ECLI:NL:RBZWB:2022:1837

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 maart 2022
Publicatiedatum
7 april 2022
Zaaknummer
C/02/395172 JERK 22-351
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdzorg met nadruk op communicatieproblemen tussen ouders

In deze zaak heeft de kinderrechter op 21 maart 2022 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam], op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [voornaam] als gevolg van de aanhoudende conflicten tussen de ouders. De Raad heeft verzocht om een ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat er sprake is van een onveilige opvoedsituatie door de jarenlange strijd tussen de ouders. De ouders communiceren niet constructief en er is een gebrek aan afstemming over de zorg en opvoeding van [voornaam]. De kinderrechter heeft de ouders aangespoord om hun verantwoordelijkheden te nemen en heeft de gecertificeerde instelling (GI) opgedragen om binnen drie weken een jeugdzorgwerker beschikbaar te stellen, ondanks de wachtlijstproblematiek. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de noodzakelijke hulp voor [voornaam] snel kan worden ingeschakeld. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van groot belang is dat [voornaam] de ruimte krijgt om contact met zijn moeder te hebben en dat de ouders zich moeten inzetten voor een gezamenlijke opvoeding. De beslissing is genomen in het belang van de ontwikkeling van [voornaam] en om hem te beschermen tegen de negatieve gevolgen van de conflicten tussen zijn ouders.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/395172 / JE RK 22-351
Datum uitspraak: 21 maart 2022

Beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,

locatie te Breda, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[naam 1] , geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [voornaam] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[voornaam] , voornoemd,

[naam 2] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. W.P.R. Peeters, te Rijsbergen,

[naam 3] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. D.M.A. Al Dulaimi, te Utrecht.
De kinderrechter merkt als informante aan:

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

locatie Roosendaal, nader te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI).

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 28 februari 2022, ingekomen bij de griffie op 28 februari 2022;
- de brief van mr. Peeters van 15 maart 2022;
- het e-mailbericht van mr. Al Dulaimi van 17 maart 2022.
Op 18 maart 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [voornaam] , die apart is gehoord;
- de vader, bijgestaan door mr. Al Dulaimi;
- de moeder, bijgestaan door mr. Peeters;
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- een vertegenwoordiger van de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam] woont bij de vader.

Het verzoek

De Raad verzoekt, uitvoerbaarverklaring bij voorraad, de ondertoezichtstelling van [voornaam] voor de duur van twaalf maanden.

De standpunten

De Raad heeft aangegeven dat er sprake is van een jarenlange, aanhoudende ex-partnerstrijd tussen de ouders, wat zorgt voor een structureel emotioneel onveilige opvoedsituatie voor [voornaam] . De ouders hebben geen contact en afstemming met elkaar over zijn zorg en opvoeding. Dit werkt onduidelijkheid en conflicten in de hand. Er is op dit moment sprake van contactverlies tussen [voornaam] en de moeder. Het contact tussen [voornaam] en de moeder is minimaal en niet structureel. [voornaam] lijkt zich te berusten in deze situatie als een copingmechanisme om met de complexe situatie tussen de ouders om te gaan. De Raad ziet signalen van ouderonthechting en vindt de berustende houding van [voornaam] zeer zorgelijk. De vader legt een grote verantwoordelijkheid bij [voornaam] door te stellen dat het [voornaam] eigen keuze is om al dan niet het contact met de moeder te hebben. De vader ziet niet zijn eigen aandeel en invloed op dit punt in. Hij ziet niet in dat [voornaam] daardoor niet de ruimte voelt en krijgt voor het (herstel van het) contact met de moeder. De moeder voelt zich machteloos doordat zij afhankelijk is van de vader in het contact met [voornaam] . Er is sinds november 2019 de hulpverlening in het vrijwillig kader ingezet, onder andere het (niet afgemaakte) SCHIP-traject bij De Gezinsmanager. Deze hulpverlening is ontoereikend gebleken. De Raad geeft aan dat er eerst ingezet moet worden op de ouders individueel, omdat gezamenlijke oudergesprekken zorgen voor strijd tussen de ouders over [voornaam] . Onderdeel daarvan kan zijn dat de GI onderzoekt of het SCHIP-traject alsnog kan worden afgerond door de ouders. Tevens zou de inzet van parallel ouderschap passend zijn. De ouders moeten zich in gaan zetten voor het vormgeven van het gezamenlijk ouderschap. Voor [voornaam] moet duidelijkheid komen over de contactregeling met de moeder middels een plan van aanpak met een tijdspad.
[voornaam] heeft aangegeven dat het goed met hem gaat. Hij woont bij de vader. Hij ziet de moeder af en toe, bijvoorbeeld als zij hem van voetbal haalt en hem dan naar de vader brengt. Hij is recent met haar schoenen gaan kopen voor hem. Hij gaat niet meer naar de moeder toe. Hij had, voordat de ouders uit elkaar gingen, een goede band met de moeder. Hij heeft echter in de afgelopen periode van twee jaar maar weinig contact met haar gehad, waardoor de band minder hecht is geworden. [voornaam] geeft aan geen behoefte te hebben om bij de moeder te verblijven of meer contact met haar te hebben, ook niet tijdens vakanties. Hij vindt de huidige situatie prima. Zijn leven is ingericht bij de vader en zo wil hij het houden. Hij ziet zijn ouders nooit praten met elkaar. [voornaam] kan verder niet goed aangeven wat hij van het verzoek tot ondertoezichtstelling vindt, omdat hij niet weet wat dit voor hem zal gaan betekenen.
De moeder stemt in met het verzoek. Namens de moeder wordt aangegeven dat het ernstig vermoeden bestaat dat [voornaam] sterk onder invloed van de vader staat. De moeder merkt dat [voornaam] alles doet wat zijn vader zegt en zijn gedrag kopieert. [voornaam] heeft weinig eigen mening en eigen identiteit. De moeder vraagt geregeld of zij [voornaam] mag zien. De vader dicteert of en wanneer [voornaam] de moeder mag zien. Opvallend daarbij is dat de vader wel een beroep doet op de moeder als hij moet werken. De vader is ervan overtuigd dat de manier waarop hij handelt correct is. Hij accepteert daarin geen tegenspraak. Dat is in de afgelopen periode met de hulpverlening in het vrijwillig kader ook bemerkt. De vader wil niet communiceren met de moeder. In het raadsrapport staat aangegeven dat beide ouders niet bereid zijn tot overleg. Ten aanzien van de moeder is dit niet correct. De moeder heeft al meerdere keren getracht om de vader te bewegen tot overleg.
De moeder geeft aan dat als zij contact heeft met [voornaam] , bijvoorbeeld in de auto na het ophalen bij de voetbal, het tussen hen goed gaat. De moeder geeft aan dat zij eind december 2021 en in februari 2022 voor [voornaam] heeft gezorgd toen de vader in het buitenland verbleef voor zijn werk. Het is toen ook goed verlopen tussen haar en [voornaam] en ze merkt dat [voornaam] dan ook toenadering tot haar zoekt. Ze vindt het zorgelijk dat [voornaam] aangeeft dat hij haar niet vaker wil zien. Een kind heeft beide ouders nodig. Het lukt de moeder niet om contact te hebben met de vader over [voornaam] .
De vader stemt niet in met het verzoek. Namens de vader wordt aangegeven dat ook hij het zorgelijk vindt dat er zo weinig contact is tussen [voornaam] en de moeder. [voornaam] voelt zich niet gehoord. [voornaam] heeft al meermalen aangegeven, waaronder tijdens meerdere kindgesprekken bij de rechtbank, dat hij geen behoefte heeft aan contact met de moeder. De moeder negeert dit gevoel bij [voornaam] . [voornaam] is niet een kind dat gedwongen moet worden. De vader erkent zijn aandeel in de echtscheiding, maar hij herkent zich niet in het gestelde in het raadsrapport dat hij onvoldoende het contact tussen [voornaam] en de moeder zou bevorderen. De moeder heeft twee jaar gewacht voordat ze een procedure startte bij de rechtbank over de contactregeling. Het had op haar weg gelegen om zich daar meer voor in te spannen. De vader staat open voor communicatie met de moeder en het opstellen van een ouderschapsplan. Naar visie van de vader kan dit voldoende in het vrijwillig kader plaatsvinden en is de ondertoezichtstelling niet noodzakelijk. Mocht het verzoek worden toegewezen, wordt namens de vader bepleit voor een kortere duur, namelijk voor maximaal zes maanden. Op 11 mei 2022 is er een mondelinge behandeling gepland van het verzoek van de moeder tot het vaststellen van een contactregeling.
De vader geeft aan dat hij vindt dat [voornaam] vrij is om zijn eigen mening te geven. Als [voornaam] geen behoefte heeft aan contact met de moeder, dan kan de vader niet zeggen dat hij wel moet. Hij heeft hierover wel een gesprek gevoerd met [voornaam] . De vader vindt het opvallend dat de band tussen de moeder en [voornaam] niet groeit als zij langere tijd voor hem moet zorgen op het moment dat hij in het buitenland is voor zijn werk. [voornaam] mag van hem met de moeder afspreken. De moeder spreekt dan rechtstreeks met [voornaam] af. Ze communiceert dan echter via [voornaam] over vragen aan de vader. De vader geeft aan dat dit zo niet werkt. Hij belt wel eens terug naar de moeder als zij hem heeft gebeld. De moeder moet er echter rekening mee houden dat hij niet altijd bereikbaar is. De vader wil wel gewoon communiceren met de moeder. Hij vindt het onterecht dat wordt gesteld dat het alleen aan hem zou liggen. De vader vindt dat beide ouders het samen moeten oplossen.
De GI geeft aan dat nog niet bekend is of er een jeugdzorgwerker beschikbaar is. Gezien het feit dat er weinig tot geen contact is tussen [voornaam] en de moeder krijgt de zaak een hoge prioritering vanuit de GI. Een indicatie voor de termijn kan echter niet worden gegeven. Binnen de ondertoezichtstelling zal het contact tussen [voornaam] en de moeder vormgegeven moeten worden. Tevens moet [voornaam] zich gehoord gaan voelen.

De beoordeling

Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 BW. De kinderrechter overweegt daarbij dat er sprake is van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van [voornaam] door de jarenlange, aanhoudende strijd tussen de ouders. Het is zeer zorgelijk dat er vrijwel geen communicatie mogelijk is tussen de ouders en dat daardoor afstemming over de zorg en opvoeding van [voornaam] niet mogelijk is. [voornaam] is zich bewust van de afwezigheid van de communicatie en de strijd tussen de ouders. Dit is belastend voor hem en brengt een structureel, emotioneel onveilige opvoedsituatie voor hem teweeg. In de afgelopen twee jaar is het contact tussen [voornaam] en de moeder sterk verminderd. [voornaam] lijkt te kiezen voor de vader als een manier om om te gaan met de voortdurende conflictsituatie tussen de ouders. Een kind hoort echter niet te hoeven kiezen tussen de ouders. [voornaam] moet de ruimte gaan ervaren en zich vrijer gaan voelen om het contact met de moeder aan te gaan. De vader dient daarbij aan hem emotionele toestemming te geven voor contact met de moeder.
De hulpverlening in het vrijwillig kader in de afgelopen periode van ruim twee jaar is onvoldoende gebleken. Ondanks dat de vader nu aangeeft zich in te willen zetten voor de onderlinge communicatie is gebleken dat hij gedurende die periode de vrijwillige hulpverlening stagneert of beëindigt, waardoor niet de nodige stappen binnen de hulpverlening zijn gezet. De zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is, is daarmee onvoldoende geaccepteerd.
De kinderrechter ziet geen redenen om de ondertoezichtstelling te beperken in duur. Naast de nodige stappen voor het herstel van contact tussen [voornaam] en de moeder, moeten de ouders zich in gaan zetten om het gezamenlijk ouderschap vorm te gaan geven. Er moet een bepaalde vorm van oudercommunicatie, wellicht via parallel ouderschap, alsmede een ouderschapsplan verwezenlijkt worden. Hier zal de nodige tijd mee gemoeid zijn. Een duur van zes maanden is naar verwachting niet afdoende.
De kinderrechter zal, gezien het voorgaande, het verzoek van de Raad toewijzen.
De kinderrechter geeft hierbij de volgende doelen aan die relevant zijn bij de uitvoering van de ondertoezichtstelling:
- De ouders communiceren constructief met elkaar en kunnen afspraken maken over belangrijke zaken in de zorg en opvoeding van [voornaam] ;
- De ouders geven [voornaam] (emotioneel) toestemming om een onbelast contact te hebben met de andere ouder;
- De ouders uiten zich respectvol dan wel neutraal over elkaar en accepteren ieders rol in het leven van [voornaam] ;
- de ouders zetten de belangen van [voornaam] voorop;
- De ouders hebben meer inzicht in hun eigen aandeel in de verstoorde dynamiek c.q. reactiepatronen, en wat dit betekent voor [voornaam] .
- [voornaam] groeit op in een stabiele en veilige opvoedingsomgeving, wat betekent dat hij niet wordt belast met de emoties van de ouders, ruzies en de communicatie- en samenwerkingsproblemen tussen de ouders;
- [voornaam] kan op een structurele en vooral onbelaste manier omgang hebben met- en een band onderhouden met beide ouders;
- [voornaam] krijgt en voelt de ruimte om zijn emoties, behoeften en wensen kenbaar te maken, aan beide ouders;
- [voornaam] ervaart dat praktische zaken zonder spanning voor hem geregeld kunnen worden door de ouders;
- [voornaam] kan zichzelf zijn, ongeacht bij welke ouder hij verblijft en kan zijn eigen identiteit ontwikkelen;
- [voornaam] heeft duidelijkheid ten aanzien van zijn omgang met beide ouders.
Ten slotte overweegt de kinderrechter dat een ondertoezichtstelling een zware maatregel is en alleen wordt uitgesproken wanneer een kinderrechter van oordeel is dat er ernstige zorgen zijn om de minderjarige. Ook in deze zaak zijn er ernstige zorgen en het zou schadelijk zijn voor de ontwikkeling van [voornaam] wanneer er niet op korte termijn passende, gedwongen hulp wordt ingeschakeld. Ondanks de voornoemde ernstige zorgen is het echter onduidelijk wanneer er daadwerkelijk uitvoering gegeven gaat worden aan de ondertoezichtstelling. Immers, het is niet bekend wanneer een jeugdzorgwerker in deze zaak beschikbaar zal worden gesteld. Inmiddels is er sprake van een feit van algemene bekendheid dat het zelfs maanden kan duren voordat een jeugdzorgwerker beschikbaar wordt gesteld, waarbij een en ander afhankelijk is van de prioritering door de GI. Dit is al met al een betreurenswaardige gang van zaken. De kinderrechter wijst de GI uitdrukkelijk op het bepaalde in artikel 4.2.2 Besluit Jeugdwet. In het eerste lid van dat artikel staat dat de GI binnen vijf werkdagen nadat zij is belast met de uitvoering van de ondertoezichtstelling en zij hiervan in kennis is gesteld, een jeugdzorgwerker aanwijst, waarbij het eerste contact plaatsvindt tussen de jeugdzorgwerker en de minderjarige en de met het gezag belaste ouder(s).
Gezien voornoemde ernstige zorgen is het dringend nodig dat er in deze zaak snel een jeugdzorgwerker beschikbaar wordt gesteld. Ondanks de wachtlijstproblematiek van de GI verwacht de kinderrechter van haar dat zij in deze zaak binnen drie weken na heden een jeugdzorgwerker beschikbaar stelt. Deze jeugdzorgwerker dient bekend te zijn met de nodige kennis en ervaring in complexe scheidingszaken.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [voornaam] noodzakelijk is dat deze beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [voornaam] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Brabant met ingang van 21 maart 2022 tot 21 maart 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2022 door mr. Toekoen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Verger-Maas, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 5 april 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.