ECLI:NL:RBZWB:2022:1522

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 maart 2022
Publicatiedatum
28 maart 2022
Zaaknummer
AWB- 21_2631
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag AIO-aanvulling door Sociale Verzekeringsbank na onderzoek naar vermogen in het buitenland

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, hebben eisers, een echtpaar, beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een AIO-aanvulling door de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De aanvraag werd afgewezen op 21 juli 2020, omdat de SVB twijfels had over de bijstandsbehoevende omstandigheden van eisers, mede door vermoedens van vermogen in het buitenland. De SVB had eerder, op 10 mei 2021, het bezwaar van eisers tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 3 februari 2022 werd het beroep besproken, waarbij de gemachtigde van eisers en een vertegenwoordiger van de SVB aanwezig waren.

Eisers ontvingen eerder een AIO-uitkering, die bedoeld is om het inkomen aan te vullen tot het sociaal minimum. De SVB had in 2016 ontdekt dat eisers mogelijk vermogen in het buitenland bezaten, wat leidde tot een langdurig onderzoek. Eisers dienden op 6 mei 2019 een aanvraag in voor de AIO-aanvulling, maar de SVB weigerde deze, omdat niet kon worden vastgesteld of zij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerden. Eisers stelden dat zij alle gevraagde informatie hadden overgelegd en dat een machtigingsprocedure niet nodig was.

De rechtbank oordeelde dat het aan eisers was om de feiten en omstandigheden aan te tonen die hun aanvraag noodzakelijk maakten. De rechtbank concludeerde dat de SVB terecht had gesteld dat eisers geen recht hadden op de AIO-aanvulling, omdat zij niet voldeden aan de informatieverplichtingen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen reden voor proceskostenveroordeling of schadevergoeding. De uitspraak werd gedaan door mr. I.M. Josten, in aanwezigheid van griffier mr. A.M. Pasmans, op 24 maart 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2631 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 maart 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] (eiseres) en wijlen [Naam eiser] (eiser), te [Plaatsnaam] , eisers,

gemachtigde: mr. F. Ergec,
en

De Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank Breda (SVB), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 21 juli 2020 (primair besluit) heeft de SVB de aanvraag van eisers om een AIO-aanvulling afgewezen.
In het besluit van 10 mei 2021 (bestreden besluit) heeft de SVB het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De SVB heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank in Breda op 3 februari 2022. Hierbij waren aanwezig de gemachtigde van eisers en namens de SVB mr. P.C.A. Buskens.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.

Overwegingen

1.
Feiten
Eisers ontvingen van de SVB een AIO-uitkering. Deze uitkering vult het inkomen aan tot het sociaal minimum als men een onvolledige AOW-uitkering en weinig vermogen heeft.
In 2016 kwam de SVB erachter dat eisers (mogelijk) vermogen in het buitenland hebben. Sindsdien probeert de SVB gegevens over dit vermogen boven tafel te krijgen.
Eisers hebben op 6 mei 2019 een AIO-aanvulling aangevraagd bij de SVB.
Op 14 februari 2020 heeft de SVB aan eisers gevraagd verschillende vragen te beantwoorden over de erfenis van eiser.
Bij het primaire besluit heeft de SVB geweigerd aan eisers een AIO-aanvulling toe te kennen, omdat niet kan worden vastgesteld of zij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeren. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Eisers hebben – na meerdere malen uitstel te hebben gekregen voor het insturen van bewijsstukken – bij brieven van 13 augustus 2020 en 13 oktober 2020 informatie aan de SVB overgelegd.
Op 19 maart 2021 heeft een telefonisch gesprek plaatsgevonden tussen de SVB en de gemachtigde van eisers. Bij brief van 22 maart 2021 heeft de SVB eisers laten weten dat de vragen van 14 februari 2020 over de erfenis van eiser nog niet zijn beantwoord. Om te kunnen beoordelen of eisers in bijstandbehoevende omstandigheden verkeren, is een machtigingsprocedure nodig. Vervolgens hebben eisers bij brief van 28 april 2021 de SVB laten weten dat zij een machtigingsprocedure disproportioneel vinden.
Bij het bestreden besluit heeft de SVB het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
2.
Beroepsgronden
Eisers stellen in beroep dat zij verkeren in bijstandbehoevende omstandigheden, waardoor de SVB gehouden is aan hen een AIO-aanvulling toe te kennen. Eisers hebben alle gevraagde informatie overgelegd. Nadere informatie of een machtigingsprocedure is niet noodzakelijk om te beoordelen of eisers in bijstandbehoevende omstandigheden verkeren. Tevens doen eisers een beroep op artikel 6 van het EVRM en het recht op family life.
3.
Beoordeling
3.1.
De te beoordelen periode loopt in dit geding van 6 mei 2019 (datum aanvraag) tot en met 21 juli 2020 (datum primair besluit).
3.2.
De rechtbank overweegt dat, gelet op vaste rechtspraak van de CRvB [1] over de afwijzing van een aanvraag om bijstandsuitkering zoals een AIO-aanvulling, het aan eisers is om de feiten en omstandigheden aannemelijk te maken die inwilliging van die aanvraag noodzakelijk maken. In dat kader moeten zij de nodige duidelijkheid verschaffen en volledige opening van zaken geven. Vervolgens is het aan de SVB om in het kader van de onderzoekplicht deze inlichtingen op juistheid en volledigheid te controleren. Wanneer eisers niet aan de wettelijke inlichtingen- of medewerkingsverplichting voldoen, is dit een reden voor weigering van de AIO-aanvulling wanneer als gevolg daarvan het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.
3.3.
Vaststaat dat eisers tijdens een huisbezoek op 25 mei 2016 in het kader van een handhavingsonderzoek van de SVB hebben verklaard dat eiser door een erfenis van zijn ouders mede-eigenaar is geworden van een pand in de gemeente Antakya. In dat onderzoek is ook naar voren gekomen dat op naam van eiseres in diezelfde gemeente een perceel grond staat geregistreerd.
Bij brief van 14 februari 2020 heeft de SVB aan eisers gevraagd verschillende vragen te beantwoorden over de erfenis van eiser. In diezelfde brief is aan eisers meegedeeld dat op grond van de door hen overgelegde informatie ervan wordt uitgegaan dat eiseres vanaf 2011 geen grond in Antakya heeft.
De vraag of eisers vermogen in het buitenland hebben, is van belang voor de beoordeling van hun recht op een AIO-uitkering. De rechtbank is van oordeel dat de SVB aan eisers mocht vragen om gegevens met betrekking tot hun (eventuele) onroerend goed in Turkije. Vaststaat dat eisers niet alle gevraagde informatie hebben overgelegd. De vragen in de brief van
14 februari 2020 zijn niet door hen beantwoord.
Om duidelijkheid te verkrijgen over de vermogenspositie van eisers mocht de SVB naar het oordeel van de rechtbank eisers vragen mee te werken aan een machtigingsprocedure. Eisers willen daaraan niet meewerken.
Gelet op het vorenstaande heeft de SVB zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat eisers geen recht hebben op een AIO-aanvulling, omdat niet kan worden vastgesteld of zij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeren. De SVB heeft dan ook de aanvraag om een AIO-aanvulling terecht afgewezen
3.4.
Aan de grond van eisers dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 6 EVRM en het recht op family life gaat de rechtbank voorbij, nu deze grond niet is onderbouwd.
4.
Conclusie
Het beroep wordt ongegrond verklaard. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling of een veroordeling tot schadevergoeding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 24 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Centrale Raad van Beroep (CRvB). Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 29 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1605.