In deze ontnemingszaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 april 2022 uitspraak gedaan over de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van betrokkene, die medeplichtig is aan oplichting van het Ministerie van Defensie. De officier van justitie vorderde een ontnemingsbedrag van € 29.212,94, gebaseerd op een rapport van de Koninklijke Marechaussee. Betrokkene heeft een voordeel behaald van € 29.212,94, maar de verdediging stelde dat de gemaakte kosten in mindering moeten worden gebracht en dat het ontnemingsbedrag niet proportioneel is. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft genoten en heeft het ontnemingsbedrag gematigd tot € 18.000,-, rekening houdend met haar financiële situatie en de zorg voor haar kinderen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie voor het overige afgewezen. De beslissing is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.