit verzoek, maar verweerder gaf aan zich niet te kunnen vinden in de proceskostenvergoeding. De rechtbank oordeelde dat verzoekster geen belang meer had bij de beroepszaak, omdat de ZW-uitkering was hervat. De rechtbank deed uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een tegemoetkomen door verweerder in de zin van artikel 8:75a van de Awb, omdat de gronden van het beroep niet in relatie stonden tot de beslissing om de ZW-uitkering te hervatten. Het verzoek werd als kennelijk ongegrond afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/793

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 maart 2022 in de zaak tussen

[naam verzoekster] , uit [plaatsnaam] , verzoekster

(gemachtigde: mr. V.M.C. Verhaegen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 26 november 2020 (primair besluit) heeft verweerder de Ziektewet-uitkering (ZW-uitkering) van verzoekster stopgezet per 24 november 2020 omdat verzoekster hersteld was.
In het besluit van 4 januari 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster niet-ontvankelijk verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
In het besluit van 17 juni 2021 heeft verweerder op basis van een herzieningsverzoek van verzoekster besloten dat zij vanaf 24 november 2020 ongewijzigd ongeschikt is tot het verrichten van haar arbeid waardoor de ZW-uitkering onterecht beëindigd is en weer hervat wordt.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoekster het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft de rechtbank meegedeeld dat hij zich hier niet in kan vinden. In beroep loopt de kwestie over de ontvankelijkheid van het te laat ingediende bezwaar. Buiten de procedure om heeft verzoekster een herzieningsverzoek ingediend bij de afdeling Ziektewet. Hieruit volgt dat de ZW-uitkering is hervat. Hierdoor heeft verzoekster geen belang meer bij de lopende beroepszaak en daarom trekt zij deze zaak in. Dit maakt niet dat verzoekster in aanmerking komt voor een proceskostenvergoeding.

Overwegingen

De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
De rechtbank stelt vast dat het beroep zich richt tegen de beslissing op bezwaar inhoudende niet-ontvankelijkverklaring van de bezwaren van verzoekster tegen het primaire besluit van 26 november 2020 wegens het te laat indienen van dat bezwaar.
Naar het oordeel van de rechtbank staat voldoende vast dat de hervatting van de
ZW-uitkering door verweerder heeft plaatsgevonden naar aanleiding van een herzieningsverzoek van 22 februari 2021 waarbij een rapport van een arbeidsmedisch onderzoek in het kader van de Participatiewet van 15 februari 2021 is aangeleverd. Niet is gebleken, zulks is evenmin gesteld, dat er een relatie bestaat tussen de gronden van het beroep in de onderhavige zaak en het besluit waarmee verweerder alsnog komt tot een toekenning van een ZW-uitkering. Van een tegemoetkomen als bedoeld in artikel 8:75a, van de Awb, is dan ook geen sprake.
Het verzoek wordt als kennelijk ongegrond afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, op 22 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.