ECLI:NL:RBZWB:2022:1506

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 maart 2022
Publicatiedatum
28 maart 2022
Zaaknummer
C/02/395190 JERK 22-352
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige in het kader van ouderverstoting en omgangsregeling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 maart 2022 een beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [voornaam 1]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [voornaam 1], die sinds 24 januari 2022 volledig bij haar vader verblijft en alle contact met haar moeder heeft verbroken. De kinderrechter heeft geconstateerd dat er sprake is van ouderverstoting, waarbij [voornaam 1] onder druk staat om een keuze te maken tussen haar ouders. De vader heeft niet de verantwoordelijkheid genomen om de zorgregeling na te leven en heeft de negatieve houding van [voornaam 1] richting haar moeder versterkt. De kinderrechter heeft geoordeeld dat een uithuisplaatsing noodzakelijk is om de ontwikkeling van [voornaam 1] te beschermen en om het contact met haar moeder te herstellen. De machtiging tot uithuisplaatsing is verleend voor de periode van 17 maart 2022 tot 1 juni 2022, met de mogelijkheid tot verlenging. De kinderrechter heeft ook de bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling afgewezen, omdat dit verzoek was ingetrokken. De kinderrechter hoopt dat [voornaam 1] op een neutrale plek de ruimte krijgt om met beide ouders in contact te komen en haar eigen identiteit te ontwikkelen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaakgegevens: C/02/395190 / JE RK 22-352
(bekrachtiging schriftelijke aanwijzing)
C/02/395191 / JE RK 22-353
(machtiging tot uithuisplaatsing)
Datum uitspraak: 17 maart 2022
beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing en een schriftelijke aanwijzing
in de zaken van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI),
gevestigd te Roosendaal,
betreffende
[naam 1],
geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [voornaam 1] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[voornaam 1],
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. C.J.M. Veth te Rijen,
[naam 2],
hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. G. Demir te Gilze.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen de Raad, om de kinderrechter over de verzoeken te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het op 1 maart 2022 ontvangen verzoekschrift met bijlagen van de GI in de zaak met zaaknummer C/02/395190 / JE RK 22-352;
- het op (eveneens) 1 maart 2022 ontvangen verzoekschrift met bijlagen van de GI in de zaak met zaaknummer C/02/395191 / JE RK 22-353;
- het e-mailbericht van mr. Demir van 7 maart 2022.
1.2
Gelet op de nauwe samenhang tussen de onderhavige zaken zijn deze gelijktijdig tijdens de mondelinge behandeling van 10 maart 2022 met gesloten deuren door de kinderrechter behandeld.
Verschenen zijn:
- [voornaam 1] , die apart met de kinderrechter heeft gepraat,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- een vertegenwoordiger van de GI,
- een vertegenwoordigster van de Raad.

2.De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam 1] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 2 juli 2021 is de ondertoezichtstelling van [voornaam 1] verlengd met ingang van 8 juli 2021 tot 8 juli 2022.
Bij beschikking van 24 december 2021 is bepaald dat [voornaam 1] en haar broer [voornaam 2] hun hoofdverblijf hebben bij de moeder. Tevens is bepaald dat de vader en [voornaam 1] en [voornaam 2] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar:
- eenmaal per twee weken van vrijdag uit school tot maandag naar school. Voor zover [voornaam 1] en [voornaam 2] op de vrijdag voorafgaand aan het weekend van de vader vrij zijn van school, geldt als aanvangsmoment voor de zorgregeling vrijdag 19.00 uur. Voor zover [voornaam 1] en [voornaam 2] op maandag aansluitend aan het weekend van de vader vrij zijn van school, geldt als eindmoment voor de zorgregeling maandag 10.00 uur. Als [voornaam 1] en [voornaam 2] op vrijdag en/of maandag aansluitend aan het weekend van de vader vrij zijn van school brengt de ouder waar [voornaam 1] en [voornaam 2] op dat moment verblijven ze naar de andere ouder;
- gedurende een deel van de vakanties en feestdagen, zoals vermeld in rechtsoverweging 2.12 van de beschikking.
Sinds 24 januari 2022 verblijft [voornaam 1] volledig bij de vader en heeft zij alle contact met de moeder verbroken.
De GI heeft op 11 februari 2022 een schriftelijke aanwijzing gegeven aan de vader betreffende de verzorging en opvoeding van [voornaam 1] . Hierin is het volgende opgenomen:
-
U houdt zich aan de omgangsregeling zoals deze is vastgelegd in de beschikking van de rechtbank van 24 december 2021;
- U draagt naar [voornaam 1] uit dat de omgangsregeling die door de kinderrechter is vastgesteld moet worden opgevolgd, ook door haar, en stimuleert haar om naar moeder te gaan.

3.De verzoeken

Ter beoordeling ligt voor het verzoek van de GI tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam 1] in een voorziening voor pleegzorg, een gezinshuis of een accommodatie jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad
(C/02/395191 / JE RK 22-353).
Daarnaast ligt ter beoordeling voor het verzoek van de GI tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing van 11 februari 2022 en het opleggen van een dwangsom ter hoogte van € 50,- voor iedere dag dat de vader de aanwijzing niet opvolgt, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad
(C/02/395190 / JE RK 22-352). Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI dit verzoek voorwaardelijk ingetrokken, in die zin dat de GI het verzoek intrekt indien het verzoek tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam 1] wordt toegewezen.

4.De standpunten

4.1
Ter onderbouwing van het verzoek tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing heeft de GI gesteld dat geen uitvoering wordt gegeven aan de zorgregeling zoals vastgesteld bij beschikking van 24 december 2021. Sinds 24 januari 2022 verblijft [voornaam 1] volledig bij de vader en heeft zij alle contact met de moeder verbroken. De GI maakt zich ernstige zorgen over de veiligheid en ontwikkeling van [voornaam 1] . [voornaam 1] is het slachtoffer van het gedrag van de vader, die na de scheiding zeer rancuneus naar de moeder is geworden. [voornaam 1] wordt belast met uitspraken van de vader over de moeder, waardoor zij steeds verder in een loyaliteitsconflict raakt en een zeer negatief moederbeeld lijkt te ontwikkelen. Er is een sterk vermoeden van ouderverstoting, wat een ernstig risico op een verstoorde ontwikkeling met zich meebrengt. [voornaam 1] laat in dit verband ook zorgelijk gedrag zien, zoals gedragsproblemen en sociaal-emotionele problemen alsook parentificatie richting haar broer [voornaam 2] . De vader is niet bereid om mee te werken aan de geboden hulpverlening. Er is zowel met gesprekken als het afgeven van de schriftelijke aanwijzing van 11 februari 2022 geprobeerd om de vader te bewegen tot het nakomen van de zorgregeling en daarmee weer omgang tot stand te brengen tussen de moeder en [voornaam 1] . De vader werkt daar echter niet aan mee, omdat [voornaam 1] volgens hem geen contact met de moeder wil. De vader is niet bereid of in staat [voornaam 1] te stimuleren in het contact met de moeder en daarmee niet in staat of bereid de ernstige ontwikkelingsbedreiging van [voornaam 1] af te wenden. Als de huidige situatie langer aanhoudt, zal [voornaam 1] meer en meer een alliantie vormen met de vader en totaal vermijdend gedrag laten zien naar de moeder. Een uithuisplaatsing is noodzakelijk om dit te doorbreken en [voornaam 1] niet langer bloot te stellen aan het gedrag van de vader en de invloed die hij op haar lijkt uit te oefenen. Een directe plaatsing van [voornaam 1] bij de moeder is, gezien hun verstoorde relatie, niet mogelijk. De GI acht derhalve een plaatsing van [voornaam 1] op een neutrale plek aangewezen, waar gewerkt kan worden aan de disfunctionele schema’s die [voornaam 1] heeft ontwikkeld en vanuit rust en veiligheid kan worden ingezet op het herstellen van de relatie tussen de moeder en [voornaam 1] . Ook zal er van daaruit bekeken moeten worden hoe het contact tussen [voornaam 1] en de vader veilig kan worden opgebouwd. Daarbij gaat de voorkeur van de GI uit naar een plaatsing van [voornaam 1] op een neutrale plek buiten de regio Brabant, omdat daarmee letterlijk en figuurlijk afstand wordt gecreëerd tussen de vader en [voornaam 1] . Op dit moment is er een plek beschikbaar voor [voornaam 1] in een gezinshuis in Twente, waarop ingezet zou kunnen worden. Daarbij onderkent de GI dat een uithuisplaatsing van [voornaam 1] , met name wanneer zij buiten de regio Brabant geplaatst zou worden, een grote impact op [voornaam 1] zal hebben. Desondanks is de GI van mening dat dit op de langere termijn beter zal zijn voor de ontwikkeling van [voornaam 1] . Het is van belang dat zij de ruimte krijgt om zich een eigen beeld te vormen van haar beide ouders. Voor zover het verzoek tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing zou worden afgewezen, verzoekt de GI een bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing van 11 februari 2022. De vader heeft in de afgelopen periode geen medewerking verleend aan de schriftelijke aanwijzing, die noodzakelijk is om de ontwikkelingsbedreiging bij [voornaam 1] weg te nemen. De schriftelijke aanwijzing ziet op het nakomen van de bij beschikking van 24 december 2021 vastgestelde zorgregeling. Het is van belang dat beide ouders deze regeling nakomen, zodat [voornaam 1] stabiliteit kan ervaren in het contact met haar beide ouders en het voor haar duidelijk is wanneer zij bij welke ouder verblijft.
4.2
[voornaam 1] heeft aan de kinderrechter verteld dat zij het niet eens is met de beschikking van 24 december 2021 en de daarin neergelegde zorgregeling. Daarvoor was er een co-ouderschapsregeling waarbij zij om de week afwisselend bij haar moeder en vader verbleef. Dat ging goed. Door de huidige zorgregeling ziet [voornaam 1] haar vader veel minder. Dat vindt zij niet eerlijk en wil zij niet. Zij heeft het fijn bij haar vader. Bij haar moeder vindt [voornaam 1] het niet leuk. Het eten is niet lekker en ze slaap slecht bij haar moeder. Ook heeft haar moeder haar wel eens pijn gedaan omdat [voornaam 1] iets niet (snel genoeg) deed wat haar moeder haar opdroeg. [voornaam 1] is heel erg boos op haar moeder en wil op dit moment dan ook geen contact met haar moeder. Zij wil bij haar vader blijven wonen en met rust worden gelaten. [voornaam 1] ziet haar broertje [voornaam 2] nu minder vaak bij haar vader. Dat vindt zij erg jammer, ook omdat hun onderlinge band minder goed is geworden. [voornaam 2] heeft weinig aandacht voor haar omdat hij veel met zijn telefoon bezig is. [voornaam 1] zou het verschrikkelijk vinden als zij uit huis zou worden geplaatst en verwacht dat dit haar niet zal helpen. Zij zou teveel gaan nadenken en haar vader, [voornaam 2] en vriendinnen erg missen.
4.3
Door en namens de vader is tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat [voornaam 1] al vanaf haar elfde jaar aangeeft liever bij de vader te zijn dan bij de moeder. De vader heeft zijn best gedaan om [voornaam 1] ook in contact te laten staan met de moeder, maar [voornaam 1] blijft voortdurend aangeven bij de vader te willen zijn. De vader en [voornaam 1] hebben het fijn samen, sluiten goed op elkaar aan en [voornaam 1] vindt bij de vader gehoor voor bijvoorbeeld deelname aan de vastenmaand. [voornaam 1] heeft een sterke mening en gezien haar leeftijd kan de vader [voornaam 1] niet meer dwingen in het contact met de moeder. De vader was voorstander van hulpverlening. Hij is echter digibeet en kan zich niet goed uitdrukken. Daardoor is de hulpverlening helaas niet goed uit de verf gekomen. Ook heeft de wisseling in jeugdzorgwerkers niet bijgedragen aan een goede voortgang van de hulpverlening. De vader ziet in dat de huidige situatie, waarbij [voornaam 1] het contact met de moeder heeft verbroken, moet veranderen. De vader kan echter niet instemmen met een uithuisplaatsing van [voornaam 1] op een neutrale plek. [voornaam 1] is een gevoelig meisje en de uithuisplaatsing zal dan ook een grote impact op haar hebben. Daarnaast zal dit een wijziging van school met zich brengen, wat niet in haar belang is. [voornaam 1] ervaart rust bij de vader en ontwikkelt zich verder goed. Een uithuisplaatsing is niet de manier om het contact met de moeder te herstellen. Van ouderverstoting is geenszins sprake. De vader spreekt niet negatief over de moeder en stelt haar niet in een kwaad daglicht. Bovendien wijst [voornaam 1] de moeder niet volledig af. Zij wil alleen nu geen contact met de moeder. De communicatie tussen de ouders moet wel verbeteren. Zij moeten minder boosheid naar elkaar laten zien en elkaar met meer respect behandelen. Ook onderlinge afspraken moeten beter worden nagekomen. Dit zal [voornaam 1] minder belasten en hopelijk meer rust voor haar creëren. [voornaam 1] heeft het recht om bij haar ouders op te groeien. Verzocht wordt dan ook om het verzoek van de GI tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing af te wijzen. Eveneens wordt verzocht om het verzoek van de GI tot het bekrachtigen van de schriftelijke aanwijzing van 11 februari 2022 af te wijzen. De vader stimuleert [voornaam 1] in het contact met de moeder, maar hij kan haar dit niet met harde hand opleggen. [voornaam 1] is het niet eens met de zorgregeling zoals bepaald bij beschikking van 24 december 2021 en wil op dit moment geen contact met de moeder.
4.4
Door en namens de moeder is tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat de moeder, ondanks dat zij het ontzettend moeilijk vindt, kan instemmen met het verzoek van de GI tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing. De huidige problematiek speelt al veel langer. In 2020 is [voornaam 1] ook al maanden volledig bij de vader gebleven zonder contact met de moeder. Afspraken werden door de vader niet nagekomen. Nadien is het contact tussen [voornaam 1] en de moeder weer hersteld. Daarbij heeft de GI met inzet van hulpverlening geprobeerd de situatie te verbeteren om [voornaam 1] in staat te stellen met haar beide ouders een onbelast contact te hebben. Aan deze hulpverlening heeft de vader echter niet meegewerkt, met als resultaat dat een maand na de beschikking van 24 december 2021 er wederom geen contact meer plaatsvindt tussen [voornaam 1] en de moeder. De vader oefent een sterke invloed uit op [voornaam 1] . Hij maakt de moeder zwart en vertelt structureel onwaarheden over haar. Er is sprake van manipulatie en indoctrinatie van de vader richting [voornaam 1] , en wat [voornaam 1] nu zelf aan de kinderrechter aangeeft over haar moeder vormt geen rechtvaardiging om helemaal geen contact meer te hebben. Er is niets mis bij de moeder in de thuissituatie. Als de huidige situatie in stand blijft, vreest de moeder dat zij de komende jaren helemaal geen contact meer met [voornaam 1] zal hebben. Intensieve hulpverlening vanuit de thuissituatie bij de vader heeft geen zin omdat [voornaam 1] die in een neutrale setting moet ontvangen. [voornaam 1] moet zichzelf kunnen zijn. Zij wordt fijngemalen in de strijd van de vader tegen de moeder waardoor zij niet meer weet hoe zij zich moet gedragen ten opzichte van de moeder. Er zijn sterke aanwijzingen van ouderverstoting en de vicieuze cirkel moet doorbroken worden door een uithuisplaatsing, hoe lastig ook. Dit, zodat [voornaam 1] vanuit een genormaliseerde situatie en zonder invloed van de vader weer in de realiteit komt en zelf kan nadenken over wat zij voelt over het contact met haar beide ouders, zonder dat zij het idee heeft te moeten kiezen tussen haar ouders.
De schriftelijke aanwijzing is op juiste gronden genomen en bekrachtiging daarvan ligt in de rede voor zover het verzoek van de GI tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing zou worden afgewezen.
4.5
De medewerkster van de Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat de afwijzing van de moeder door [voornaam 1] niet iets is van nu, maar dat deze problematiek al veel langer speelt en eigenlijk al vier jaar geleden is begonnen. Er zijn in de afgelopen jaren heel veel hulpverlenende organisaties betrokken geweest, echter zonder het gewenste resultaat. Het is niet gelukt om de aanhoudende ex-partner strijd te stoppen. Daardoor zit [voornaam 1] enorm klem en is er sprake van een loyaliteitsconflict. Om zichzelf op de been te houden, heeft [voornaam 1] een keuze gemaakt voor één van haar ouders, namelijk haar vader. Zij staat zichzelf niet meer toe om van haar beide ouders te mogen houden omdat dit te belastend voor haar is. [voornaam 1] is nu volledig loyaal aan haar vader en er is sprake van een ernstige disloyaliteit naar de moeder. [voornaam 1] is zichzelf kwijt geraakt. Met de GI is de Raad van oordeel dat een uithuisplaatsing van [voornaam 1] op een neutrale plek nog de enige mogelijkheid is om de huidige situatie, waarbij [voornaam 1] de moeder inmiddels volledig afwijst, te doorbreken. Aan [voornaam 1] moet de kans worden geboden om haar beide ouders weer in haar leven te hebben. Dat zou het uitgangspunt moeten zijn. Daarbij realiseert de Raad zich dat een uithuisplaatsing het leven van [voornaam 1] op meerdere vlakken zal doen veranderen en in zekere zin op zijn kop zal zetten. Dat laatste is echter vier jaar geleden al gebeurd toen de strijd tussen de ouders ernstige vormen begon aan te nemen. Ook is de Raad zich ervan bewust dat [voornaam 1] niet achter een uithuisplaatsing staat. De maatregel van een uithuisplaatsing is gelet op de omstandigheden echter het laatste redmiddel om de ontwikkeling van [voornaam 1] veilig te stellen. De medewerkster van de Raad ziet in dit stadium geen meerwaarde (meer) in het benoemen van een bijzondere curator. Zij adviseert de kinderrechter om het verzoek van de GI tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing toe te wijzen.

5.De beoordeling

5.1
Machtiging tot uithuisplaatsing
Ingevolge artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
Uit de overgelegde stukken en wat tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht, is gebleken dat er grote zorgen zijn over [voornaam 1] . Er is bij [voornaam 1] sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging die onder meer is gelegen in de inmiddels jarenlang voortdurende
ex-partnerproblematiek tussen de ouders. Er is al veel hulpverlening ingezet om hier verbetering in te brengen, maar helaas zonder resultaat. [voornaam 1] zit hierdoor volledig klem in haar loyaliteit naar haar beide ouders.
In de afgelopen jaren heeft [voornaam 1] een steeds groter wordende weerstand opgebouwd richting haar moeder, waarbij het erop lijkt dat [voornaam 1] (onbewust) het gevoel heeft te moeten kiezen tussen haar ouders en dat zij heeft gekozen voor haar vader omdat die haar (in haar beleving) het meest nodig heeft. [voornaam 1] heeft in 2020 het contact met haar moeder een tijd lang verbroken, terwijl zij bij haar vader verbleef. Dit is recentelijk opnieuw gebeurd. Na
24 januari 2022 is [voornaam 1] , ondanks de beschikking van 24 december 2021, niet meer teruggekeerd naar haar moeder en wijst elke vorm van contact met haar moeder af. [voornaam 1] is zeer negatief over haar moeder en kan niets positiefs meer over haar moeder denken en/of vinden. Zij keert zich volledig af van haar moeder en wil niets met haar te maken hebben. De argumenten die [voornaam 1] daar zelf voor aanvoert, vormen echter geen rechtvaardiging voor de drastische beslissing van [voornaam 1] om haar moeder helemaal uit haar leven te bannen.
Naar het oordeel van de kinderrechter is er dan ook sprake is van ouderverstoting.
Er zijn grote zorgen over de opvoedomgeving van de vader. Hoewel de vader aangeeft het contact tussen [voornaam 1] en de moeder aan te moedigen, worden er vanuit de hulpverlening aanwijzingen gezien dat de vader de houding van [voornaam 1] richting haar moeder versterkt. De vader laat zich negatief uit over de moeder. Daarnaast toont de vader geen bereidheid om de zorgregeling tussen hem en [voornaam 1] , zoals bepaald bij beschikking van 24 december 2021, na te leven. Hij geeft aan [voornaam 1] niet in het contact met de moeder te kunnen dwingen en laat het contact tussen de moeder en [voornaam 1] afhangen van de keuze die [voornaam 1] hierin maakt. De vader neemt daarmee niet de verantwoordelijkheid die van hem als ouder met gezag verwacht mag worden en laat het voorts na hierin de samenwerking met de hulpverlening en de GI op te zoeken. Het belang van een onbelast contact tussen [voornaam 1] en haar beide ouders lijkt de vader, ondanks de hulpverlening die hem is geboden, niet in te kunnen en willen zien.
De kinderrechter vindt het uiterst zorgelijk dat de vader op dit punt onvoldoende in staat is gebleken om zijn ouderlijk gezag uit te oefenen en dat hij niet de bereidheid toont om hierin daadwerkelijk te willen investeren.
Voor een goede en evenwichtige ontwikkeling van [voornaam 1] vindt de kinderrechter het, met de GI en de Raad, in het belang van [voornaam 1] dat het contact tussen haar en de moeder wordt hersteld. Dit contact zal moeten worden opgebouwd, zodat [voornaam 1] weer positieve ervaringen met de moeder kan opdoen. Met de GI en conform het advies van de Raad, is de kinderrechter van oordeel dat het noodzakelijk is om vanuit een neutrale plek, en dus niet vanuit de thuissituatie van de vader, toe te werken naar contactherstel tussen de moeder en [voornaam 1] . Dit, zodat [voornaam 1] , buiten de invloed van haar beide ouders, de rust en ruimte krijgt om weer in contact te komen met zichzelf, kan werken aan haar loyaliteitsproblematiek en zich, al dan niet met de inzet van nadere hulpverlening, weer kan openstellen voor contact met haar beide ouders op een wijze die het meest in haar belang is. Daarbij beseft de kinderrechter, net als de GI en de Raad, dat een uithuisplaatsing veel impact zal hebben op [voornaam 1] . Daar staat echter tegenover dat de huidige opvoedomgeving, waarbij [voornaam 1] sterk wordt beïnvloed door haar vader en het contact met haar moeder volledig afwijst, zeer schadelijk is voor haar ontwikkeling. De kinderrechter is dan ook van oordeel dat voldaan is aan de wettelijke vereisten van artikel 1:265b van het BW en dat het risico op permanente schade als gevolg van ouderverstoting vele malen groter is dan het risico op schade die een uithuisplaatsing mogelijkerwijs met zich mee zal brengen.
De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing voor een kortere periode verlenen dan verzocht. Een machtiging tot uithuisplaatsing is een ultimum remedium waar uiterst zorgvuldig mee moet worden omgegaan. Bovendien vindt de kinderrechter het belangrijk om het verloop van de uithuisplaatsing te kunnen monitoren. Gelet op dit alles zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing verlenen tot 1 juni 2022, en de beslissing op het verzoek voor het overige aanhouden tot de mondelinge behandeling van 17 mei 2022.
De kinderrechter verwacht van de GI dat zij uiterlijk 10 mei 2022 schriftelijk verslag zal uitbrengen over het verloop van de uithuisplaatsing en de hulpverlening, alsook een standpunt te geven ten aanzien van het resterende deel van het verzoek (met toezending van haar verslag aan de advocaten van de ouders).Wanneer de GI zou besluiten om een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling in te dienen, kan dat (mits tijdig ingediend) eveneens worden behandeld tijdens de mondelinge behandeling van 17 mei 2022.
De kinderrechter wijst er op dat deze machtiging tot uithuisplaatsing door de GI, als dat nodig is, kan worden uitgevoerd met de inzet van politie en justitie. De kinderrechter hoopt echter dat het niet zover zal komen en dat de vader zijn medewerking zal verlenen, zodat de uithuisplaatsing op een voor [voornaam 1] zo min mogelijk belaste manier kan verlopen.
Voorts hoopt de kinderrechter dat de vader, zoals meerdere malen aan hem geadviseerd, (persoonlijke) hulpverlening zal accepteren om te werken aan een verbetering van zijn situatie. Het is in ieder geval noodzakelijk dat de vader zijn opvoedingsvaardigheden versterkt en leert om zijn ouderlijk gezag uit te oefenen op een manier die in het belang is van [voornaam 1] . Dit zal mogelijkerwijs ook bijdragen aan een betere invulling van het gezamenlijk ouderschap van de ouders.
Tot slot overweegt de kinderrechter dat zij zich realiseert dat haar beslissing [voornaam 1] zwaar zal vallen. [voornaam 1] heeft duidelijk aangegeven een uithuisplaatsing verschrikkelijk te zullen vinden en bij haar vader te willen blijven wonen. Door een uithuisplaatsing zal het leven van [voornaam 1] inderdaad (tijdelijk) helemaal anders zijn en het zal veel van haar vragen. De kinderrechter hoopt echter dat [voornaam 1] het zichzelf toestaat om op een neutrale plek weer tot zichzelf te komen en dat zij weer ruimte krijgt om met haar beide ouders in contact te zijn.
5.2
Bekrachtiging schriftelijke aanwijzing
De kinderrechter overweegt dat het verzoek van de GI tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing van 11 februari 2022 en het opleggen van een dwangsom ter hoogte van € 50,- voor iedere dag dat de vader de aanwijzing niet opvolgt geen inhoudelijke beoordeling en beslissing behoeft. Immers, tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI dit verzoek ingetrokken voor zover een machtiging tot uithuisplaatsing zou worden verleend. Nu, zoals uit het vorenstaande blijkt, een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam 1] met ingang van heden zal worden uitgesproken, zal de kinderrechter het verzoek tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing en het opleggen van een dwangsom dan ook afwijzen.
5.3
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam 1] in een voorziening voor pleegzorg, gezinshuis of accommodatie jeugdhulpaanbieder met ingang van 17 maart 2022 tot 1 juni 2022;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt het resterende deel van het verzoek tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing aan tot de mondelinge behandeling van
17 mei 2022 om 13:30 uurvan de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, Stationslaan 10, 4815 GW;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproep voor die mondelinge behandeling voor de moeder en haar advocaat, de vader en zijn advocaat, de GI en de Raad;
wijst af het verzoek van de GI tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing van
11 februari 2022 en het opleggen van een dwangsom ter hoogte van € 50,- voor iedere dag dat de vader de aanwijzing niet opvolgt.
Deze beschikking is in het openbaar uitgesproken door mr. Phillips, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Aarts-Snatersen op 17 maart 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
’s-Hertogenbosch.