ECLI:NL:RBZWB:2022:1423
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep inzake Ziektewet-uitkering
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoekster en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De verzoekster had een Ziektewet-uitkering die per 24 november 2020 was stopgezet, omdat verweerder meende dat zij hersteld was. Na een bezwaarprocedure, waarin het bezwaar niet-ontvankelijk werd verklaard, heeft verzoekster beroep ingesteld. In een later besluit op basis van een herzieningsverzoek werd vastgesteld dat de ZW-uitkering onterecht was beëindigd en deze werd hervat. Hierdoor trok verzoekster haar beroep in en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dit verzoek, maar verweerder gaf aan zich niet te kunnen vinden in de proceskostenvergoeding. De rechtbank oordeelde dat verzoekster geen belang meer had bij de beroepszaak, omdat de ZW-uitkering was hervat. De rechtbank deed uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een tegemoetkomen door verweerder in de zin van artikel 8:75a van de Awb, omdat de gronden van het beroep niet in relatie stonden tot de beslissing om de ZW-uitkering te hervatten. Het verzoek werd als kennelijk ongegrond afgewezen.