ECLI:NL:RBZWB:2022:1533

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 maart 2022
Publicatiedatum
28 maart 2022
Zaaknummer
AWB- 21_2480
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake aanvraag doelgroepverklaring loonkostenvoordeel

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 maart 2022 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep dat door eiseres is ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had een aanvraag ingediend voor een doelgroepverklaring loonkostenvoordeel voor een (ex) werknemer, maar deze aanvraag werd door het UWV afgewezen in een besluit van 1 maart 2021. Eiseres heeft vervolgens bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit van 15 april 2021, waarin het UWV het bezwaar van de (ex) werknemer ongegrond verklaarde. De rechtbank heeft de brief van eiseres van 8 juni 2021 aangemerkt als een beroepschrift, maar heeft ook vastgesteld dat eiseres geen bezwaar heeft gemaakt tegen het oorspronkelijke besluit van 1 maart 2021. Dit is in strijd met artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat bepaalt dat geen beroep kan worden ingesteld door een belanghebbende die redelijkerwijs kan worden verweten geen bezwaar te hebben gemaakt tegen het oorspronkelijke besluit. De rechtbank heeft geconcludeerd dat eiseres verweten kan worden dat zij geen bezwaar heeft gemaakt en heeft het beroep daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2480

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 maart 2022 in de zaak tussen

[Naam eiseres] , uit [Plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 1 maart 2021 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag om een doelgroepverklaring loonkostenvoordeel van de (ex) werknemer van eiseres ( [naam werknemer] ) afgewezen.
Bij besluit van 15 april 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van de (ex) werknemer tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft bij brief van 8 juni 2021 tegen het bestreden besluit bezwaar ingesteld bij de rechtbank. Gelet op de systematiek van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de rechtbank de brief aangemerkt als een beroepschrift.

Overwegingen

In artikel 8:1, eerste lid, van de Awb is bepaald dat een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de rechtbank.
In artikel 6:13 van de Awb is bepaald dat geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen bezwaar heeft gemaakt tegen het oorspronkelijke besluit. In de brief van 15 april 2021 waarbij het UWV het bestreden besluit van 15 april 2021 aan eiseres toestuurde, heeft het UWV eiseres ook gewezen op dit risico.
De rechtbank dient, ambtshalve, eerst stil te staan bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep. In dat verband overweegt de rechtbank het volgende.
Blijkens de stukken is op 10 maart 2021 door de (ex) werknemer van eiseres bezwaar gemaakt tegen het besluit van 1 maart 2021. Uit dit bezwaarschrift blijkt op geen enkele wijze dat met dit bezwaarschrift ook namens eiseres bezwaar is gemaakt. Daarnaast is het bezwaarschrift niet mede door eiseres ondertekend, noch is een machtiging van eiseres aan de (ex) werknemer van eiseres overgelegd om (ook) namens haar bezwaar te maken.
De griffier heeft eiseres bij brief van 3 maart 2022 laten weten dat de rechtbank heeft geconstateerd dat zij geen bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 1 maart 2021. De rechtbank heeft eiseres daarbij in de gelegenheid gesteld om aan te geven waarom zij geen bezwaar heeft gemaakt. Eiseres heeft bij brief van 7 maart 2022 aangegeven dat het bezwaar van 8 juni 2021 is ingediend namens eiseres.
Zoals bij het procesverloop reeds is weergegeven dient het schrijven van 8 juni 2021 volgens de systematiek van de Awb aangemerkt te worden als een beroepschrift gericht tegen het bestreden besluit van 15 april 2021.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat eiseres geen bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit van 1 maart 2021. De rechtbank is van oordeel dat dit eiseres verweten kan worden. Door eiseres wordt niet bestreden dat zij de beslissing van 1 maart 2021 ontvangen heeft. Eiseres heeft dan ook de mogelijkheid gehad om op de hoogte te kunnen zijn van het rechtsgevolg van de beslissing van 1 maart 2021. Daar komt nog bij dat verweerder onder het primaire besluit van 1 maart 2021 op correcte wijze heeft aangegeven hoe en binnen welke termijn eiseres bezwaar kon maken tegen dit besluit.
Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 25 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.