ECLI:NL:RBZWB:2022:1433

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 maart 2022
Publicatiedatum
22 maart 2022
Zaaknummer
C/02/335517 / FA RK 17-5051
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Hamburger
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vaststelling omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kind na meerdere kansen voor hulpverlening

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 maart 2022 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kind. De vader had gedurende een jarenlange procedure meerdere kansen gekregen om deel te nemen aan hulpverlening, welke als voorwaarde was gesteld voor het herstel van omgang met zijn kind. Ondanks deze kansen heeft de vader geen stappen ondernomen om de hulpverlening te starten, wat leidde tot de conclusie dat omgang met het kind in strijd zou zijn met de zwaarwegende belangen van het kind. De rechtbank heeft het verzoek van de vader om een omgangsregeling vast te stellen afgewezen, omdat hij niet had voldaan aan de voorwaarden die eerder waren gesteld. De rechtbank heeft overwogen dat de vader, ondanks de laatste kans die hem was geboden, geen hulpverlening is aangegaan. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de vader het recht op omgang te ontzeggen, maar de rechtbank heeft dit advies niet gevolgd, omdat er geen formeel verzoek tot ontzegging van het recht op omgang was ingediend. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht Breda
Zaaknummer C/02/335517 / FA RK 17-5051 Datum uitspraak: 1 maart 2022
nadere beschikking betreffende omgang
in de zaak van
[man], wonende te [X] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. R.G.J. van Kerkhof te Gilze, tijdens de mondelinge behandeling waargenomen door zijn kantoorgenoot mr. G. Demir,
tegen
[vrouw], wonende op een geheim adres, hierna te noemen: de vrouw
advocaat: mr. J.A.M. Schoenmakers te Breda,
betreffende [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2016.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen: de Raad.

1.Het verdere procesverloop

1.1
Dit blijkt uit de volgende stukken:
  • de in deze zaak gegeven beschikking van de rechtbank van 15 januari 2021 en alle daarin genoemde stukken;
  • het op 7 oktober 2021 ontvangen aanvullend rapport en advies van de Raad met bijlage;
  • het op 11 oktober 2021 ontvangen F9 formulier van mr. Kerkhof;
  • het op 18 oktober 2021 ontvangen F9 formulier van mr. Schoenmakers.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek is hervat op 14 februari 2022. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten. De medewerkster namens de Raad heeft in verband met de coronamaatregelen de mondelinge behandeling via een beeldschermverbinding bijgewoond.

2.De feiten

2.1
Ter beoordeling ligt voor het verzoek van de man om te bepalen dat hij en de
minderjarige [roepnaam mj] gerechtigd zijn tot omgang met elkaar:
Gedurende de eerste zes maanden:
  • wekelijks van zaterdag 09.00 uur tot 18.30 uur; Na zes maanden:
  • een weekend per 14 dagen van zaterdagochtend 09.00 uur tot zondagavond 19.30 uur;
  • wekelijks een contactmoment doordeweeks tussen nog nader te bepalen tijden;
  • gedurende de helft van de vakanties en feestdagen.
2.2
Bij beschikking van 13 augustus 2019 zijn partijen verwezen naar Sterk Huis voor een traject van Intensieve Omgangsbegeleiding. De rechtbank heeft op 20 december 2019 van Sterk Huis een definitief cliëntplan ontvangen.
2.3
Bij beschikking van 4 augustus 2020 is naar aanleiding van voornoemd cliëntrapport door de rechtbank geconstateerd dat het bij Sterk Huis ingezette hulpverleningstraject niet heeft geleid tot herstel van contact tussen de man en [roepnaam mj] . De rechtbank heeft de Raad vervolgens verzocht om een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de navolgende vragen:
  • Welke omgangsregeling tussen de man en [roepnaam mj] komt het meest tegemoet aan de belangen van de minderjarige?
  • Hoe dient de regeling qua aard, duur en frequentie vorm gegeven te worden?
  • Zijn er contra-indicaties voor omgang en zo ja, welke?
  • In hoeverre zijn deze contra-indicaties op te heffen; hoe, onder welke voorwaarden en op welke termijn?
In afwachting van het rapport van de Raad is de behandeling van het verzoek aangehouden.
2.4
Bij beschikking van 15 januari 2021 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoek van de man aangehouden, zulks in afwachting van het aanvullende rapport van de Raad in hoeverre er aan de voorwaarde voor het opstarten van een nieuw traject begeleide omgang is voldaan. In deze beschikking heeft de rechtbank overwogen dat zij op dat moment aanleiding zag om de man nog éénmaal in de gelegenheid te stellen om de hulpverlening aan te gaan en dat het in deze procedure zijn laatste kans is om stappen te zetten naar de mogelijkheid van omgang met [roepnaam mj] . Als hij deze mogelijkheid aan zich voorbij laat gaan, dan is de man daar zelf enkel en alleen verantwoordelijk voor en niemand anders.

3.De standpunten

3.1
De Raad heeft in voormeld aanvullend rapport aangevoerd dat de Raad van de man heeft vernomen dat hij geen stappen heeft gezet in het aanvragen en profiteren van persoonlijke hulpverlening. Gelet hierop kan de Raad niet anders dan de rechtbank het advies geven om de man het recht op omgang met [roepnaam mj] te ontzeggen. De man heeft ruimschoots de tijd gehad om de dringende adviezen van de Raad op te volgen. Hij heeft dit echter niet gedaan. Zoals beschreven in het rapport van 5 oktober 2020 ziet de Raad zonder dat de man geprofiteerd heeft van hulpverlening geen mogelijkheden om een toekomstbestendige omgang tussen de man en [roepnaam mj] tot stand te brengen. De Raad adviseert dan ook om de man het recht op omgang met [roepnaam mj] te ontzeggen, omdat omgang anderszins in strijd is met de zwaarwegende belangen van dit kind.
Tijdens de mondelinge behandeling is de Raad bij dit advies gebleven, ondanks dat de man tijdens de mondelinge behandeling heeft aangegeven dat hij eindelijk stappen richting een hulpverleningstraject heeft gezet. Het kan immers enige tijd duren voordat de man dit traject
succesvol heeft afgerond. Zodra dit het geval is, kan de man contact opnemen met de vrouw of opnieuw een verzoek doen bij de rechtbank om tot omgang met [roepnaam mj] te komen.
3.2
Door en namens de man is aangevoerd dat de man het advies van de Raad kan begrijpen, omdat hij in de afgelopen periode de door de rechtbank gegeven laatste kans om hulpverlening aan te gaan niet heeft gegrepen. Voor de man was de drempel hiervoor te hoog. Dit had te maken met trots, maar ook met het gegeven dat de man dacht dat hij geen hulpverlening nodig had. De man kijkt hier nu anders tegenaan. Hij is wat ouder geworden, heeft werk, eigen huisvesting en geen problemen meer met de vrouw. Bovendien wil hij nog steeds omgang met [roepnaam mj] . Reden waarom de man zich een maand geleden heeft gemeld bij de huisarts. De huisarts heeft gekeken welke hulpverlening passend is voor de man en hem hiervoor aangemeld. De man staat nu op een wachtlijst. Gelet hierop verzoekt de man om hem nog een laatste kans te geven om hulpverlening aan te gaan. Hij verzoekt om in afwachting hiervan zijn verzoek voor lange tijd aan te houden. Mocht blijken dat de man de hulpverlening wederom niet aangaat, dan kan de zaak eventueel schriftelijk worden afgedaan.
3.3
Door en namens de vrouw is aangevoerd dat deze procedure in 2017 door de man is gestart. Sindsdien heeft de man meerdere kansen gekregen, waaronder twee laatste kansen van de rechtbank, om hulpverlening aan te gaan. De man heeft deze kansen niet gegrepen. Voor de vrouw houdt het na bijna vijf jaar procederen op. Zij heeft er geen vertrouwen in dat de man nu wel zal meewerken aan hulpverlening. De man heeft zich enkel kort voor de mondelinge behandeling aangemeld bij zijn huisarts. Er is nog geen hulpverleningstraject gestart. De vrouw heeft overigens wel overal aan meegewerkt. Zij heeft meegewerkt aan hulpverlening vanuit Sterk Huis en traumaverwerking voor [roepnaam mj] . Daarnaast heeft zij statusvoorlichting aan [roepnaam mj] gegeven. De vrouw verzoekt dan ook om overeenkomstig het advies van de Raad de man het recht op omgang te ontzeggen omdat omgang anderszins in strijd is met de zwaarwegende belangen van [roepnaam mj] .

4.De nadere beoordeling

4.1
Ingevolge artikel 1:377a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) heeft de niet met het gezag belaste ouder het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind. Op grond van lid 2 van dat artikel stelt de rechter op verzoek van de ouders of van één van hen, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast dan wel ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang. De rechtbank ontzegt het recht op omgang ingevolge lid 3 van voornoemd artikel slechts indien omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, de ouder kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder heeft doen blijken of indien de omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
4.2
De rechtbank stelt op basis van de stukken en de mondelinge behandeling vast dat, ondanks de laatste kans die de rechtbank hem in haar beschikking van 15 januari 2021 heeft gegeven, de man nog altijd geen hulpverlening is aangegaan. Het aangaan van hulpverlening werd als voorwaarde gesteld om weer omgang met [roepnaam mj] te kunnen hebben. Gelet hierop en op de lange duur van de procedure en de vele pogingen die in deze procedure zijn ondernomen om tot omgang tussen de man en [roepnaam mj] te komen, is de rechtbank van oordeel dat de man geen nieuwe kans verdient om hulpverlening aan te gaan. De stelling van de man
dat hij via de huisarts is verwezen naar de hulpverlening maakt dit niet anders. Nog afgezien van het feit dat de man deze stelling niet met stukken heeft onderbouwd, kan het nog enige tijd duren voordat een hulpverleningstraject zal zijn afgerond. Van [roepnaam mj] en de vrouw kan niet worden verwacht dat zij nog langer wachten totdat, na afronding van dit traject, stappen kunnen worden gezet naar de mogelijkheden van omgang tussen de man en [roepnaam mj] . Dit geldt te meer nu de vrouw, anders dan de man, in de afgelopen jaren wel heeft meegewerkt aan de noodzakelijk geachte hulpverlening. Met de Raad is de rechtbank dan ook van oordeel dat op dit moment omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van [roepnaam mj] . De rechtbank zal daarom het verzoek van de man om een omgangsregeling tussen hem en [roepnaam mj] vast te stellen, afwijzen. De rechtbank zal de man het recht op omgang niet ontzeggen, zoals door de Raad is geadviseerd. Hieraan dient immers een verzoek van de ouders of één van hen ten grondslag te liggen. Dit verzoek is echter niet gedaan.
4.3
Nu partijen een affectieve relatie met elkaar hebben gehad en het geschil betrekking heeft op hun beider kind, zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De rechtbank
wijst het verzoek af;
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. Hamburger, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.
WV
Mededeling van de griffier:
Tegen deze beschikking kan voor zover het een eindbeschikking betreft hoger beroep worden ingesteld:
door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
verzonden op:
1
1. In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.