ECLI:NL:RBZWB:2022:1816

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
7 april 2022
Zaaknummer
392737 FA RK 21-5895
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Bogaert
  • mr. Combee
  • mr. Van der Pols
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over de minderjarige en benoeming van een voogd

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 februari 2022 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige kind, geboren in 2014. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering te benoemen tot voogdes. De rechtbank oordeelde dat de huidige opvoedsituatie bij de grootouders van de moeder, waar het kind sinds 2018 verblijft, het hoogst haalbare is. De moeder is momenteel niet in staat om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van het kind te dragen, mede door haar instabiele situatie en het ontbreken van een eigen woonruimte. De rechtbank concludeert dat het in het belang van het kind is dat het gezag van de moeder wordt beëindigd en dat de GI als neutrale partij wordt benoemd tot voogdes. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/392737 / FA RK 21-5895
Datum uitspraak: 23 februari 2022

Beschikking van de rechtbank over gezagsbeëindiging

in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,

locatie Breda, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,

[grootouders moederszijde (mz)] ,

hierna te noemen: de grootouders moederszijde (mz),
wonende te [woonplaats] ,
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI).

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoek met bijlagen van de Raad van 8 december 2021, ingekomen bij de griffie op 8 december 2021.
Op 23 februari 2022 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de zaak, met gesloten deuren, mondeling behandeld.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen en gehoord:
  • de moeder;
  • de grootvader mz;
  • een vertegenwoordigster van de Raad;
  • een vertegenwoordigster van de GI.
Opgeroepen maar niet verschenen is:
- de grootmoeder mz.

De feiten

Op [geboortedatum] 2014 is [minderjarige] geboren als kind van [moeder] , geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] (de moeder). De biologische vader van [minderjarige] is niet betrokken in het leven van [minderjarige] .
De moeder is belast met het eenhoofdig ouderlijk gezag over [minderjarige] .
Bij beschikking van de kinderrechter van 28 augustus 2018 is [minderjarige] onder toezicht gesteld met ingang van 28 augustus 2018 tot 28 augustus 2019. Daarnaast is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verleend met ingang van 28 augustus 2018 tot 28 februari 2019. Het resterende deel van het verzoek tot uithuisplaatsing is pro forma aangehouden. Deze maatregelen zijn nadien steeds verlengd.
Bij beschikking van de kinderrechter van 20 juli 2021 zijn de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg laatstelijk verlengd tot 28 juli 2022.
Op grond van laatstgenoemde beschikking verblijft [minderjarige] bij de grootouders mz.

Het verzoek

De Raad verzoekt om, uitvoerbaar bij voorraad, het gezag van de moeder te beëindigen en adviseert om de GI tot voogdes over [minderjarige] te benoemen.
De Raad heeft als bijlage bij het verzoek een schriftelijke en namens de GI ondertekende verklaring van 6 december 2021 overgelegd waaruit blijkt dat de GI bereid is om de voogdij over [minderjarige] te aanvaarden.

De standpunten

De Raad handhaaft het verzoek en legt daaraan, samengevat, ten grondslag dat het perspectief van [minderjarige] , naar de mening van de Raad, bij de grootouders mz is gelegen en dat het van belang is dat zij hierover duidelijkheid ervaart. [minderjarige] woont sinds 2018 bij de grootouders mz. Daarnaast heeft zij op dit moment eenmaal per twee weken van vrijdag tot zondag en wekelijks van woensdag tot donderdag contact met de moeder. Aangezien de (opvoed)situatie van de moeder onvoldoende stabiel is, is zij niet in staat om de volledige verantwoordelijkheid te dragen voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . Vanwege de houding van de moeder en de keuzes die zij maakt, lukt het haar niet om een goede en blijvende samenwerkingsrelatie met de hulpverlening aan te gaan en om haar eigen leven voldoende te stabiliseren.
Daarnaast lukt het de moeder niet om blijvend samen te werken met de hulpverlening over (gezags)zaken die [minderjarige] aangaan. Hoewel [minderjarige] zich bij de grootouders mz positief ontwikkelt, ervaart zij onduidelijkheid over haar perspectief en vraagt zij daar regelmatig naar.
Naar de mening van de Raad is de aanvaardbare termijn van [minderjarige] inmiddels ruimschoots verstreken. De Raad vindt dat de huidige opvoedsituatie waarin [minderjarige] bij de grootouders mz woont en zij fijn en prettig contact heeft met de moeder, moet worden voortgezet maar ook dat [minderjarige] blijvende duidelijkheid moet ervaren over haar perspectief. Gelet hierop en omdat minder ingrijpende maatregelen niet toereikend zijn, vindt de Raad de beëindiging van het gezag van de moeder over [minderjarige] noodzakelijk. Aangezien het van belang is dat de samenwerking tussen de grootouders mz en de moeder goed blijft verlopen, adviseert de Raad om de GI als neutrale partij te benoemen tot voogdes over [minderjarige] . De Raad vindt wel dat moet worden bezien of de voogdij op termijn kan worden overdragen aan de grootouders mz.
De moeder begrijpt dat [minderjarige] , nu zij al langere tijd bij de grootouders mz woont, niet meer volledig bij haar zal wonen. Ook begrijpt de moeder dat de gezagsbeëindiging noodzakelijk is in het belang van [minderjarige] , hoewel zij het liever anders had gezien. De moeder is wel blij dat [minderjarige] bij de grootouders mz is geplaatst en niet ergens anders. De moeder is vorige week vertrokken bij zorgaanbieder SDW. In afwachting van eigen woonruimte, verblijft zij momenteel tijdelijk bij een oom en tante. Haar verblijf bij SDW ging volgens de moeder niet meer. Daarnaast stelt de moeder dat het persoonlijkheidsonderzoek inmiddels is afgerond en dat daaruit naar voren is gekomen is dat zij een lichte vorm van autisme heeft en dat zij licht rigide gedrag vertoont. De samenwerking met de grootouders verloopt volgens de moeder inmiddels positief. De moeder wil tenslotte graag dat de contacten tussen haar en [minderjarige] worden uitgebreid.
De grootvader mz stemt in met het verzoek. [minderjarige] woont sinds 2018 bij de grootouders mz, ontwikkelt zich hier positief en heeft vele vriendjes en vriendinnetjes. Volgens de grootvader mz vraagt [minderjarige] zich af waarom zij bij de grootouders mz opgroeit en niet bij haar moeder. De grootouders mz en de moeder kunnen hier echter geen duidelijk antwoord op geven. Het voorliggende verzoek en de mondelinge behandeling daarvan bij de rechtbank heeft volgens de grootvader mz inmiddels geleid tot wat rust. Hij vindt het van belang dat de situatie in de komende periode verder tot rust komt zodat van daaruit verdere stappen kunnen worden gezet. Aangezien de situatie op dit moment nog onvoldoende duidelijk is, ook voor wat betreft de huisvesting van de moeder, vindt de grootvader mz het van belang dat de GI wordt benoemd tot voogdes over [minderjarige] . Hij vindt het fijn dat de huidige jeugdbeschermer betrokken blijft.
De GI bevestigt dat zij nog steeds bereid is om de voogdij over [minderjarige] te aanvaarden. De huidige jeugdbeschermer zal de maatregel uitvoeren. Als de moeder het ergens niet mee eens is, dan is zij vanwege het rigide gedrag dat zij vertoont, onbuigzaam. Hierdoor is het SDW mogelijk niet gelukt om opnieuw een ingang bij de moeder te vinden en om de nodige hulpverlening opnieuw op te starten. Naar de mening van de GI komt de huidige situatie waarin [minderjarige] bij de grootouders mz woont, de grootouders mz de verantwoordelijkheid dragen voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] en waarin er sprake is van een ruime contactregeling tussen de moeder en [minderjarige] het meest tegemoet aan de belangen van [minderjarige] . Inmiddels is Mentaal Beter gestart met het voeren van gesprekken met [minderjarige] . De GI vindt het van belang dat er een periode van rust volgt, zodat er ruimte ontstaat voor verdere groei. Ook zal zij blijvend aandacht houden voor een eventuele uitbreiding van de contacten tussen de moeder en [minderjarige] en daar, indien mogelijk en in het belang van [minderjarige] , op inzetten.

De beoordeling

Naar aanleiding van de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, overweegt de rechtbank als volgt.
Gezagsbeëindigende maatregel
Op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter het gezag van een ouder beëindigen, indien:
een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
de ouder het gezag misbruikt.
Vast staat dat de moeder het gezag niet misbruikt.
Uit het rapport van de Raad blijkt dat [minderjarige] in het verleden wisselende opvoedsituaties en opvoeders heeft gehad. Vanaf haar geboorte verbleef [minderjarige] periodes met en zonder de moeder bij de grootouders mz. Het leven van de moeder was onvoldoende stabiel, waardoor zij niet in staat was om zelfstandig de volledige verantwoordelijkheid te dragen voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . Vanwege conflicten tussen de moeder en de grootouders mz, verbleef [minderjarige] eerder ook korte periodes met de moeder op andere locaties, binnen het netwerk en bij de zorgaanbieder SDW. Sinds 2018 is [minderjarige] onder toezicht gesteld en verblijft zij met een machtiging tot uithuisplaatsing bij de grootouders mz.
Het is de rechtbank gebleken dat het de moeder in de afgelopen jaren niet is gelukt om een blijvende samenwerkingsrelatie met de hulpverlening aan te gaan en vervolgens te werken aan het voldoende stabiliseren van haar (opvoed)situatie. Hierdoor is het ook niet mogelijk geweest om te werken aan het thuisplaatsen van [minderjarige] bij de moeder. Hoewel het positief is dat de moeder aan haar schuldenproblematiek heeft gewerkt, beschikt zij nog steeds niet over een eigen woonruimte. Daarnaast lukt het de moeder ook niet om samen te werken met de hulpverlening over (gezags)zaken die [minderjarige] aangaan. De GI heeft in dat verband aangegeven dat het SDW, mogelijk vanwege het rigide, onbuigzame gedrag dat de moeder soms vertoont, niet is gelukt om een blijvende samenwerkingsrelatie met haar aan te gaan en de moeder zich niet begeleidbaar opstelt. In lastige situaties wordt de moeder boos en loopt zij weg. Hoewel de moeder bij een woonlocatie van SDW verbleef, is bovendien tijdens de mondelinge behandeling gebleken dat zij daar vorige week is vertrokken en dat zij op dit moment tijdelijk bij een oom en tante verblijft. De zorgen over instabiliteit in de (opvoed)situatie van de moeder zijn dan ook nog steeds aanwezig.
Bij de grootouders mz ontwikkelt [minderjarige] zich positief en ervaart zij de nodige stabiliteit, rust, en veiligheid. Ook heeft zij veilige gehechtheidsrelaties met de grootouders mz opgebouwd. Vanuit die (opvoed)situatie heeft [minderjarige] op dit moment eenmaal per twee weken van vrijdag tot zondag en wekelijks van woensdag tot donderdag contact met de moeder. Voor [minderjarige] verlopen deze contacten fijn en prettig. Ook vindt de rechtbank het positief dat er momenteel sprake is van constructieve communicatie en samenwerking tussen de moeder en de grootouders mz. Daar tegenover staat dat uit het rapport van de Raad blijkt dat de communicatie en de samenwerking tussen de moeder en de grootouders mz momenteel juist goed verloopt vanwege de betrokkenheid van de GI, omdat de grootouders mz moeilijke beslissingen over, bijvoorbeeld, een uitbreiding van de contacten tussen de moeder en [minderjarige] nu niet hoeven te nemen. Daarnaast worden de zaken die horen bij de ouderlijke verantwoordelijkheden over [minderjarige] , zoals het regelen van school en dokters- en tandartsbezoeken, geregeld door de grootouders mz en niet door de moeder.
De rechtbank overweegt dat [minderjarige] al langere tijd onduidelijkheid ervaart over haar perspectief, de plaats waar zij duurzaam zal opgroeien. Voor [minderjarige] is het onduidelijk waar zij zal opgroeien en waarom zij momenteel bij de grootouders mz opgroeit en niet bij de moeder. Zolang er geen duidelijkheid bestaat over het perspectief van [minderjarige] , is het moeilijk om haar hier een duidelijk antwoord op te geven. Ook staat vast dat [minderjarige] last heeft van de bestaande onduidelijkheid over haar perspectief en dat zij spanningsklachten vertoont. In 2018 heeft de Raad aangegeven dat de aanvaardbare termijn van [minderjarige] , de termijn waarbinnen zij onduidelijkheid kan verdragen over haar perspectief, acht maanden betreft. Op dit moment, ruim drie jaren later, bestaat hierover nog steeds geen duidelijkheid. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de aanvaardbare termijn van [minderjarige] inmiddels ruimschoots is verstreken.
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat de huidige (opvoed)situatie waarin [minderjarige] bij de grootouders mz woont, de grootouders mz de zaken regelen die horen bij de ouderlijke verantwoordelijkheden en [minderjarige] goed en positief contact met de moeder heeft momenteel het hoogst haalbare is. De rechtbank acht de moeder nu en binnen een afzienbare termijn niet in staat om de verantwoordelijkheid te dragen voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . Het perspectief van [minderjarige] is naar het oordeel van de rechtbank dan ook bij de grootouders mz gelegen en niet bij de moeder. Voor [minderjarige] , maar ook voor de moeder en de grootouders mz, is het bovendien van belang dat het definitief duidelijk wordt dat [minderjarige] verder zal opgroeien bij de grootouders mz. De rechtbank vindt het positief dat het perspectief van [minderjarige] nu niet ter discussie staat en dat de moeder deze ingrijpende beslissing heeft kunnen nemen in het belang van [minderjarige] . Voor [minderjarige] is het namelijk erg belangrijk dat de moeder accepteert dat zij bij de grootouders mz verblijft en dat de moeder dat ook aan haar uitdraagt.
Een afwijzing van het verzoek van de Raad en het voortzetten van de plaatsing van [minderjarige] bij de grootouders mz op vrijwillige basis, vindt de rechtbank niet in het belang van [minderjarige] . Hoewel de moeder op dit moment stelt dat zij inziet dat [minderjarige] niet meer volledig bij haar zal komen wonen, kan niet worden uitgesloten worden dat zij het perspectief van [minderjarige] in de toekomst opnieuw ter discussie zal stellen op het moment dat de moeder blijvend een eigen woonruimte heeft gevonden. Als [minderjarige] opnieuw onduidelijkheid ervaart over haar perspectief is dat niet in haar belang en zelfs schadelijk voor haar. Daarnaast heeft de moeder zich ambivalent opgesteld tegenover de noodzakelijk geachte hulpverlening en kan het risico niet worden genomen dat de verstandhouding tussen de moeder en de grootouders mz opnieuw verslechtert. Een afwijzing van het verzoek van de Raad en het voortzetten van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [minderjarige] acht de rechtbank evenmin in het belang van [minderjarige] gelet op het tijdelijke karakter daarvan en, daarmee samenhangend, de telkens terugkerende spanningen, onrust en onduidelijkheid voor [minderjarige] rondom de verlenging van deze maatregelen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de vereisten voor beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder, zoals genoemd in artikel 1:266, eerste lid, sub a BW. De belangen van [minderjarige] staan hierbij voorop. De rechtbank zal het verzoek van de Raad daarom toewijzen en overgaan tot beëindiging van het gezag van de moeder over [minderjarige] .
Voogdij
Omdat de beëindiging van het gezag van de moeder ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [minderjarige] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid BW een voogd(es) over haar te benoemen.
De rechtbank overweegt dat de Raad adviseert om de GI met de voogdij over [minderjarige] te belasten. Namens de GI is een schriftelijke verklaring ondertekend waaruit blijkt dat zij de voogdij over [minderjarige] op zich wil nemen. Bij de mondelinge behandeling heeft de GI volhard in dat standpunt. De rechtbank vindt dit gezien alle omstandigheden op dit moment het beste voor [minderjarige] . De rechtbank vindt het belangrijk dat er blijvend sprake is van een goede verstandhouding en samenwerking tussen de moeder en de grootouders mz. Daarom vindt de rechtbank het nu het meest in het belang van [minderjarige] dat een onafhankelijke instantie in het belang van [minderjarige] de beslissingen over haar kan nemen. Zeker nu de situatie nog tot rust moet komen en er nog onduidelijkheid bestaat over de huisvesting van de moeder en of de contacten tussen de moeder en [minderjarige] in de komende periode nog verder kunnen worden uitgebreid. De GI is al betrokken in het kader van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [minderjarige] en dus al bekend met [minderjarige] , de ouders en de grootmoeder mz. Ook zijn de moeder en de grootouders mz tevreden over de samenwerking met de huidige jeugdbeschermer die, zo heeft zij tijdens de mondelinge behandeling verklaard, de voogdijmaatregel zal gaan uitvoeren.
De Raad heeft aangegeven dat er wellicht mogelijkheden zijn om de voogdij aan de grootouders mz over te dragen als het traject bij Mentaal Beter is afgerond en als de situatie in het gehele systeem tot rust is gekomen. De rechtbank verwacht van de GI dat zij hier in de toekomst aandacht voor zal houden.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
De rechtbank zal, gelet op de aard van de maatregel, de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de Raad. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van de moeder, [moeder] , geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] , over de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2014 te Roosendaal;
benoemt tot voogdes over genoemde minderjarige de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2022 door mr. Bogaert, voorzitter, mede namens mr. Combee en mr. Van der Pols, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. Wallerbos als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 22 maart 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.