In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (mrb) en een verzuimboete. De belanghebbende, houder van een camper, had een naheffingsaanslag ontvangen omdat hij met de geschorste camper gebruik had gemaakt van de openbare weg. De inspecteur had de naheffingsaanslag en de verzuimboete opgelegd, waartegen de belanghebbende bezwaar had gemaakt. Tijdens de zitting op 18 maart 2022 heeft de rechtbank de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende de voorwaarden van de schorsing van de tenaamstelling had geschonden, waardoor de inspecteur bevoegd was om de naheffingsaanslag op te leggen. De rechtbank concludeerde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd en niet tot een te hoog bedrag was vastgesteld. Wat betreft de verzuimboete oordeelde de rechtbank dat deze gematigd kon worden tot € 50, omdat de belanghebbende uit eigen beweging de schorsing had opgeheven en niet op de hoogte was van de constatering van de inspecteur. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar voor wat betreft de verzuimboete en gelastte de inspecteur het griffierecht te vergoeden.