In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 maart 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft de verzoeken van de gecertificeerde instelling (GI) om deze maatregelen te verlengen voor een jaar afgewezen, maar heeft besloten om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van zes maanden. Dit besluit is genomen omdat het huidige plan van aanpak geen recente informatie bevatte en de GI niet voldoende had gerapporteerd over de voortgang van de situatie van de kinderen.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders van de minderjarigen, ondanks hun inspanningen, nog niet in staat zijn om een stabiele opvoedsituatie te bieden. De kinderen verblijven momenteel bij pleegouders, wat volgens de kinderrechter de beste optie is voor hun ontwikkeling. De ouders hebben positieve stappen gezet, maar de kinderrechter benadrukt dat er nog veel werk aan de winkel is voordat de kinderen mogelijk terug kunnen naar hun ouders.
De kinderrechter heeft de GI opgedragen om een nieuw verzoek in te dienen als zij verlenging van de maatregelen in het belang van de kinderen achten, met een duidelijk plan van aanpak. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de maatregelen onmiddellijk kunnen worden uitgevoerd, ongeacht een eventueel hoger beroep. De kinderrechter heeft ook opgemerkt dat de GI beter moet rapporteren over de voortgang en de communicatie met de ouders moet verbeteren.