ECLI:NL:RBZWB:2022:1459

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 maart 2022
Publicatiedatum
23 maart 2022
Zaaknummer
C/02/337834 FARK 17-6246
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Hamburger
  • A. de Graaf
  • J. van Gessel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing en contactregeling minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vrouw en een man over de hoofdverblijfplaats en contactregeling van hun minderjarige kinderen. De vrouw verzoekt om vervangende toestemming om naar [woonplaats 1] te verhuizen en om de minderjarigen in te schrijven op een basisschool in die plaats. De man verzoekt om het hoofdverblijf van de minderjarigen bij hem te behouden en een contactregeling met de vrouw vast te stellen. De rechtbank heeft in het verleden al meerdere beschikkingen gegeven, waarbij het hoofdverblijf van de minderjarigen voorlopig bij de man is bepaald. De Gecertificeerde Instelling (GI) heeft geadviseerd om het hoofdverblijf bij de vrouw te bepalen, maar de rechtbank achtte zich onvoldoende geïnformeerd om een definitieve beslissing te nemen. De rechtbank heeft daarom de behandeling van de zaak aangehouden in afwachting van verdere onderzoeken naar de minderjarigen en de opvoedsituatie. De rechtbank benadrukt het belang van een goede opvoeding en passende schoolplaatsing voor de minderjarigen en heeft de GI verzocht om voor de volgende zitting met een advies te komen. De rechtbank heeft de zaak pro forma aangehouden tot juli 2022, zodat de minderjarigen duidelijkheid krijgen over hun hoofdverblijf en school.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/337834 FA RK 17-6246
Datum uitspraak: 1 maart 2022
nadere beschikking betreffende een geschil ex artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek
in de zaak van
[naam 1],
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. S. Klootwijk,
en
[naam 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. P.P.M. Hendrikx-Heeren.
De rechtbank merkt als belanghebbende aan:
LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING EN JEUGDRECLASSERING,de Gecertificeerde Instelling (hierna te noemen de GI),
gevestigd te Eindhoven.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.
1. Het verdere verloop van het geding
Het verloop van het geding blijkt uit de volgende stukken:
- de in deze zaak gegeven beschikking van de rechtbank van 10 september 2020 en alle daarin genoemde stukken;
- de briefrapportage van de GI van 22 april 2021 met bijlage;
-de brief van mr. S. Klootwijk van 17 mei 2021;
-de brief van mr. P.P.M. Hendrikx-Heeren van 18 mei 2021;
- het advies van de GI van 16 december 2021 met bijlagen;
-de brief van mr. P.P.M. Hendrikx-Heeren van 7 februari 2022 met bijlagen;
- het gewijzigde verzoek van de vrouw van 9 februari 2022 met bijlagen;
- de pleitnota van mr. S. Klootwijk ten behoeve van de mondelinge behandeling op 14 februari 2022.
De mondelinge behandeling van de verzoeken is voortgezet op 14 februari 2022. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaat. Tevens waren aanwezig twee medewerkers van de GI. De medewerkster namens de Raad heeft in verband met de coronamaatregelen de mondelinge behandeling via een beeldschermverbinding bijgewoond.

2.De nadere beoordeling

2.1
Bij beschikking van 18 december 2018 heeft de rechtbank voorlopig het hoofdverblijf van de minderjarigen:
1. [naam 3] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 3] 2013 en
2. [naam 4] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 4] 2015
bij de man bepaald. De verzoeken van de vrouw tot het verlenen van vervangende toestemming om [voornaam 1] in te schrijven op peuterspeelzaal [naam 5] te [woonplaats 1] en het verzoek van de man om vervangende toestemming voor de inschrijving van [voornaam 2] op een basisschool in [woonplaats 2] zijn afgewezen. De overige verzoeken zijn aangehouden.
2.2
Bij voormelde beschikking van 10 september 2020 heeft de rechtbank bepaald dat de vrouw en de minderjarigen in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
voorlopig– totdat anders zal zijn bepaald – gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar éénmaal per twee weken vanaf vrijdag 17.00 uur tot en met zondag 17.00 uur, waarbij de vrouw de minderjarigen op vrijdag ophaalt bij de man en de man de minderjarigen op zondag bij de vrouw ophaalt. De rechtbank heeft de behandeling van deze zaak aangehouden, zulks in afwachting van bericht van de GI over het verloop van de ondertoezichtstelling en de uitkomst van de onderzoeken en een reactie van (de advocaten van) partijen op die berichten.
2.3
Bij beschikking van 6 augustus 2021 in de zaak met zaaknummer C/02/386473 / JE RK 21-1185 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van de minderjarigen verlengd met ingang van 11 augustus 2021 tot 11 juni 2022.
2.4
Thans zijn nog aan de orde de navolgende verzoeken.
De vrouw verzoekt de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad te bepalen dat, samengevat:
aan de vrouw vervangende toestemming wordt verleend om naar [woonplaats 1] te verhuizen,
aan de vrouw vervangende toestemming wordt verleend om de minderjarigen op bassischool [naam 6] (voor speciaal onderwijs) aan de [adres] te ( [postcode] ) [woonplaats 1] in te schrijven alsmede;
(primair)de minderjarigen hun hoofdverblijf bij de vrouw in [woonplaats 1] hebben en te bepalen dat er bij eerste voorkeur een begeleide contactregeling van de man met de minderjarigen wordt vastgesteld en dat de man eerst een agressie regulatietraining moet volgen dan wel opvoedbegeleiding dient te volgen, alvorens er een onbegeleid contact kan plaatsvinden, waarbij tevens wordt bepaald dat bij tweede voorkeur een contactregeling wordt vastgesteld, zijnde één weekend per veertien dagen van vrijdag na schooltijd van de minderjarigen tot en met zondag 17:00 uur, waarbij de man de minderjarigen op vrijdag (na schooltijd) ophaalt bij de vrouw en de vrouw de minderjarigen op zondag bij de man ophaalt, dan wel dat wel dat er een contactregeling wordt vastgesteld in goede justitie te bepalen, dan wel;
(subsidiair), indien het hoofdverblijf onverhoopt niet bij de vrouw wordt bepaald, dat er dan een contactregeling tussen de vrouw en de minderjarigen wordt vastgesteld, waarbij de minderjarigen ieder weekend vanaf vrijdag 17.00 uur tot en met zondag 17:00 uur bij de vrouw verblijven, waarbij de vrouw de minderjarigen bij de man ophaalt en de man de minderjarigen op zondag bij de vrouw ophaalt, alsmede dat de vrouw de helft van de feestdagen en de vakantiedagen contact zal hebben met de minderjarigen, alsmede dat de minderjarigen eenmaal per week telefonisch contact bijvoorbeeld op woensdag (in onderling overleg nader te bepalen) hebben met de vrouw dan wel dat er een contactregeling wordt vastgesteld in goede justitie te bepalen;
indien en voor zover het hoofdverblijf van de minderjarigen bij de vrouw zal worden bepaald, verzoekt de vrouw de door haar te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen aan de man per datum van indiening van dit verzoek, dan wel per datum dat het hoofdverblijf van de minderjarigen bij de vrouw wordt bepaald, dan wel per een datum door de rechtbank in goede justitie te bepalen op nihil te stellen, dan wel de bijdrage te verlagen naar een in goede justitie te bepalen bedrag per maand, alsmede;
indien en voor zover het hoofdverblijf van de minderjarigen bij de vrouw zal worden bepaald, verzoekt de vrouw om te bepalen dat de man als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen aan de vrouw voldoet een bedrag van € 100,- per minderjarige per maand, althans een bedrag door de rechtbank in goede justitie te bepalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, zulks met ingang van de datum van indiening van het verzoek, althans een datum door de rechtbank in goede
justitie te bepalen.
De man verzoekt de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad:
het hoofdverblijf van de minderjarigen bij hem te bepalen;
een co-ouderschapsregeling vast te stellen (bij een verhuizing van de vrouw);
het vaststellen van een contactregeling tussen de vrouw en de minderjarigen eens in de veertien dagen van vrijdagavond tot zondagavond (indien de vrouw niet zal verhuizen).
2.5
Op de standpunten van partijen, de GI en de Raad wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van de verzoeken, hierna ingegaan.
2.6
De GI heeft in haar advies van 16 december 2021 het volgende aangevoerd.
In de afgelopen periode heeft Amarant de opvoedingssituatie bij de man en Trias die bij de vrouw geobserveerd. Beide organisaties hebben aangegeven geen zorgen te hebben over de opvoedvaardigheden van de onderzochte ouder. De vrouw kan wel hulp gebruiken in de opvoeding van de minderjarigen, omdat zij lang geen opvoedende rol heeft gehad. De man is gebaat bij begeleiding door Amarant. Hij vindt het prettig dat er iemand met hem mee kijkt en het hem indien nodig nog een keer uitlegt, zodat hij het begrijpt. De scholen van de minderjarigen hebben tegenover de GI aangegeven dat zij een positieve verandering in het gedrag bij de minderjarigen zien, wanneer zij langere tijd bij de vrouw zijn geweest. Wanneer de minderjarigen enkel het weekend zijn geweest, zien de scholen geen verschil. De GI heeft ervoor gekozen om nog geen ondersteuning in te zetten op de contacten tussen de ouders. De aangehouden beslissing op de hoofdverblijfplaats zorgt immers voor spanningen tussen hen. De GI heeft nog steeds flinke zorgen over de ontwikkeling en het gedrag van de minderjarigen. Ten aanzien van [voornaam 1] geeft de GI aan dat hij van de basisschool is verwijderd en momenteel school en behandeling volgt bij Medisch Kinderdagverblijf [naam kinderdagverblijf 1] . Bij [naam kinderdagverblijf 1] is ook onderzoek gedaan naar de problematiek van [voornaam 1] . Hoewel het onderzoek is afgerond, is er nog geen verslag beschikbaar. De jeugdbeschermer heeft op 14 december 2021 telefonisch contact gehad met de onderzoekster. Hieruit is naar voren gekomen dat bij [voornaam 1] geen sprake is van eenduidige kindeigen problematiek. Tevens wordt er een verschil in de zwaarte van de problemen ervaren door de ouders en de GI. De ouders en de jeugdzorgwerkers zijn het er wel over eens dat de gedragsproblemen en sociaal-emotionele problemen bij de minderjarigen zich kenmerken door met name agressief en angstig gedrag. Dit zou verklaard kunnen worden vanuit de Window of Tolerance (WOT). Door omstandigheden binnen het gezinssysteem, waarbij er voor en na de scheiding sprake is geweest van ruzies en spanningen tussen de ouders, is het goed mogelijk dat [voornaam 1] vanaf zijn eerste levensjaren tot op heden, gevoelens van onveiligheid heeft gekend, die geleid hebben tot een verhoogde stressproductie. De verhoogde stress heeft op zijn beurt mogelijk weer geleid tot problemen in de WOT. Op de momenten dat de stress te veel toeneemt, raakt [voornaam 1] ontregeld hetgeen zich bij hem uit middels de copingstijl vechten. Ook is het goed mogelijk dat [voornaam 1] een loyaliteitsconflict heeft ontwikkeld. Tot slot is hij gaan kampen met een laag zelfbeeld, mogelijk mede ontstaan door de negatieve reacties vanuit zijn omgeving. Beide ouders laten competenties zien: zij bieden structuur, geven complimenten en tonen zich affectief (middels het geven van knuffels, kusjes) richting [voornaam 1] . [voornaam 1] laat plezier en wederkerigheid in het contact zien, hij stelt zich coöperatief op en luistert naar beide ouders. In de pedagogische aanpak (opvoedstijl) wordt er op het gebied van interactie een groot verschil waargenomen. Daar waar de man een duidelijke en strakke structuur neerzet, waarin er minder ruimte is voor inbreng vanuit [voornaam 1] , is de vrouw meer volgend en meegaand. [voornaam 1] gaat hierdoor wel meer bepalen. Hij is nog wel voldoende goed door de vrouw aan te sturen. [naam kinderdagverblijf 2] heeft aangegeven dat de opvoedingsstijl van de vrouw passender is bij de gedragsproblematiek van [voornaam 1] . Nu het observatiejaar van [voornaam 1] bijna is afgelopen, zal hij zo spoedig als mogelijk naar een cluster 4 basisschool moeten gaan. Hiervoor wordt momenteel een TLV aangevraagd. Ten aanzien van [voornaam 2] geeft de GI aan dat hij moeite heeft om mee te komen op school. Na de zomervakantie van 2021 heeft hij op school veel probleemgedrag laten zien. [voornaam 2] had veel ruzie en moeite om zich te concentreren. Ook maakte hij kwetsende opmerkingen in de klas. Vanwege dit probleemgedrag heeft de school aangegeven inmiddels handelingsverlegen te zijn. Hierdoor is er voor [voornaam 2] een TLV afgegeven voor een cluster 4 basisschool. Hij zal op korte termijn moeten wisselen van school. Op verzoek van de GI zal er door Trivers een onderzoek naar [voornaam 2] worden gestart. In dit onderzoek zal ook worden gekeken naar het systeem, zoals ook in het onderzoek van [voornaam 1] is gedaan.
De GI is van mening dat er in het afgelopen jaar niet voldoende vooruitgang is geboekt. Hoewel de man veel begeleiding heeft ontvangen vanuit Amarant en hij hiermee hard aan het werk is gegaan, ziet de GI enkel achteruitgang bij de minderjarigen. Ook zijn er zorgelijke signalen vanuit de school van [voornaam 2] binnen gekomen. Zo wilde de man [voornaam 2] niet direct komen halen, toen hij de weg naar huis kwijt was. Op aandringen van de school heeft de man [voornaam 2] gehaald, maar de man was daarbij erg boos. Ook heeft [voornaam 2] recentelijk voor een gesloten deur gestaan, omdat de man niet op de hoogte was van een studiedag. Daarnaast ziet de GI nog steeds dat de ouders in conflict liggen. Zo krijgen de minderjarigen oude kleren en schoenen aan naar school op de dag dat zij naar de vrouw gaan. Hoewel er wordt gezien dat beide ouders erg hun best doen en van de minderjarigen houden, lijkt de opvoedingsstijl van de vrouw beter bij hen aan te sluiten. Gelet hierop adviseert de GI om het hoofdverblijf van de minderjarigen bij de vrouw te bepalen met daarnaast een contactregeling tussen de minderjarigen en de man van één weekend in de twee weken. Omdat de minderjarigen op korte termijn moeten wisselen van school, is het voorstel om de wisseling van hoofdverblijfplaats hiermee gelijk te laten lopen.
Namens de GI is hieraan tijdens de mondelinge behandeling nog het volgende toegevoegd. Ten tijde van het opstellen van het advies van de GI was het verslag van [naam kinderdagverblijf 1] nog niet gereed. Het verslag van [naam kinderdagverblijf 1] dat namens de man is ingebracht betreft een conceptversie; het verslag is nog niet definitief. [naam kinderdagverblijf 1] heeft geen advies willen geven over het hoofdverblijf van [voornaam 1] . Wel heeft [naam kinderdagverblijf 1] op basis van de observatie geconcludeerd dat [voornaam 1] meer op zijn gemak is bij de vrouw. Daarnaast heeft de school van [voornaam 2] aangegeven dat [voornaam 2] zich beter kan concentreren na een weekend bij de vrouw. Verder heeft deze school aangegeven dat er meer kleine dingen zijn voorgevallen met de man naast het niet komen op halen en het vergeten van een studiedag van [voornaam 2] . Ook op basis hiervan adviseert de GI om het hoofdverblijf van de minderjarigen bij de vrouw te bepalen. Nu zij allebei op korte termijn naar een cluster 4 basisschool moeten, blijft de GI bij haar advies om thans het hoofdverblijf van de minderjarigen bij de vrouw te bepalen. Voorkomen dient te worden dat de minderjarigen beginnen op een cluster 4 basisschool in de regio van de man en vervolgens moeten overstappen naar een cluster 4 basisschool in de regio van de vrouw. Ten aanzien van het onderzoek naar [voornaam 3] , merkt de GI nog op dat dit onderzoek op korte termijn zal starten. Het resultaat van dit onderzoek hoeft niet te worden afgewacht, voordat hij op een cluster 4 basisschool kan beginnen. Het resultaat van dit onderzoek is wel van belang voor de systeemtherapie aan de ouders en de behandeling die [voornaam 4] nodig heeft.
2.7
Namens en door de vrouw is aangevoerd dat de communicatie tussen partijen nog steeds niet goed verloopt. De vrouw wil af van het stempel dat zij belastend tegen de minderjarigen zou praten en continu met de man in strijd zou zitten. Dit is niet waar. Wel blijft de vrouw richting de jeugdbeschermer haar zorgen uiten over de man, omdat naar haar mening het opvoedingsklimaat bij de man onvoldoende is. De man zit inmiddels bij de Jehova’s getuigen. Op basis van dit geloof mogen de minderjarigen thuis geen verjaardagen vieren of bloedtransfusies krijgen. Daarnaast stelt de man de minderjarigen continu voor aan weer een nieuwe vriendin. Verder mogen de minderjarigen, als zij bij de man verblijven, niet videobellen met de vrouw. Op deze manier en vanwege de zeer beknopte contactregeling raken de minderjarigen vervreemd van de vrouw. Naar de mening van de vrouw zijn de minderjarigen ook niet geworteld bij de man. Zij zitten niet op hobby’s of sporten en spelen alleen met hun neefjes of kinderen van Jehova’s getuigen. De minderjarigen kunnen per direct in [woonplaats 1] op het speciaal onderwijs terecht. Daarbij kunnen zij in [woonplaats 1] verder gaan met logopedie en zwemles. Ook hebben zij in [woonplaats 1] al vriendjes, waarmee zij kunnen spelen. Verder blijkt uit meerdere onafhankelijke rapportages dat er meer vertrouwen is in de opvoedingscapaciteiten van de vrouw dan in die van de man. De man zit vanwege een licht verstandelijke handicap in de Wajong. Amarant zal voor onbepaalde tijd bij hem betrokken moeten blijven. De man is niet leerbaar en adviezen beklijven niet bij hem. Vanwege zijn verstandelijke beperking, kan hij de minderjarigen geen huiswerkbegeleiding bieden. De man heeft erkend dat hij het moeilijk vindt om [voornaam 2] bij zijn schoolwerk te ondersteunen. Hij heeft daarnaast, anders dan de vrouw, hulpverlening nodig bij afspraken op school, met de huisarts of met andere hulpverleners. Verder zijn er incidenten voorgevallen op school op de momenten dat de minderjarigen bij de man verbleven. Al deze omstandigheden maken dat de vrouw het in het belang van de minderjarigen acht dat hun hoofdverblijf bij haar wordt bepaald. Uit de observatieverslagen van Trias blijkt dat de moeder weliswaar soms wat tips en hulp nodig heeft, maar dat zij consequent is, goed haar grenzen aangeeft en de leiding weet te houden. Zij heeft goede opvoedingscapaciteiten om met de gedragsproblematiek van de minderjarigen om te gaan en haar opvoedingsstijl wordt door [naam kinderdagverblijf 1] passender geacht bij de problematiek van [voornaam 1] dan de opvoedingsstijl van de man. Daarnaast hebben de scholen aangegeven een positieve verandering te zien als de minderjarigen bij haar zijn geweest. Dat [voornaam 2] bij de overdracht heeft overgegeven, komt omdat er een hulpverlener van Amarant aanwezig was waardoor [voornaam 2] zenuwachtig was. Overigens geeft [voornaam 2] niet meer over tijdens de overdracht. Bij een hoofdverblijf van de minderjarigen bij de vrouw kunnen de minderjarigen een contactregeling hebben met de man. De vrouw kan zich niet vinden in de door de man genoemde optie om de minderjarigen te scheiden. Door dit voor te stellen laat de man volgens de vrouw zien dat hij niet in het belang van de minderjarigen kan handelen. De vrouw verzoekt om thans het hoofdverblijf van de minderjarigen bij haar te bepalen, zodat de minderjarigen bij haar op het speciaal onderwijs kunnen beginnen en zij (mogelijk) niet weer hoeven te switchen van school.
2.8
Namens en door de man is aangevoerd dat het standpunt van de GI de man onaangenaam heeft verrast. Zeker nu het bol staat met veronderstellingen en aannames die niet blijken te kloppen met de realiteit en de onderliggende verslagen van de betrokken instanties. Inmiddels wonen de minderjarigen al ruim vierenhalf jaar bij de man. Hij heeft via Amarant duidelijk aan de GI kunnen aantonen dat hij in staat is om goed voor de minderjarigen te zorgen, maar nog steeds blijft de GI verkondigen dat naar haar mening de minderjarigen hun hoofdverblijf bij de vrouw zouden moeten krijgen omdat dat volgens de GI beter zou zijn. Er worden beweringen gedaan over de bevindingen van [naam kinderdagverblijf 1] omtrent [voornaam 1] die helemaal niet blijken te kloppen en zelfs uit hun verband zijn getrokken. [naam kinderdagverblijf 1] heeft namelijk iets heel anders aangegeven in het verslag, te weten dat er juist bij de vrouw sprake is van een ambivalente hechtingsstijl en dat er bij de man juist geen sprake is van een onveilige hechting. Ook gaat het helemaal niet slechter met [voornaam 1] , maar juist beter. Er is wel een tijdelijke terugval geweest in de zomer vorig jaar toen er een wisseling van jeugdwerkers was. [voornaam 1] is echter op een nieuwe groep terechtgekomen en deze plaatsing heeft bij hem voor een positieve ontwikkeling gezorgd. Daarnaast lijkt de GI in haar plaatje [voornaam 2] volledig te hebben vergeten. Het diagnostisch onderzoek naar hem is zelfs nog niet eens opgestart door Trivers. Er bestaat dus nog helemaal geen zicht op de mogelijke kindeigen problematiek van [voornaam 2] . Wat [voornaam 2] betreft, geldt dat de man en Amarant met regelmaat hun zorgen richting de GI hebben geuit over het feit dat hij geen passend onderwijs kreeg en het overgeven rondom de overdracht met de vrouw. Deze zorgen werden door de GI steeds afgewimpeld. Hierdoor zit [voornaam 2] nog steeds gedwongen op het regulier onderwijs en is hij niet kunnen overstappen naar het speciaal onderwijs. Dit is dus niet aan de man te wijten maar aan de GI. Uit de verslagen van Amarant blijkt dat de man in staat is om goed genoeg ouderschap te bieden aan beide minderjarigen. Ouder Kind kan de man verder ondersteunen bij de hulpvraag die hij heeft. Amarant heeft ook een beter beeld op de thuissituatie bij de man dan de GI die maximaal twee of drie keer bij hem thuis is geweest. De GI heeft de rol van Amarant op de school van [voornaam 2] bewust afgehouden omdat de vrouw dat niet wilde. Hiermee handelde de GI niet in het belang van de [voornaam 2] . Hetzelfde geldt voor de observaties die Amarant in verband met het overgeven van [voornaam 2] wilde uitvoeren. Het komt de man voor dat de GI de kant van de vrouw kiest en wil toewerken naar het hoofdverblijf bij haar. De GI baseert zich daarbij onder andere op kleine dingen die op de school van [voornaam 2] zijn gebeurd. Hiervoor heeft de man echter een plausibele verklaring. De verslaglegging van Amarant en [naam kinderdagverblijf 1] laat zien dat de man in staat is om de minderjarigen goed op te voeden en dat hij leerbaar is. Er wordt daarbij door de vrouw een negatief beeld geschetst over het feit dat de man een Jehova’s getuige is geworden. Anders dan de vrouw stelt, spelen de minderjarigen niet alleen met hun neefjes en kinderen van andere Jehova’s getuigen; zij spelen ook met kinderen uit de buurt. Daarnaast heeft de man aangegeven dat hij, anders dan gebruikelijk voor een Jehova’s getuige, akkoord gaat met bloedtransfusies. Inmiddels gaat het al ruim vierenhalf jaar over een strijd over de uiteindelijke woonplaats van de minderjarigen. Hier zijn de minderjarigen de dupe van geworden. Zij hebben hun netwerk bij de man en het huis bij de man wordt door hen als hun thuis ervaren. De man is ook al sinds hun geboorte de hoofdverzorger van de minderjarigen. De vrouw heeft in het verleden de kans gehad om de minderjarigen op te voeden vanuit co-ouderschap onder de voorwaarde dat zij terug naar [woonplaats 2] zou gaan verhuizen. Zij heeft hier echter niet voor gekozen en daarmee niet in het belang van de minderjarigen gehandeld. Desondanks kan zij de strijd over het hoofdverblijf niet loslaten. De man is van mening dat er nu eindelijk duidelijkheid moet komen over het hoofdverblijf van de minderjarigen. Hij doet het prima als hoofdverzorger. De minderjarigen kunnen in zijn omgeving ook naar het speciaal basisonderwijs. De man verzoekt dan ook met klem om het hoofdverblijf van de minderjarigen bij hem te bepalen en een weekendregeling van eenmaal per veertien dagen bij de vrouw te bepalen. Dan kunnen de minderjarigen eindelijk passend onderwijs gaan volgen. Zoals eerder aangegeven, heeft er nog geen onderzoek plaatsgevonden naar [voornaam 2] . Mogelijk dat de ene minderjarige beter af is bij de man en de andere bij vrouw. Hoewel bij de man niet de voorkeur bestaat om de minderjarigen te scheiden, staat hij hier wel voor open. Verder geeft man aan dat hij het idee heeft dat de GI de complexe problematiek niet lijkt te erkennen en niet de belangen van de minderjarigen laat prevaleren. Gelet hierop vraagt de man zich af of het Leger des Heils wel de juiste gecertificeerde instelling is voor de minderjarigen. Zij zouden wellicht beter gebaat zijn bij de William Schrikker Stichting, nu zij, evenals Amarant, gespecialiseerd zijn in LVB. De man ziet echter nog geen aanleiding om te verzoeken tot wijziging van de GI.
2.9
Namens de Raad is aangevoerd dat het hier gaat om een complexe situatie. De GI lijkt meer vertrouwen te hebben in de opvoedingsvaardigheden van de vrouw. Zij lijkt in ieder geval beter aan te sluiten bij de opvoedbehoeftes van [voornaam 1] . Wel bestaan er bezwaren tegen een verhuizing van de minderjarigen naar de vrouw in [woonplaats 1] . De man heeft bij de opvoeding van de minderjarigen echter hulp nodig om aan hun specifieke opvoedingsvragen te voldoen. De vraag is of hij ook in de toekomst in staat zal zijn om voldoende aan deze opvoedingsvragen te voldoen. De man werkt wel mee aan de hulp die hem daartoe wordt geboden. De Raad concludeert dat de GI het gezin het beste kent. De Raad acht de GI dan ook het beste in staat om een advies over de hoofdverblijfplaats te geven.
2.1
De rechtbank stelt op basis van de stukken en de mondelinge behandeling vast dat de minderjarigen inmiddels gedurende ruim vier jaar voorlopig hun hoofdverblijf hebben bij de man en een weekendregeling met de vrouw. In de afgelopen jaren zijn er veel zorgen over de minderjarigen ontstaan, met name over hun (probleem)gedrag en leerbaarheid op school. [voornaam 1] is vanwege zijn gedrag ruim een jaar geleden van de basisschool verwijderd en geplaatst bij Medisch Kinderdagverblijf [naam kinderdagverblijf 1] . Bij [naam kinderdagverblijf 1] gaat [voornaam 1] momenteel naar school en er is breed onderzoek gedaan naar zijn problematiek. Dit onderzoek is inmiddels afgerond. Hierover is een conceptverslag opgemaakt, dat namens de man in de procedure is gebracht. [voornaam 1] zal op korte termijn vanuit [naam kinderdagverblijf 1] naar een cluster 4 basisschool moeten gaan. Naar [voornaam 2] heeft er nog geen breed onderzoek plaatsgevonden. Hiermee zal Trivers op korte termijn starten. Wel is ook voor hem duidelijk geworden dat hij eveneens geplaatst dient te worden op een cluster 4 basisschool. De huidige reguliere basisschool heeft aangegeven vanwege probleemgedrag van [voornaam 2] inmiddels handelingsverlegen te zijn.
De rechtbank heeft destijds een definitieve beslissing op de verzoeken van partijen ten aanzien van het hoofdverblijf van de minderjarigen aangehouden in afwachting van het advies van de GI. De GI adviseert thans om het hoofdverblijf van de minderjarigen bij de vrouw te bepalen. De GI baseert zich hierbij onder andere op de inhoud van voornoemd conceptverslag van [naam kinderdagverblijf 1] , de omstandigheid dat [voornaam 2] zich na een weekend bij de vrouw op school beter kan concentreren en de zorgelijke signalen over de man vanuit school.
De rechtbank acht zich op dit moment echter nog steeds onvoldoende geïnformeerd om een definitieve beslissing over het hoofdverblijf van de minderjarigen te kunnen nemen. De problematiek van [voornaam 2] en welke opvoedingssituatie het beste bij hem aansluit zijn tot op heden in deze procedure namelijk onderbelicht gebleven. Om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen over het hoofdverblijf van de minderjarigen en de daarmee samenhangende andere verzoeken van partijen, acht de rechtbank de resultaten van het op korte termijn door Trivers te starten breed onderzoek naar [voornaam 2] noodzakelijk. Ook wenst de rechtbank nog in het bezit te worden gesteld van het definitieve verslag van [naam kinderdagverblijf 1] . De rechtbank acht het in het belang van de minderjarigen dat zij voorlopig hun hoofdverblijf bij de man en een weekendregeling met de vrouw behouden, zoals respectievelijk bij beschikkingen van
18 december 2018 en 10 september 2020 is vastgesteld.
2.11
Gelet hierop zal de rechtbank in afwachting van de resultaten van het breed onderzoek naar [voornaam 2] door Trivers en het definitieve verslag van [naam kinderdagverblijf 1] de beslissing op de verzoeken van partijen aanhouden tot na de te melden pro forma datum. De rechtbank verzoekt de GI om vóór deze pro forma datum de rechtbank en de advocaten van partijen in bezit te stellen van de (definitieve) onderzoeksresultaten van Trivers en [naam kinderdagverblijf 1] en op basis hiervan met een advies te komen. De rechtbank zal vervolgens een nieuwe mondelinge behandeling plannen in de eerste weken van juli 2022, zodat de minderjarigen in de zomervakantie duidelijkheid krijgen over hun hoofdverblijf en na de zomervakantie, zo nodig, op een nieuwe school kunnen beginnen. Reden waarom de rechtbank de advocaten van partijen thans verzoekt om hun verhinderdata voor juli 2022 aan de rechtbank door te geven. Afhankelijk van de uitkomsten van de nog in te brengen rapportages kan de rechtbank vervolgens beslissen om voor de mondelinge behandeling ook de onderzoekers van [naam kinderdagverblijf 1] en Trivers uit te nodigen.
2.12
Voor beide minderjarigen is het van belang dat zij op korte termijn starten op een cluster 4 basisschool. Met deze tussenbeslissing van de rechtbank zullen zij, in ieder geval tot aan de zomervakantie 2022, voorlopig hun hoofdverblijf behouden bij de man. Gelet hierop gaat de rechtbank er vanuit dat de GI zo spoedig als mogelijk samen met de ouders de aanmelding en de plaatsing van de minderjarigen op een cluster 4 basisschool in de regio van de man in orde maakt, zodat zij zo snel mogelijk op voor hen passend onderwijs kunnen beginnen.
2.13
Dit betekent dat als volgt wordt beslist. De rechtbank behoudt zich iedere verdere beslissing voor.

3.De beslissing

De rechtbank
houdt de behandeling van de zaak aan tot
1 juni 2022 pro forma, zulks in afwachting van bericht van de GI, zoals in rechtsoverweging 2.11 overwogen;
verzoekt de advocaten van partijen om hun verhinderdata voor de maand juli 2022 aan de rechtbank door te geven;
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Hamburger, De Graaf en Van Gessel, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2022.
WV
Mededeling van de griffier:
Tegen deze beschikking kan voor zover het een eindbeschikking betreft hoger beroep worden ingesteld:
door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te
's-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.