ECLI:NL:RBZWB:2022:1766
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak betreffende Ziektewetuitkering
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 april 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een verzoekster en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De verzoekster, vertegenwoordigd door mr. E. Turk, had in eerste instantie geen recht meer op een uitkering op grond van de Ziektewet, zoals bepaald in het primaire besluit van 17 februari 2021. Na een bezwaarprocedure werd het bezwaar ongegrond verklaard, maar in een later besluit op 9 februari 2022 trok de verweerder het bestreden besluit in en erkende de voortzetting van de ZW-uitkering van verzoekster. Hierdoor trok verzoekster haar beroep in, maar verzocht zij wel om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft de verweerder in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. De verweerder ging akkoord met een vergoeding van één punt conform het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank oordeelde dat de verzoekster recht had op vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 759,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarnaast wees de rechtbank erop dat de verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 49,- te vergoeden.
De rechtbank heeft de verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 759,-. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing. Verzoekster heeft de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.