Op 19 januari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. P.E.A.M. Gerritse, en de heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk. De zaak betreft beroepen tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van 31 oktober 2019, die betrekking hebben op de waardering van onroerende zaken voor de jaren 2017 en 2018, en de daaropvolgende aanslagen onroerende-zaakbelastingen (OZB) en rioolheffingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaken, gelegen aan [nummer 18] en [nummer 18by] in [plaats], onterecht heeft vastgesteld en dat de aanslagen aan de verkeerde rechtspersoon zijn geheven. Tijdens de zitting op 8 december 2021 is de dga van de belanghebbende gehoord, die heeft verklaard dat de activiteiten van het autobedrijf in 2017 zijn stilgelegd en dat het object is verhuurd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar niet voldoende bewijs heeft geleverd dat het autobedrijf de onroerende zaken in gebruik had in de jaren 2018 en 2019. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd en de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, alsook tot vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt op 19 januari 2022 en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.