ECLI:NL:RBZWB:2022:1535

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 maart 2022
Publicatiedatum
28 maart 2022
Zaaknummer
AWB- 22_244
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake omgevingsvergunning voor verbouwing rijksmonument tot woning met wagenmakerijmuseum

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geertruidenberg, betreffende de omgevingsvergunning voor de verbouwing van een rijksmonument tot woning met wagenmakerijmuseum. De rechtbank heeft op 25 maart 2022 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift op 29 december 2021 eindigde, nadat het bestreden besluit op 17 november 2021 bekend was gemaakt. Eiser heeft zijn beroepschrift echter pas op 14 januari 2022 ingediend, wat te laat is volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Eiser heeft aangevoerd dat hij het besluit pas op 23 november 2021 heeft ontvangen en dat hij van 15 tot en met 22 december 2021 in quarantaine zat vanwege een Covid-19 besmetting. Hij stelde dat hierdoor geen persoonlijk overleg met medebezwaarmakers mogelijk was en hoopte op respijt vanwege de feestdagen. De rechtbank oordeelde echter dat deze omstandigheden geen verontschuldiging vormen voor de te late indiening van het beroepschrift. Eiser had ook op andere manieren overleg kunnen voeren en had tijdig beroep kunnen instellen, zelfs met inachtneming van de door hem genoemde data.

De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/244

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 maart 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [Plaatsnaam] , eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geertruidenberg, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 17 november 2021 (het bestreden besluit) inzake de verstrekte omgevingsvergunning voor de verbouw van het rijksmonument [adres] te [Plaatsnaam] tot woning met wagenmakerijmuseum.

Overwegingen

Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
Vast staat dat verweerder het bestreden besluit bekend heeft gemaakt op 17 november 2021 door verzending per post, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 29 december 2021.
Eiser heeft op 14 januari 2022 digitaal beroep ingesteld. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.
Eiser heeft hiervoor de volgende reden gegeven. Hij heeft het besluit van de gemeente pas op 23 november 2021 mogen ontvangen. Verder heeft hij van 15 december tot en met 22 december 2021 in quarantaine gezeten vanwege een Covid-19 besmetting waardoor er geen persoonlijk overleg met medebezwaarmakers kon plaatsvinden. Daarnaast heeft hij op donderdag 13 januari 2022 gebruik gemaakt van het recht op inspreken in de hoop tot een oplossing te komen, hetgeen echter niet is gebeurd. Tot slot hoopt hij op enig respijt in verband met de tussenliggende feestdagen. Dat is geen verontschuldiging voor dit verzuim. Dat eiser stelt dat hij het besluit van verweerder pas later heeft ontvangen, staat er niet aan in de weg dat hij tijdig beroep had kunnen instellen. Daarbij zou eiser ook te laat zijn geweest met het indienen van zijn beroep als voor de beroepstermijn van zes weken al uitgegaan zou worden van de datum van ontvangst van de beslissing op bezwaar van verweerder, 23 november 2021, zoals door eiser aangegeven. Verder had eiser ook op een andere manier overleg kunnen voeren met zijn medebezwaarmakers terwijl hij in quarantaine zat, dan wel voor of na de week dat hij in quarantaine zat, overleg kunnen voeren. Eiser heeft daarbij zelf het risico genomen om geen beroepschrift in te dienen voor het einde van de beroepstermijn en pas na afloop van de beroepstermijn gebruik te maken van zijn recht op inspraak in de hoop tot een oplossing te komen. Ondanks de tussenliggende feestdagen had eiser immers in ieder geval tijdig beroep kunnen instellen, zo nodig op nader aan te voeren gronden.
Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, op 25 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.