ECLI:NL:RBZWB:2022:1427

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 maart 2022
Publicatiedatum
22 maart 2022
Zaaknummer
AWB- 21_4366
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure omtrent NOW-aanvraag

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 maart 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een verzoeker en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De verzoeker had een aanvraag ingediend voor de definitieve berekening van de tegemoetkoming in het kader van de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW). In het primaire besluit van 15 april 2021 werd de aanvraag afgewezen, waarna de verzoeker bezwaar maakte. Dit bezwaar werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 9 september 2021. Hierop heeft de verzoeker beroep ingesteld.

Echter, op 5 januari 2022 trok de minister het bestreden besluit in en besloot alsnog dat de verzoeker recht had op een tegemoetkoming, waardoor de terugvordering van het voorschot kwam te vervallen. De verzoeker trok zijn beroep in, maar verzocht de minister om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de minister in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren, waarop de minister instemde met de proceskostenveroordeling.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank oordeelde dat de minister tegemoet was gekomen aan het beroep van de verzoeker en dat de proceskosten voor de beroepsfase moesten worden vergoed. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 759,- voor de door een derde verleende rechtsbijstand en heeft de minister veroordeeld tot vergoeding van deze kosten. Daarnaast is de minister verplicht om het door de verzoeker betaalde griffierecht van € 360,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/4366

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 maart 2022 in de zaak tussen

[naam verzoeker] , uit [plaatsnaam] , verzoeker

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ),
en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 15 april 2021 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker voor de definitieve berekening van de tegemoetkoming tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) in de eerste aanvraagperiode afgewezen omdat verzoeker niet in aanmerking zou komen voor een tegemoetkoming en het voorschot dat reeds was uitbetaald teruggevorderd .
In het besluit van 9 september 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
In het besluit van 5 januari 2022 heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken en in plaats daarvan besloten dat verzoeker wel recht heeft op een tegemoetkoming in het kader van de NOW waarmee de terugvordering komt te vervallen en verzoeker recht heeft op een nabetaling.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft de rechtbank meegedeeld dat hij zich kan vinden in het verzoek om proceskostenveroordeling.

Overwegingen

De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder tegemoet gekomen aan het beroep van verzoeker.
Bij het nieuwe besluit heeft verweerder al een proceskostenveroordeling voor de bezwaarfase toegekend. De beoordeling hierna over de gevraagde proceskostenveroordeling beperkt zich daarom tot de beroepsfase.
Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- met een wegingsfactor 1).
De rechtbank wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 360,- te vergoeden. Verzoeker zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 759,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, op 22 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.