Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Feiten en omstandigheden
2.Kortsluiten
3.Wet- en regelgeving
4.Beoordeling
5.Conclusie
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 24 maart 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker beroep had ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noord-Beveland. Dit besluit betrof de verlening van een omgevingsvergunning aan MAS Invest B.V. voor het gebruiken van een pand in strijd met het bestemmingsplan, met als doel 16 arbeidsmigranten te huisvesten. Verzoeker, die bezwaar had gemaakt tegen dit besluit, vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 10 maart 2022 waren zowel verzoeker als vertegenwoordigers van het college en MAS Invest B.V. aanwezig.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het college bevoegd was om de omgevingsvergunning te verlenen en dat de vergunninghouder als belanghebbende kon worden aangemerkt. Verzoeker had aangevoerd dat de vergunninghouder niet de eigenaar van het pand was en dat er sprake was van belangenverstrengeling, maar de voorzieningenrechter verwierp deze argumenten. Ook de stelling van verzoeker dat de vergunningverlening in strijd was met de "Notitie huisvesting arbeidsmigranten de Bevelanden" werd niet gehonoreerd, omdat het college niet gebonden was aan deze notitie.
De voorzieningenrechter concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Verzoeker kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.