ECLI:NL:RBZWB:2022:1539

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 maart 2022
Publicatiedatum
28 maart 2022
Zaaknummer
AWB- 21_4522
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op WIA-aanvraag

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 25 maart 2022, gaat het om een beroep dat eiseres heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op haar aanvraag voor een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Eiseres had op 2 maart 2020 een aanvraag ingediend, maar de beslissing hierop bleef uit. Eiseres heeft op 18 oktober 2021 beroep ingesteld, nadat de beslistermijn was verstreken. De rechtbank oordeelt dat het beroepschrift voldoet aan de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat eiseres rechtsgeldig beroep heeft ingesteld.

De rechtbank constateert dat verweerder op 10 februari 2022 alsnog een beslissing heeft genomen op de aanvraag van eiseres. Dit betekent dat het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen ook geacht wordt te zijn gericht tegen deze beslissing. De rechtbank komt tot de conclusie dat eiseres geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder, en verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk.

Eiseres heeft echter aangegeven het niet eens te zijn met de beslissing van 10 februari 2022. De rechtbank besluit dat de inhoudelijke standpunten over de WIA-aanvraag nog onvoldoende zijn besproken en verwijst het beroep tegen deze beslissing naar verweerder ter behandeling als bezwaar. De rechtbank bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 49,- moet vergoeden en veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 759,-. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/4522

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 maart 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [Plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: mr. J. de Haan),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag van 2 maart 2020 voor een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een (nadere) zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.
Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Partijen zijn het erover eens dat de beslistermijn voor de WIA-aanvraag was verstreken voordat eiseres op 18 oktober 2021 beroep heeft ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank stelt vast dat het beroepschrift tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag voldoet aan de vereisten zoals gesteld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. Dit brengt mee dat eiseres rechtsgeldig beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen.
Verweerder heeft op 10 februari 2022 alsnog beslist op de aanvraag. Met toepassing van artikel 6:20, derde lid, van de Awb wordt het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen mede geacht te zijn gericht tegen dit besluit.
Niet gebleken is dat eiseres nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
Eiseres heeft bij brief van 28 februari 2022 aangegeven het niet eens te zijn met de beslissing van verweerder van 10 februari 2022. Nu de inhoudelijke standpunten ten aanzien van de WIA-aanvraag nog onvoldoende tussen verweerder en eiseres zijn uitgesproken en besproken, ziet de rechtbank aanleiding het beroep voor zover gericht tegen het alsnog genomen besluit van 10 februari 2022 te verwijzen naar verweerder ter behandeling als bezwaar (artikel 6:20, vierde lid, van de Awb).
Dit betekent dat de rechtbank het (aanvullend) beroepschrift ingevolge artikel 6:15 van de Awb als bezwaarschrift zal doorzenden aan verweerder onder gelijktijdige mededeling hiervan aan de afzender. Nu dit beroepschrift reeds in bezit is van verweerder zal de rechtbank dit niet opnieuw toezenden en volstaan met deze mededeling.
Omdat eiseres terecht beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht dient te vergoeden.
Daarnaast krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt.
Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2,0 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 759,-), bij een wegingsfactor 0,5. Toegekend wordt € 759,-.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
  • verwijst het beroep tegen het besluit van 10 februari 2022 naar verweerder ter behandeling als bezwaar;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 759,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 25 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.