Op 23 maart 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De eiseres had zich op 13 maart 2019 ziek gemeld vanwege epileptische klachten, nadat zij op 11 maart 2019 als magazijnmedewerkster was gaan werken. Het UWV kende haar een Ziektewet-uitkering toe, maar beëindigde deze per 12 april 2020 op basis van een eerstejaars Ziektewet-beoordeling. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde haar bezwaar gegrond en beëindigde de uitkering per 24 december 2020.
Eiseres ging in beroep tegen het bestreden besluit. Tijdens de zitting op 16 maart 2022 werd de zaak besproken, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het UWV. De rechtbank beoordeelde de medische gegevens en de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Deze arts had vastgesteld dat eiseres niet voldeed aan de criteria voor ‘geen benutbare mogelijkheden’ en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische beoordeling van het UWV.
De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiseres in staat was om werkzaamheden te verrichten in functies die meer dan 65% van haar maatmaninkomen opleverden. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.