ECLI:NL:RBZWB:2022:1464

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 februari 2022
Publicatiedatum
23 maart 2022
Zaaknummer
C/02/346345 FARK 18-3265
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Hamburger
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging hoofdverblijf en contactregeling voor minderjarigen in een echtscheidingsprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 februari 2022 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, waarbij de zorg en opvoeding van hun minderjarige kinderen centraal stonden. De vrouw, wonende te Roosendaal, verzocht om wijziging van het hoofdverblijf van de minderjarige [naam 4] bij haar, en om een contactregeling waarbij de man en de minderjarigen om de week contact zouden hebben. De man, eveneens wonende te Roosendaal, was het niet eens met de voorgestelde wijzigingen en verzocht om de bestaande regeling te handhaven.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarigen feitelijk al langere tijd bij de vrouw verblijven en dat het in hun belang is om de juridische situatie in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie. De rechtbank heeft daarom besloten dat het hoofdverblijf van [naam 4] bij de vrouw wordt bepaald. Daarnaast heeft de rechtbank de verzoeken van de vrouw om een definitieve contactregeling afgewezen, omdat de man bereid is om mee te werken aan de noodzakelijke hulpverlening en de resultaten daarvan afgewacht moeten worden. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak inzake de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen aangehouden tot een pro forma datum.

De rechtbank heeft ook bepaald dat de ouders standaard met elkaar communiceren via e-mail of WhatsApp, en dat de minderjarigen om de dag belcontact hebben met de ouder bij wie zij op dat moment niet verblijven. Deze beslissing is genomen in het belang van de minderjarigen, om hen niet te belasten met de emoties van de ouders over de scheiding. De rechtbank heeft de zaak voor verdere behandeling aangehouden en zich iedere verdere beslissing voorbehouden.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/346345 / FA RK 18-3265
Datum uitspraak: 25 februari 2022
nadere beschikking betreffende wijziging hoofdverblijf en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van
[naam 1],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te Roosendaal,
advocaat: mr. W.H.P. de Jongh te Roosendaal,
tegen
[naam 2],
hierna te noemen de man
,
wonende te Roosendaal,
advocaat: mr. L.A.P. van Haperen te Breda,
betreffende de minderjarigen:
[naam 3], geboren op [geboortedatum 1] 2012 te [geboorteplaats 1],
[naam 4], geboren op [geboortedatum 2] 2015 te [geboorteplaats 2].
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.
Als belanghebbende is in de procedure betrokken:
- Stichting Jeugdbescherming Brabant, gevestigd te Roosendaal, de Gecertificeerde Instelling, hierna te noemen: de GI.

1.Het verdere procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- de in deze zaak gegeven beschikking van de rechtbank van 10 maart 2021 en alle daarin genoemde stukken;
- de brief van de GI van 14 december 2021 met bijlagen;
- de brief van mr. W.H.P. de Jongh van 3 februari 2022 met bijlagen;
- de brief van mr. L.A.P. van Haperen van 7 februari 2022 met bijlagen;
- het e-mailbericht van de GI van 8 februari 2022 met bijlage;
- de brief van mr. W.H.P. de Jongh van 9 februari 2022 met bijlagen;
- de brief van mr. W.H.P. de Jongh van 9 februari 2022.
1.2
De mondelinge behandeling van de verzoeken is hervat op 14 februari 2022. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaat. Tevens was aanwezig een vertegenwoordiger van de GI. De medewerkster namens de Raad heeft in verband met de coronamaatregelen de mondelinge behandeling via een beeldschermverbinding bijgewoond.

2.De nadere beoordeling

2.1
Bij voormelde beschikking van 10 maart 2021 heeft de rechtbank bepaald - onder wijziging van het tussen partijen op 15 oktober 2019 gesloten ouderschapsplan - dat de man en de minderjarigen in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
voorlopiggerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar éénmaal per veertien dagen van woensdag 12.30 uur tot maandag tot aanvang school, waarbij aan de jeugdzorgwerker - met inachtneming van hetgeen hierover in 2.10 in deze beschikking is overwogen - de regie wordt gegeven om in het kader van de ondertoezichtstelling deze voorlopige regeling waar nodig of mogelijk in het belang van de minderjarigen in omvang te beperken dan wel uit te breiden. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden zulks met inachtneming van hetgeen in rechtsoverweging 2.11 in deze beschikking is overwogen. De rechtbank heeft iedere verdere beslissing aangehouden.
2.2
Aan de orde zijn nog verzoeken van de vrouw om bij beschikking, voor zover de wet dit toelaat uitvoerbaar bij voorraad:
I. om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [voornaam 1] bij de haar te bepalen;
II. te bepalen dat de man en de minderjarigen gerechtigd zijn tot contact met elkaar iedere twee weken van donderdagmiddag na school/kinderopvang tot maandagochtend 8:30 uur (aanvang school/kinderopvang);
III. te bepalen dat de man zal bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen met een bedrag van € 150,- per kind per maand, maandelijks bij vooruitbetaling aan de vrouw te voldoen, met ingang van de datum van de indiening van het verzoekschrift, te weten 26 juli 2018.
2.3
Gelet op de nauwe samenhang van het onderhavige door de vrouw ingediende verzoek met het door de GI ingediende verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling in de zaak met kenmerk C/02/392974 / JE RK 21-2589, zijn deze verzoeken tijdens de mondelinge behandeling gelijktijdig behandeld. Op het verzoek van de GI is bij afzonderlijke mondelinge beschikking van 14 februari 2022 beslist, in die zin dat de ondertoezichtstelling van de minderjarigen met één jaar is verlengd.
2.4
De GI heeft in haar brief van 14 december 2021 het volgende aangevoerd. Vanuit de GI en de opvoedcoach is psycho-educatie aan beide ouders geboden. De opvoedcoach heeft gezien dat in de thuissituatie bij beide ouders sprake is van ‘goed genoeg ouderschap’. De ouders kunnen grenzen aangeven en consequent handelen naar de minderjarigen. Daarnaast kunnen de ouders met elkaar via e-mail communiceren en elkaar praktisch ondersteunen. Wel zijn er zorgen over dat de man zich niet altijd houdt aan de afspraken met betrekking tot het contact en dat hij in de vakanties in verband met zijn werk voor de minderjarigen niet volledig aanwezig of beschikbaar kan zijn. Ook belast de man de minderjarigen met de vraag of zij een co-ouderschapsregeling willen en dat zij dit moeten vertellen aan de hulpverlening. Hij begrijpt niet dat de minderjarigen loyaal aan hem zijn en dat zij hem en de hulpverlening sociaal wenselijke antwoorden geven, omdat zij hun vader niet willen afvallen of verdriet doen. De man belast voornamelijk [voornaam 2] te veel met informatie over de strijd tussen de ouders. De man heeft de scheiding nog onvoldoende verwerkt en blijft hangen in zijn verdriet. Hij deelt zijn verdriet en emoties te veel met [voornaam 2], die dan ook met verschillende vragen hierover bij de vrouw komt om duidelijkheid te krijgen. [voornaam 2] heeft hierdoor de neiging om voor zijn vader te willen zorgen en verdedigt hem vaak. Hij gaat op zoek naar oplossingen voor zijn ouders, die zij zelf niet meer kunnen vinden. [voornaam 2] doet ook liever wat zijn vader wil om ruzie en onrust tussen zijn ouders te voorkomen dan wat hij zelf wil als kind. De man zit daarbij in een traject bij de schuldsanering. Om aanspraak te kunnen maken op een kindgebonden budget en kinderbijslag, wil hij dat één van de minderjarigen bij hem staat ingeschreven. Dit komt ten goede bij het verrekenen van zijn schuldsanering. De man heeft dit verteld aan de minderjarigen. Zij zijn echter nog veel te jong om hiermee te worden belast. Daarnaast klaagt de vrouw veel over kleine dingen die niet goed verlopen met en bij de man. Zij is ook nog steeds angstig voor het gedrag van de man als iets niet naar zijn wens verloopt. De vrouw vindt het verder lastig om de zorgen over de minderjarigen met hem te bespreken. Het lukt de ouders niet om samen hierover te praten, omdat ze onvoldoende inzicht hebben in wat hun eigen handelen te weeg brengt bij de ander. De minderjarigen zien en horen dit en hebben hier last van. Verder geeft de GI aan dat de vrouw ondersteuning heeft vanuit POH en dat de man voor zover bekend nog geen individuele hulpverlening heeft gestart.
De GI is van mening dat in het kader van de ondertoezichtstelling moet worden begonnen met systeembegeleiding voor de ouders en speltherapie voor de minderjarigen. Ook dient door de opvoedcoaches het parallel ouderschap en het ouderschapscontract te worden opgesteld/bijgesteld, zodat de ouders gaan leren zich op hun eigen opvoedsituatie te focussen. De man heeft echter tijdens de laatste evaluatie op 18 november 2021 gezegd te stoppen met de hulpverlening en niet meer te willen samen werken. Daardoor adviseert de GI dat om het contact tussen de man en de minderjarigen in te perken. De GI acht het immers van groot belang dat de minderjarigen niet meer belast worden met de emoties van de ouders over de scheiding en de strijd tussen hen. Ook acht de GI het van belang dat het contact tussen de man en de minderjarigen goed blijft. De GI adviseert daarom om gedurende de verlenging van de ondertoezichtstelling het contact tussen de man en de minderjarigen te veranderen naar om de week van vrijdagmiddag na schooltijd,/bso tot maandagochtend naar school. Ook adviseert de GI om het hoofdverblijf van beide minderjarigen bij de vrouw te bepalen om verdeeldheid tussen hen te voorkomen en duidelijkheid te geven. Het is immers de vrouw die voor de minderjarigen zorgt. Tevens acht de GI het van belang dat bepaalde afspraken worden opgenomen in de beschikking om te kunnen komen tot parallel ouderschap voor de ouders, te weten;
- de overdracht vanuit de ene ouder naar de andere ouder vindt plaats via school en dat houdt in dat de minderjarigen belangrijke spullen naar school meenemen, om bij de andere ouder te gebruiken. De minderjarigen hebben namelijk voldoende spullen en kleding liggen bij beide ouders;
- kinderfeestjes geven de ouders niet samen. Het ene jaar zorgt de vrouw alleen voor het kinderfeestje van [voornaam 2] en de man alleen voor het kinderfeestje van [voornaam 1] en het andere jaar andersom;
- de ouders communiceren standaard met elkaar via e-mail, behalve als het een medische crisissituatie is met de minderjarigen dan is bellen en whatsapp mogelijk;
- de minderjarigen bellen elke woensdag en om de zondagavond de man als ze het weekend niet bij hem zijn.
In aanvulling hierop is tijdens de mondelinge behandeling namens de GI aangevoerd dat de GI persisteert bij zijn advies om de voorlopig vastgestelde contactregeling tussen de man en de minderjarigen te beperken, omdat de man de minderjarigen blijft belasten met volwassen problematiek. Hierin wordt geen verbetering gezien. Door de contactregeling te beperken, zullen de minderjarigen hiermee minder worden belast. De GI adviseert om nu al een definitieve beslissing te nemen over het hoofdverblijf en over de contactregeling. Een definitieve beslissing over de contactregeling zou kunnen worden aangehouden, indien de man in het kader van ondertoezichtstelling toch zal meewerken aan systeembegeleiding en inzicht zal geven in zijn persoonlijke problematiek en de persoon met wie hij daarover af en toe gesprekken zou voeren.
2.5
Namens en door de vrouw is aangevoerd dat de vrouw persisteert bij haar verzoeken genoemd onder I. en II. Zij verzoekt om op deze verzoeken thans een eindbeschikking te nemen. In dit kader voert de vrouw nog aan dat de minderjarigen feitelijk hun hoofdverblijf bij haar hebben. Vanwege de schuldenproblematiek bij de man is destijds het hoofdverblijf van [voornaam 1] bij de man bepaald. De vrouw ontvangt van de man evenwel nog altijd geen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen. Het is daarom gewenst dat ook [voornaam 1] bij haar zijn hoofdverblijf krijgt en op haar adres kan worden ingeschreven. Dan kan de vrouw het kindgebonden budget en de kinderbijslag ten behoeve van [voornaam 1] ontvangen. Dit zal verder ook geen effect op de schuldhulpverlening aan de man. De vrouw kan [voornaam 1] dan op haar zorgverzekering bijschrijven. De vrouw vindt dit verstandig gelet op de schuldenproblematiek bij de man. De vrouw acht de door haar verzochte contactregeling het meest in het belang van de minderjarigen. Deze regeling is bij beschikking van 18 december 2018 voorlopig vastgesteld en heeft vervolgens enige tijd gegolden. Deze regeling verliep goed en iedereen voelde zich daar prettig bij. Deze regeling is anderhalve dag korter dan de bij beschikking van 10 maart 2021 voorlopig vastgestelde contactregeling. Door een korter verblijf van de minderjarigen bij de man, zullen zij minder door hem worden belast met volwassen zaken. Daarnaast gelden in de opvoedsituatie van de vrouw meer regels voor de minderjarigen dan in die van de man. Zij acht het daarom in het belang van de minderjarigen dat zij, met name door de week in verband met school, meer tijd bij de vrouw doorbrengen. De vrouw vindt het daarbij fijn om de minderjarigen op woensdagmiddag bij haar te hebben, omdat zij dan net als de minderjarigen vrij is. De man werkt fulltime en zal waarschijnlijk niet op woensdagmiddag iets met de minderjarigen kunnen doen. Ten aanzien van het advies van de GI om over een aantal onderwerpen al afspraken in de beschikking vast te leggen, voert de vrouw het volgende aan. De vrouw zou graag zien dat de overdracht plaatsvindt op school; dat de minderjarigen hun spullen meenemen naar school. Het hoeft in principe maar te gaan om één telefoon, één knuffel en hun schoolspullen. Op dit moment haalt de vrouw op maandagochtend bij een tankstation de spullen van de minderjarigen op. De vrouw vindt dit niet langer gewenst, omdat zij dan op maandag later met haar werk kan beginnen. De vrouw is er mee akkoord indien partijen met elkaar via e-mail of WhatsApp communiceren. Ook is zij ermee akkoord dat de minderjarigen één keer in het tweede dagen bellen met de ouder bij wie zij op dat moment niet verblijven. De minderjarigen moeten hierbij niet onder druk worden gezet. Zij moeten uit zichzelf bellen of er moet door een ouder worden gebeld.
2.6
Namens en door de man is aangevoerd dat hij zich niet kan vinden in het verslag van de GI en het advies om de contactregeling te beperken tot één weekend in de twee weken. In de afgelopen periode is het juist beter gegaan tussen partijen. Hun onderlinge communicatie is mede door de begeleiding van de gezinscoaches verbeterd. De man is daarbij, anders dan door de GI is aangegeven, wel bereid om mee te werken aan de in het kader van ondertoezichtstelling noodzakelijk geachte hulpverlening. Hij is bereid om verder mee te werken aan de begeleiding door de gezinscoaches en de nog te starten systeembegeleiding. Ook heeft hij geen bezwaar tegen speltherapie voor de minderjarigen, mits deze plaats vindt bij een andere instantie dan bij Jaxi. Het gaat goed met de minderjarigen. Zij willen graag de helft van de tijd bij hun vader en de helft van de tijd bij hun moeder wonen. De man is van mening dat hiermee rekening moet worden gehouden en dat niet moet worden gekomen tot een weekendregeling. Ook de vrouw wil een ruimere regeling dan door de GI is geadviseerd. Ten aanzien van het hoofdverblijf, voert de man aan dat partijen destijds samen hebben besloten om het hoofdverblijf van [voornaam 1] bij hem te bepalen. Dan heeft de man, gelet op de bij hem aanwezige schuldenproblematiek, voor de minderjarigen meer te besteden. De man is van mening dat een definitieve beslissing over het hoofdverblijf en een contactregeling moet worden aangehouden in afwachting van het resultaat van de in het kader van de ondertoezichtstelling te geven hulpverlening. Mocht de rechtbank thans wel beslissen dat het hoofdverblijf van [voornaam 1] bij de vrouw wordt bepaald, dan zal dit mogelijk gevolgen hebben voor de kinderalimentatie. De man zal dit dan in dat kader nog bij de rechtbank aan de orde stellen. Daarnaast verzoekt de man om de bij beschikking van 20 maart 2021 vastgestelde voorlopige contactregeling voorlopig te handhaven. Hij ziet geen aanleiding om hierin een wijziging aan te brengen. Ten aanzien van het advies van de GI om over een aantal onderwerpen al afspraken in de beschikking vast te leggen, voert de man het volgende aan. De man vindt het geen goed idee om de overdracht van de spullen via school te laten plaatsvinden. Het gaat soms om 2 tot 3 tassen. Deze tassen zitten weliswaar vol met knuffels, maar de man vindt het lastig om te zeggen dat de minderjarigen maar één knuffel mogen meenemen. Daarbij verloopt de overdracht van de spullen op dit moment naar behoren. Ook is de man het niet eens met het advies van de GI over de kinderfeestjes. De kinderfeestjes worden altijd door partijen samen gegeven. De minderjarigen zullen heel verdrietig zijn, indien dit niet meer gebeurt. De man is er wel mee akkoord indien partijen met elkaar via e-mail of WhatsApp communiceren. Daarnaast is hij ermee akkoord dat de minderjarigen één keer in het tweede dagen bellen met de ouder bij wie zij op dat moment niet verblijven. De ouder bij wie de minderjarigen verblijven dient hen hierop te attenderen en hen de tijd te geven om in alle rust te kunnen bellen.
2.7
Namens de Raad is aangevoerd dat de Raad het advies van de GI kan volgen om het hoofdverblijf van beide minderjarigen bij de vrouw te bepalen en om een contactregeling vast te stellen van om de week van vrijdagmiddag na schooltijd tot maandagochtend naar school. De Raad verwacht dat deze regeling de minderjarigen rust en duidelijkheid zal geven. Er zijn immers nog steeds zorgen over de opvoedsituatie bij de man. Het is de vraag of de man het aan hem gegeven hulpverleningsadvies heeft opgepakt. De man stelt dat hij met iemand over zijn persoonlijke problematiek praat, maar hij heeft hierover verder geen duidelijkheid aan de GI gegeven. De Raad acht het gewenst dat de man dit alsnog doet. De Raad kan ook instemmen met een contactregeling waar beiden ouders achterstaan. Een door de ouders overeengekomen regeling werkt immers over het algemeen beter dan een regeling die door de rechtbank wordt opgelegd.
2.8
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 1:253a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt alsdan een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Ingevolge het tweede lid van dit artikel kan de rechtbank eveneens op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan, onder andere, omvatten:
een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 377a, derde lid, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben;
de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft.
Ingevolge het vierde lid van dit artikel zijn de artikelen 1:377e en 1:377g BW van overeenkomstige toepassing. Daar waar in deze bepalingen gesproken wordt over omgang of een omgangsregeling wordt in plaats daarvan gelezen: een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Ingevolge het vijfde lid van dit artikel beproeft de rechtbank alvorens te beslissen op een verzoek als in het eerste of tweede lid bedoeld, een vergelijk tussen de ouders.
Ingevolge artikel 1:377e BW kan de rechtbank op verzoek van de ouders of een van hen een beslissing inzake een zorgregeling wijzigen indien de omstandigheden nadien zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
2.9
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de standpunten van partijen uiteenlopen. Tot een vergelijk, zoals bedoeld in artikel 1:253a, vijfde lid, BW, tussen de ouders over het hoofdverblijf en de contactregeling tussen de man en de minderjarigen kon niet worden gekomen. De vrouw willen graag dat hierover thans een eindbeslissing wordt genomen en de man wil graag dat een beslissing hierover wordt aangehouden. Gelet hierop zal de rechtbank een beslissing nemen die haar in het belang van de minderjarigen wenselijk voorkomt.
Hoofdverblijf
2.1
De rechtbank stelt op basis van de stukken en de mondelinge behandeling vast de minderjarigen sinds het uiteengaan van partijen de meeste tijd bij de vrouw verblijven. Zij verblijven in ieder geval sinds de beschikking van 10 maart 2021 ongeveer negen dagen in de twee weken bij de vrouw en vijf dagen in de twee weken bij de man. De minderjarigen hebben dus feitelijk allebei hun hoofdverblijf bij de vrouw. De vrouw heeft echter, al dan niet onder druk, een aantal jaren geleden ingestemd met het verzoek van de man om vanwege de bij hem aanwezige schuldenproblematiek het hoofdverblijf van [voornaam 1] bij hem te bepalen. De man kon [voornaam 1] dan inschrijven op zijn adres en kwam hierdoor in aanmerking voor het kindgebonden budget en de kinderbijslag.
De rechtbank acht het in het belang van [voornaam 1] dat zijn juridische situatie in overeenstemming wordt gebracht met zijn feitelijke situatie; dat ten aanzien van hem net als ten aanzien van zijn broer [voornaam 2] het hoofdverblijf bij de vrouw wordt bepaald, zoals het feitelijk al jaren is. De minderjarigen worden dan gelijk getrokken en dit geeft rust en duidelijkheid. De financiële gevolgen die dit mogelijk voor de man zal hebben, kunnen worden meegenomen in een beslissing op het verzoek van de vrouw om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen. Daar horen perikelen over de financiën in beginsel ook thuis en niet bij het bepalen van het hoofdverblijf. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw om het hoofdverblijf van [voornaam 1] bij haar te bepalen dan ook toewijzen.
Contactregeling
2.11
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat, anders dan de GI heeft aangevoerd, de man wel bereid is om mee te werken aan de in het kader van de ondertoezichtstelling noodzakelijk geachte hulpverlening. Hij is bereid om verder te mee te werken aan de begeleiding van de gezinscoaches en om mee te werken aan de nog te starten systeembegeleiding. Ook heeft hij geen bezwaren tegen speltherapie voor de minderjarigen, mits deze speltherapie wordt gegeven door een andere instantie dan Jaxi. Er zijn echter nog wel zorgen over de opvoedsituatie bij de man, met name over het feit dat hij de minderjarigen nog steeds met volwassen zaken blijft belasten. Deze zorgen zijn voor de vrouw echter geen reden om mee te gaan met het advies van de GI om enkel een weekendregeling op te leggen. Zij persisteert bij de door haar verzochte, meer uitgebreide, contactregeling. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding om de bij beschikking van 10 maart 2021 vastgestelde voorlopige contactregeling te wijzigen dan wel om deze regeling op dit moment definitief vast te leggen. De rechtbank gaat er vanuit dat de man in het kader van de ondertoezichtstelling inderdaad zal meewerken aan de noodzakelijk geachte hulpverlening. Daarnaast gaat de rechtbank er vanuit dat hij openheid zal geven over zijn persoonlijke problematiek en de hulp die hij hiervoor krijgt. De man, maar ook de vrouw, dienen er alles aan te doen om de minderjarigen niet (meer) te belasten met hun emoties over de scheiding en hun onderlinge strijd. De ouders zijn het aan de minderjarigen verplicht dat zij goed contact hebben met beide ouders, zonder dat zij het gevoel hebben om een keuze tussen hen te hoeven maken.
De rechtbank acht het van belang dat de resultaten van voornoemde hulpverlening wordt afgewacht, voordat zij een definitieve beslissing over het verzoek van de vrouw tot het vastleggen van een contactregeling tussen de man en de minderjarigen zal nemen.
De rechtbank zal de beslissing op dit verzoek van de vrouw dan ook aanhouden tot na te noemen pro forma datum. De rechtbank verwacht dat de advocaten van partijen en de GI haar voor die datum zullen informeren omtrent het verloop van de voorlopige regeling en dat zij daarbij zullen aangeven of zij een nadere mondelinge behandeling van het verzoek wensen wel instemmen met een verdere schriftelijke afdoening. Indien op dat moment een nadere mondelinge behandeling van het verzoek aan de orde zal zijn, als ook dat de GI voornemens zou zijn een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling in te dienen, zullen deze verzoeken zo mogelijk (wederom) gelijktijdig worden behandeld.
Communicatiemiddelen en belcontact
2.12
Omdat partijen hierover tijdens de mondelinge behandeling overeenstemming hebben bereikt, zal de rechtbank, zoals door de GI is voorgesteld, bepalen dat de ouders standaard met elkaar communiceren via e-mail of WhatsApp, behalve als het een medische crisissituatie is met de minderjarigen, dan is bellen mogelijk. Ook zal de rechtbank bepalen dat de minderjarigen om de dag belcontact hebben met de ouder bij wie ze op dat moment niet verblijven. De minderjarigen dienen hierbij niet onder druk te worden gezet. Over de overige door de GI genoemde punten hebben partijen geen overeenstemming bereikt. Deze punten dienen in het kader van de ondertoezichtstelling verder aan bod te komen.
Bijdrage in kosten van verzorging en opvoeding
2.13
De rechtbank zal, nu er met deze beschikking een definitieve beslissing wordt genomen over het hoofdverblijf van [voornaam 1], het verzoek van de vrouw tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen ter verdere behandeling doorsturen naar het cluster familierecht van deze rechtbank. De rechtbank zal de man in de gelegenheid stellen een verweerschrift in te dienen en dit verzoek aanhouden tot de hieronder vermelde pro forma datum.
2.14
Dit betekent dat als volgt wordt beslist. De rechtbank behoudt zich iedere verdere beslissing voor.

3.De beslissing

De rechtbank
bepaalt - onder wijziging van het tussen partijen op 15 oktober 2019 gesloten ouderschapsplan - dat de minderjarige [naam 4], geboren op [geboortedatum 2] 2015 te [geboorteplaats 3] zijn hoofdverblijf heeft bij de vrouw;
bepaalt dat de minderjarigen:
  • [naam 3], geboren op [geboortedatum 1] 2012 te [geboorteplaats 4] en
  • [naam 4], geboren op [geboortedatum 2] 2015 te [geboorteplaats 5],
om de dag belcontact hebben met de ouder bij wie ze op dat moment niet verblijven. De minderjarigen dienen hierbij niet onder druk te worden gezet;
bepaalt dat de ouders standaard met elkaar communiceren via e-mail of WhatsApp, behalve als het een medische crisissituatie is met de minderjarigen, dan is bellen mogelijk;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van de zaak inzake de vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen aan (op de rol van het cluster familie van deze rechtbank) tot
dinsdag 29 maart 2022 PRO FORMA, zulks in afwachting van het verweerschrift van de man;
houdt de behandeling van deze zaak ter zake de wijziging van de zorg- en contactregeling aan tot
20 december 2022 PRO FORMAzulks met inachtneming van hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 2.11 is overwogen;
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven door mr. Hamburger, en in het openbaar uitgesproken op
uiterlijk 25 februari 2022, in tegenwoordigheid van de griffier.
WV
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op: [1]

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.