ECLI:NL:RBZWB:2022:1833

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 maart 2022
Publicatiedatum
7 april 2022
Zaaknummer
C/02/394975 JERK 22-310
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Phillips
  • A. Weerkamp
  • E. Hamburger
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wijziging verblijfplaats minderjarige en opdracht tot terugplaatsing bij moeder

Op 7 maart 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verblijfplaats van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam], die sinds april 2020 bij pleegouders verblijft. De Gecertificeerde Instelling (GI) had verzocht om toestemming voor wijziging van het verblijf van [voornaam] naar een accommodatie jeugdhulpaanbieder, alsook om een machtiging tot uithuisplaatsing. De rechtbank heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, vader, pleegouders en vertegenwoordigers van de GI en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [voornaam] door de ouders wordt uitgeoefend en dat er een ondertoezichtstelling van kracht is. De rechtbank heeft de verzoeken van de GI afgewezen, omdat zij van mening is dat de pleegouders een neutrale en betrokken opvoedomgeving kunnen bieden. De rechtbank benadrukt dat het belang van [voornaam] voorop staat en dat er gewerkt moet worden aan haar terugplaatsing bij de moeder. De rechtbank heeft de GI opgedragen om samen met de pleegouders en ouders een plan op te stellen voor de terugplaatsing, waarbij het tempo van [voornaam] leidend moet zijn.

De rechtbank heeft ook aangegeven dat er hulp en ondersteuning moet komen voor [voornaam], de pleegouders en de ouders, en dat de GI moet onderzoeken of Iris Pedagogiek deze rol kan vervullen. De rechtbank heeft de verzoeken van de GI afgewezen en benadrukt dat er geen interrupties meer mogen plaatsvinden die onrust veroorzaken bij de betrokkenen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/394975 / JE RK 22-310
Datum uitspraak: 7 maart 2022
Nadere beschikking van de rechtbank over een verzoek wijziging verblijfplaats en machtiging uithuisplaatsing
in de zaak van

WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,

hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI),
gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[naam 1],

geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats],
hierna te noemen: [voornaam].
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[naam 2],

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M. Krol te Rotterdam,

[naam 3],

hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. S. Koopman-van Lieshout te Rosmalen,

[naam 4],

hierna te noemen: de pleegouders,
wonende te [woonplaats].
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda (hierna te noemen: de Raad) om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 23 februari 2022 en de daarin vermelde processtukken;
  • de brief van 2 maart 2022 van mr. S. Koopman-Van Lieshout met bijlage;
  • het op 4 maart 2022 ingekomen e-mailbericht van de jeugdzorgwerker, met als bijlage het aanvullend verslag van Iris Pedagogiek van 26 februari 2022.
Op 7 maart 2022 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de pleegouders;
- twee vertegenwoordigers van de GI;
- een vertegenwoordigster van de Raad.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam] verblijft bij de pleegouders sinds april 2020.
Bij beschikking van 27 september 2018 is [voornaam] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd. Laatstelijk heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank bij beschikking van 22 december 2021 de ondertoezichtstelling van [voornaam] verlengd tot
2 september 2022. Bij diezelfde beschikking is de uithuisplaatsing van [voornaam] bij de pleegouders verlengd met ingang van 2 januari 2022 tot 2 juli 2022. Het resterende deel van het verzoek van de GI betreffende de uithuisplaatsing is aangehouden. Het verzoek van de GI om [voornaam] te plaatsen in een accommodatie jeugdhulpaanbieder is toen afgewezen.
Bij beschikking van 23 februari 2022 is het verzoek om onverwijld een spoedmachtiging te verlenen, afgewezen en is de zaak ten aanzien van de overige verzoeken aangehouden tot de mondelinge behandeling op 7 maart 2022.

Het verzoek

De GI verzoekt toestemming te verlenen om:
op grond van artikel 1:265i van het Burgerlijk Wetboek (BW) toestemming te verlenen tot wijziging in het verblijf van [voornaam] naar een accommodatie jeugdhulpaanbieder;
op grond van artikel 1:265b BW een machtiging te verlenen om [voornaam] uit huis te plaatsen in een accommodatie jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling;
de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

De standpunten

De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven het verzoek te handhaven en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Er heeft een consult plaatsgevonden waarbij meerdere experts, waaronder een psychiater, een gedragswetenschapper en een jurist, advies hebben gegeven over hoe te handelen in de situatie waarin [voornaam] zich bevindt. Er is (nog) geen verslag van dit consult. Uit het consult is volgens de GI gebleken dat het voor [voornaam] noodzakelijk is om neutrale opvoeders om zich heen te hebben en dat zij uit het loyaliteitsconflict tussen de pleegouders en de ouders wordt gehaald. [voornaam] heeft opvoeders nodig die in staat zijn een kalm brein te hebben en de juiste interventies in te zetten die [voornaam] kunnen kalmeren als zij dat nodig heeft. Bij [voornaam] spelen ook nog trauma’s uit het verleden, waarvoor zij nog geen behandeling heeft gehad. In de visie van de GI kunnen de pleegouders dit onvoldoende, omdat zij emotioneel verbonden zijn met [voornaam]. [voornaam] heeft professionele opvoeders nodig zonder emotionele verbondenheid om telkens kalm te kunnen reageren. [voornaam] heeft het gevoel ieder moment weg te moeten bij de pleegouders. Deze boodschap hoort zij ook. De GI stelt dat de kans van slagen op een positieve terugplaatsing bij de moeder wordt vergroot als [voornaam] op een neutrale plek verblijft. De moeder is gegroeid in haar opvoedvaardigheden, maar er is nog onvoldoende zicht vanuit de GI in hoeverre deze vaardigheden aansluiten bij de opvoedbehoeften van [voornaam]. Na overplaatsing van [voornaam] kan er vanuit de neutrale setting gewerkt worden aan de terugplaatsing naar de moeder. Voor [voornaam] is van belang dat er duidelijkheid komt over haar perspectief, maar de veiligheid moet gewaarborgd blijven. Een te snelle overplaatsing is niet in [voornaam] belang.
Desgevraagd geeft de GI aan dat, als het verzoek wordt afgewezen, zij samen met pleegouders en ouders zullen kijken naar het door hen opgestelde plan. De GI staat achter de basis van dit plan, maar wil daarop wel aanpassingen doen, zoals het meer tijd nemen en stap voor stap bekijken van de opbouw van de contactmomenten en de focus eerst leggen op de terugplaatsing bij de moeder en daarna het logeren bij de vader. Het is op dit moment mogelijk om ambulante hulpverlening vanuit Vigere Pleegzorg in te zetten bij de pleegouders. Voor de begeleiding bij de moeder zal een aanvraag voor andere hulpverlening gedaan moeten worden. De GI zal kijken naar hulpverlening die systeemgericht kan werken.
De pleegouders verzoeken om afwijzing van het verzoek van de GI. De pleegouders geven aan dat het naar omstandigheden goed gaat met [voornaam]. Er wordt nu met name gesproken over de extreme situaties, maar er zijn ook veel momenten dat [voornaam] laat zien op een juiste manier met haar emoties om te gaan. De therapeut van [voornaam] heeft eerder aangegeven dat pleegouders wel een kalm brein kunnen bewaren als [voornaam] in haar emotie schiet. Dat was de bevestiging voor pleegouders dat zij het dus goed deden, hoe zwaar het ook voor hen soms is. [voornaam] heeft als het ware een barricade opgebouwd van doosjes met daarin haar trauma’s die verwerkt moeten worden. Sinds [voornaam] te horen heeft gekregen dat zij bij de pleegouders zal vertrekken, is ze bovenop die barricade gaan staan. Pleegouders vinden het van belang dat zij samen met de ouders [voornaam] van die barricade af krijgen en dat ze samen [voornaam] gaan helpen om de doosjes met trauma’s aan te pakken. Op dit moment laat [voornaam] dit onvoldoende toe. Er wordt nu ook inhoudelijk weinig gedaan met haar trauma’s. De therapie daarvoor ligt sinds november 2021 stil.
De pleegouders zijn verbaasd over het consult van de GI met de deskundigen. Deze deskundigen hebben wellicht enkele stukken gelezen, maar zij zijn niet betrokken bij [voornaam]. De pleegouders vragen zich af hoe deze deskundigen in staat zijn een beeld te vormen van [voornaam] zonder haar te kennen, terwijl er vervolgens wel op basis van dit consult zulke zwaarwegende beslissingen worden genomen door de GI. Het verbaast pleegouders ook dat er nu gesproken wordt over de veiligheid van [voornaam] in hun gezin. Zij geven al twee jaar meerdere signalen af en benoemen de zorgen omtrent [voornaam], maar hebben daar onvoldoende hulp en begeleiding voor gekregen. In de afgelopen periode heeft de gezinsbehandelaar van Iris Pedagogiek hen geholpen, maar dat is inmiddels weer gestopt. Er zou op korte termijn een gesprek komen met een nieuwe systeembehandelaar. De pleegouders willen transparant blijven over de voorvallen die er zijn, zonder dat de plaatsing of het plan direct door de GI ter discussie wordt gesteld. De pleegouders ervaren dat de GI strijd voert. De pleegouders willen geen strijd. Zij willen in goede samenwerking het plan uitvoeren.
De pleegouders geven aan dat [voornaam] behoefte heeft aan duidelijkheid over de plek waar zij verder gaat opgroeien. In dat kader hebben pleegouders, ondanks dat zij in staat en bereid zijn de zorg voor [voornaam] voort te zetten, aangegeven dat de plaatsing van [voornaam] bij hen - op korte termijn - moet stoppen en dat [voornaam] stapsgewijs bij haar moeder gaat wonen. Pleegouders verwachten dat [voornaam] het niet kan verdragen om tot het einde van de zomervakantie in tweestrijd te zitten. [voornaam] moet gaan ervaren en er op kunnen gaan vertrouwen dat pleegouders in haar leven zullen blijven, ook als zij bij haar moeder woont. Tussen de pleegouders en de ouders is er geen strijd meer. Er is neutraliteit en alle aandacht is voor [voornaam] en haar belang. Pleegouders merken dat de moeder hen daarin volgt. [voornaam] is niet op de hoogte van het schema dat pleegouders samen met de ouders en diens advocaten hebben opgesteld. De pleegouders houden in de gaten of [voornaam] het tempo kan volgen en trekken aan de bel als een aanpassing in het schema voor haar nodig is.
De advocaat van de moeder bepleit afwijzing van het verzoek. Namens de moeder wordt aangegeven dat zij het standpunt van de pleegouders onderschrijft. De moeder volgt de pleegouders in het opstellen en het uitvoeren van het plan met het schema tot terugplaatsing van [voornaam]. De pleegouders hebben het beste zicht op [voornaam] en zij hebben de regie over het tempo. Pleegvader heeft het schema naar de GI ge-e-maild. De GI heeft vervolgens aangegeven dat het schema intern besproken is, maar dat zij hun visie er nog niet op wilden geven, omdat ze het op de zitting wilden bespreken. Dat levert frustraties op. Nu op de zitting geeft de GI aan een consult te hebben gehad met deskundigen, maar de moeder vraagt zich af hoe deze deskundigen een oordeel kunnen geven over [voornaam] zonder [voornaam], de ouders en de pleegouders te kennen. Bovendien is het advies niet neergelegd in een verslag, waardoor het lastig is om daar een reactie op te geven. Namens de moeder wordt benoemd dat zij zich ernstig zorgen maakt als [voornaam] wordt overgeplaatst naar een crisisplek, omdat zij vreest dat haar dit wederom een trauma zal bezorgen. [voornaam] zal het ervaren dat zij het weer fout heeft gedaan. De moeder vindt dat pleegouders de zorg over [voornaam] aankunnen. Pleegouders vragen om hulpverlening en die zouden ze moeten krijgen. Dan kan er voor gezorgd worden dat pleegouders een kalm brein houden. De GI moet er mede voor zorgen dat er rust komt en blijft en vertrouwen op de samenwerking tussen de pleegouders en de ouders. De moeder staat achter een versnelde plaatsing bij haar. Zodoende kan [voornaam] er ook op gaan vertrouwen dat de pleegouders in haar leven blijven. De advocaat van de moeder verzoekt op grond van artikel 1:265i lid 3 BW een oordeel te geven over de duur van de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing.
De moeder geeft aan dat haar eigen hulpverlening, onder andere van Prisma en Mentaal Beter, al paraat staan. Zij verwacht dat de thuisplaatsing van [voornaam] goed zal gaan. Bij haar zoontje is het ook goed gegaan en daar is zelfs de ondertoezichtstelling inmiddels beëindigd. Als [voornaam] meer tijd nodig heeft om de benodigde stappen te zetten, volgt de moeder daarin [voornaam] en de pleegouders. Er is een goede vertrouwensbasis voor de samenwerking met pleegouders.
Namens de vader wordt tevens bepleit tot afwijzing van het verzoek. Voor de vader kwam het verzoek van de GI onverwacht. De pleegouders hebben goed voor ogen wat [voornaam] nodig heeft en zij nemen het voortouw. De vader volgt de pleegouders daarin en hij heeft vertrouwen in de pleegouders. Er is inmiddels ook meer contact tussen ouders onderling en dit contact is aanzienlijk verbeterd. De focus ligt op de terugplaatsing van [voornaam] bij de moeder. [voornaam] heeft duidelijkheid nodig.
De vader geeft aan dat hij hulpverlening klaar heeft staan om hem te ondersteunen in het contact met [voornaam]. Ook hij volgt de regie van de pleegouders in het tempo van de uitvoering van het plan.
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven van mening te zijn dat de pleegouders zowel betrokken als neutraal zijn. De pleegouders geven [voornaam] de liefde en de zorg die zij nodig heeft, maar zijn tevens in staat de samenwerking aan te gaan met de ouders en de GI en de leiding te nemen in de uitvoering van het plan om het belang van [voornaam] te dienen. Dat er gewerkt moet worden naar de thuisplaatsing van [voornaam] bij moeder is voor alle betrokkenen duidelijk. Ten aanzien van de duur van deze stap moet het tempo van [voornaam] gevolgd worden. Richting [voornaam] moet de boodschap uitgestraald worden dat zij zowel bij ouders als bij pleegouders mag zijn en dat de pleegouders altijd een rol in haar leven zullen blijven houden. Als [voornaam] op een crisisgroep wordt geplaatst, versterkt dit haar afwijzingsgevoel. Bovendien zal [voornaam] weten dat zij ook op de groep niet zal blijven. Naar verwachting wordt haar problematiek daardoor alleen maar erger. De Raad acht het noodzakelijk dat er vanuit pleegouders ingezet wordt op de thuisplaatsing bij de moeder. [voornaam] is gebaat bij rust en duidelijkheid met de uitwerking van het plan. De Raad acht het daarbij van belang dat er hulpverlening wordt ingezet die er zowel voor [voornaam], als de pleegouders als de ouders is. Iris Pedagogiek kan dit wellicht bieden en is al een vertrouwd persoon. De Raad adviseert om de verzoeken van de GI af te wijzen.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:265i BW behoefte de GI de toestemming van de kinderrechter voor wijziging in het verblijf van een minderjarige die ten minste een jaar door een ander als de ouder is opgevoed en verzorgd als behorende tot zijn gezin. De toestemming van de kinderrechter wordt slechts afgewezen indien de kinderrechter dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht.
Uit het derde lid van voornoemd artikel blijkt dat de rechter, indien hij het verzoek afwijst, tevens kan bepalen dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van kracht blijven voor ten hoogste een jaar. De gecertificeerde instelling is gehouden de machtiging tot uithuisplaatsing ten uitvoer te leggen.
Ingevolge artikel 1:265b lid 1 BW kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
In de beschikking van 22 december 2021 (C/02/388585 JE RK 21-1663) heeft de rechtbank in het belang van [voornaam] de beslissing genomen om haar te laten verblijven in het pleeggezin en aan de GI, de ouders en de pleegouders de opdracht gegeven om in goede samenwerking tot een breed gedragen plan te komen, waarmee bezien kon worden of thuisplaatsing van [voornaam] bij de moeder haalbaar is. Sinds deze beschikking is er een plan tot uitbreiding van de bezoekregeling tot stand gekomen waar de GI, de ouders en de pleegouders allen achter stonden. De uitvoering van dit plan is geïnterrumpeerd door onderhavige verzoeken van de GI.
De rechtbank acht het in het belang van [voornaam] noodzakelijk dat de toestemming voor wijziging van haar verblijf uit het huidige pleeggezin wordt afgewezen. Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat pleegouders een neutrale en betrokken opvoedomgeving aan [voornaam] kunnen bieden en dat overplaatsing van [voornaam] naar een andere neutrale setting bij haar meer schade berokkent dan dat het haar goed zou doen, vooral gezien de kwetsbaarheid en de kindeigen problematiek van [voornaam].
Het doel voor de komende periode is het werken aan de thuisplaatsing van [voornaam] bij de moeder, hetgeen door alle betrokkenen wordt beaamd. De rechtbank overweegt daarbij dat het plan dat is opgesteld door de pleegouders en de ouders, zoals het per brief van 2 maart 2022 is voorgelegd aan de rechtbank, uitgangspunt is, waarbij wel opgemerkt wordt dat het tempo van [voornaam], onder andere op basis van haar draagkracht, leidend moet zijn. Aangezien de pleegouders het beste zicht hebben op hoe het met [voornaam] gaat, wat zij aankan en wat haar behoefte is, dient aan hen in die zin de regie toe te komen in dit proces. De ouders hebben aangegeven deze leidende rol van de pleegouders te begrijpen en het daar ook mee eens te zijn. Het is aan de GI om mede uitvoering te geven aan dit plan en, niet al op voorhand, maar indien en op het moment dat het belang van [voornaam] dit vraagt en pleegouders dit aangeven, de pleegouders en de ouders te ondersteunen bij bijsturing van het plan, hetgeen ook kan betekenen dat [voornaam] langer bij de pleegouders blijft. De rechtbank blijft benadrukken dat het belang van [voornaam] voorop staat en dat dat betekent dat er goed moet worden samengewerkt. De rechtbank acht het tevens van noodzakelijk belang voor [voornaam] dat zowel de GI als de ouders en pleegouders zich in de komende periode ervoor inzetten dat, naast de uitvoering van dit plan, er geen interrupties meer plaatsvinden die zorgen voor onrust bij de betrokkenen (onder wie [voornaam]) en dat middels een goede samenwerking gekomen kan worden tot duidelijkheid voor [voornaam] waar haar perspectief ligt en welke rol iedereen die haar lief heeft in haar leven heeft. De rechtbank merkt daarbij op dat de pleegouders de vrijheid moeten kunnen blijven ervaren om zorgen en momenten van heftig gedrag van [voornaam] te kunnen blijven benoemen tegenover pleegzorg en de GI en dat zij daarbij vervolgens - indien nodig - de benodigde hulp krijgen.
De rechtbank acht het daarnaast van belang dat er hulp en ondersteuning komt voor [voornaam], voor de pleegouders en voor de ouders, waarbij een overkoepelende organisatie die systeemgericht te werk kan gaan het meest passend zou zijn. Het is aan de GI om te bekijken of Iris Pedagogiek deze rol kan vervullen. Indien dat niet mogelijk is, is het aan de GI om te zoeken naar een andere organisatie die dit kan bieden.
Ten aanzien van het tijdens de mondelinge behandeling gedane verzoek op grond van artikel 1:265i lid 3 BW overweegt de rechtbank dat bij beschikking van 22 december 2021 (C/02/388585 JE RK 21-1663) het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing is verleend tot 2 juli 2022, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek. Tijdens de volgende mondelinge behandeling van dit verzoek zal een oordeel gegeven worden over de verdere duur van de machtiging tot uithuisplaatsing. De rechtbank vindt het te vroeg om daar nu al een uitspraak over te doen. Het mondelinge verzoek namens de moeder op grond van artikel 1:265i lid 3 BW zal daarom worden afgewezen.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De rechtbank:
wijst de verzoeken af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2022 door mrs. Phillips, Weerkamp en Hamburger, kinderrechters, in tegenwoordigheid van de griffier.
(MV)
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 23 maart 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.