Overwegingen
1.
Op grond van de stukken gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 12 november 2021 heeft eiser het college verzocht om een omgevingsvergunning voor het verbouwen van een kantoor naar een bedrijfswoning aan de [adres] te [plaatsnaam2] .
Bij brief van 30 december 2021 heeft het college eiser verzocht om – uiterlijk 11 februari 2022 – aanvullende gegevens te verstrekken.
Op 14 januari 2022 heeft eiser per brief aan het college medegedeeld dat er sprake is van een van rechtswege verleende vergunning.
Het college heeft per e-mail op 20 januari 2022 medegedeeld dat er geen sprake is van een van rechtswege verleende vergunning, omdat de wettelijke beslistermijn op 30 december 2021 is onderbroken.
Per brief van 27 januari 2022 heeft eiser het college een ingebrekestelling toegezonden.
Op 17 februari 2022 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig bekendmaken van een van rechtswege verleende beschikking.
Beroep tegen het niet tijdig bekendmaken van een van rechtswege verleende vergunning
2. Paragraaf 4.1.3.3 van de Awb is op een aanvraag van toepassing, wanneer dat bij wettelijk voorschrift is bepaald (artikel 4.20a, eerste lid, van de Awb). Indien niet tijdig op de aanvraag tot het geven van een beschikking is beslist, is de gevraagde beschikking van rechtswege gegeven (artikel 4.20b, eerste lid, van de Awb). De verlening van rechtswege geldt als een beschikking (artikel 4.20b, tweede lid, van de Awb). Het bestuursorgaan maakt de beschikking bekend binnen twee weken nadat zij van rechtswege is gegeven (artikel 4.20c, eerste lid, van de Awb). Tegen het niet tijdig bekendmaken van een beschikking van rechtswege kan de belanghebbende beroep bij de bestuursrechter instellen (artikel 8:55f, eerste lid, van de Awb). Een beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een van rechtswege verleende beschikking bekend te maken, én twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is (artikel 6:12, tweede lid, van de Awb).
3. Uit het beroepschrift van eiser begrijpt de rechtbank dat hij ingevolge artikel 8:55f, eerste lid, van de Awb beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig bekendmaken van een van rechtswege gegeven beschikking.
4. Voordat de rechtbank toekomt aan de vraag of het college in gebreke is om tijdig een beschikking bekend te maken, dient de rechtbank eerst antwoord te geven op de vraag of sprake is van een ingevolge paragraaf 4.1.3.3. van de Awb van rechtswege verleende vergunning.
5. De Wabo maakt onderscheid tussen de reguliere en de uitgebreide voorbereidingsprocedure. Paragraaf 4.1.3.3. van de Awb is alleen van toepassing wanneer de reguliere voorbereidingsprocedure wordt gevolgd. Niet in geschil is dat op de aanvraag de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing is en is toegepast.
6. Artikel 3.9, eerste lid, van de Wabo bepaalt dat het bevoegd gezag beslist op de aanvraag om een omgevingsvergunning binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.
7. Ingevolge artikel 4:5, eerst lid, onder c, van de Awb kan het college besluiten een aanvraag niet te behandelen, indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
8. Ingevolge artikel 4:15, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb, wordt de termijn voor het geven van een beschikking opgeschort met ingang van de dag na die waarop het bestuursorgaan de aanvrager krachtens artikel 4:5 uitnodigt de aanvraag aan te vullen, tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
9. Eiser stelt dat het college niet tijdig op de aanvraag heeft beslist, waardoor van rechtswege een vergunning is verleend. De rechtbank stelt het volgende vast.
10. De aanvraag is ontvangen op 12 november 2021. Bij brief van 30 december 2021 heeft verweerder nadere stukken opgevraagd waardoor de beslistermijn is opgeschort. De ontbrekende gegevens dienden uiterlijk 11 februari 2022 te zijn aangeleverd. Deze termijn is ongebruikt verstreken. De beslistermijn (van acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag) was daardoor opgeschort voor zes weken. Dit betekent dat het college uiterlijk 18 februari 2022 een beschikking diende af te geven. Op 15 februari 2022 heeft het college een besluit genomen. Het college heeft de aanvraag voor de omgevingsvergunning buiten behandeling gelaten op grond van artikel 4:5, eerste lid, onder c, van de Awb. Er is daarmee geen sprake van een vergunning die van rechtswege is verleend. Het college was dan ook niet in gebreke om tijdig een van rechtswege verleende vergunning bekend te maken, zodat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 8:55f, eerste lid in samenhang met artikel 6:12, tweede lid, van de Awb voor het instellen van beroep. Gelet daarop zal de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren.