ECLI:NL:RBZWB:2022:1456

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 maart 2022
Publicatiedatum
23 maart 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 187
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging Ziektewet-uitkering na eerstejaars beoordeling en medische geschiktheid

Op 23 maart 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De eiseres had zich op 13 maart 2019 ziek gemeld vanwege epileptische klachten, nadat zij op 11 maart 2019 als magazijnmedewerkster was gaan werken. Het UWV kende haar een Ziektewet-uitkering toe, maar beëindigde deze per 12 april 2020 op basis van een eerstejaars Ziektewet-beoordeling. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde haar bezwaar gegrond en beëindigde de uitkering per 24 december 2020.

Eiseres ging in beroep tegen het bestreden besluit. Tijdens de zitting op 16 maart 2022 werd de zaak besproken, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het UWV. De rechtbank beoordeelde de medische gegevens en de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Deze arts had vastgesteld dat eiseres niet voldeed aan de criteria voor ‘geen benutbare mogelijkheden’ en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische beoordeling van het UWV.

De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiseres in staat was om werkzaamheden te verrichten in functies die meer dan 65% van haar maatmaninkomen opleverden. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/187 ZW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 maart 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres

gemachtigde: mr. J.L.A.M. van Os,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 5 maart 2020 (primair besluit) heeft het UWV in het kader van een eerstejaars Ziektewet-beoordeling (EZWb) bepaald dat eiseres vanaf 12 april 2020 geen recht meer heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
In het besluit van 16 december 2020 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit gegrond verklaard. Daarbij is meegedeeld dat eiseres vanaf 24 december 2020 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 16 maart 2022.
Hierbij waren aanwezig eiseres en haar gemachtigde en [naam vertegenwoordiger] namens het UWV.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres heeft zich met ingang van 13 maart 2019 als gevolg van epileptische klachten ziek gemeld, nadat zij op 11 maart 2019 als magazijnmedewerkster via [naam bedrijf] op uitzendbasis was gaan werken in Waalwijk. Het UWV heeft aan eiseres met ingang van 15 maart 2019 een ZW-uitkering toegekend.
Bij het primaire besluit heeft het UWV de ZW-uitkering beëindigd met ingang van 12 april 2020. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit heeft het UWV het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en de ZW-uitkering van eiseres per 24 december 2020 beëindigd.
2.
Beoordeling
Het bestreden besluit is gebaseerd op een rapportage van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV. Deze heeft de beschikbare medische gegevens bestudeerd en eiseres gezien op het spreekuur van 7 oktober 2020. De verzekeringsarts b&b gaat voor eiseres uit van epilepsie bij links temporaal, opthalmica aneurysma links frontobasaal, depressieve stoornis, overige angststoornis, hyperventilatie en hoogtevrees, naast vrees voor vliegen, donkerte en claustrofobie met ten slotte overige discopathiën. Verder heeft de verzekeringsarts b&b vastgesteld dat eiseres niet voldoet aan de criteria voor ‘geen benutbare mogelijkheden’, zodat zijn inziens terecht benutbare mogelijkheden voor eiseres zijn aangenomen.
Uit de bezwaren is de verzekeringsarts b&b gebleken dat er een medische basis is voor meer beperkingen in de FML dan de primaire arts heeft aangenomen. Hij heeft de gewijzigde beperkingen en de belastbaarheid van eiseres neergelegd in de FML van 28 oktober 2020
Eiseres heeft aangevoerd dat het UWV haar psychische en fysieke beperkingen heeft onderschat. Zij heeft meer beperkingen en is minder belastbaar dan het UWV heeft aangenomen. Zij persisteert in de stelling dat de aangevoerde medische gronden enkel kunnen leiden tot de conclusie dat zij volledig arbeidsongeschikt is, ook vanaf 24 december 2020. Zij heeft verzocht om een deskundige te benoemen.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Het UWV was op de hoogte van de door eiseres gestelde klachten, waaronder de psychische klachten. Er bestaat geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. Eiseres heeft geen medische gegevens overgelegd waaruit blijkt dat zij op de datum in geding meer beperkt was dan door het UWV is aangenomen. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in de FML van 28 oktober 2020. Voor het benoemen van een deskundige bestaat geen aanleiding.
Uitgaande van de juistheid van de FML van 28 oktober 2020 moet eiseres in staat worden geacht de werkzaamheden in de aan de eerstejaars ZW-beoordeling ten grondslag gelegde functies van stikster (Sbc-code 111160), productiemedewerker (Sbc-code 111180) en machinestikker (Sbc-code 272043) te verrichten. Omdat eiseres met die functies meer dan 65% van haar maatmaninkomen kan verdienen, heeft het UWV terecht de ZW-uitkering van haar beëindigd met ingang van 24 december 2020.
3.
Conclusie
Het beroep wordt ongegrond verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 23 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.