ECLI:NL:RBZWB:2022:1536
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke zaak betreffende NOW 1
In deze bestuursrechtelijke zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 maart 2022 uitspraak gedaan in het geschil tussen een verzoekster en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Verzoekster had in eerste instantie geen recht op een definitieve tegemoetkoming onder de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW 1) en diende een bedrag van € 5.475,- terug te betalen. Na een bezwaarprocedure heeft de minister het eerdere besluit ingetrokken en vastgesteld dat verzoekster recht heeft op een tegemoetkoming van € 6.845,-, waardoor de terugvordering verviel. Verzoekster trok haar beroep in, maar verzocht wel om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft de minister in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding. De minister betwistte de vordering, omdat verzoekster geen onderbouwing had gegeven voor de gevraagde kosten. De rechtbank oordeelde dat verzoekster niet had aangetoond dat er sprake was van (vooruitbetaalde) verschotten en dat de kosten die zij claimde niet voor vergoeding in aanmerking kwamen volgens de relevante wetgeving. De rechtbank wees erop dat de directeur van verzoekster het beroepschrift had ingediend, waardoor er geen sprake was van een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, wat een voorwaarde is voor proceskostenvergoeding.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, maar benadrukte dat verzoekster recht heeft op vergoeding van het griffierecht door de minister. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze beslissing.