Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
nadere beschikking ondertoezichtstelling
REGIO ZUIDWEST NEDERLAND, hierna te noemen de Raad,
[moeder] ,
[vader] ,
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,
Het verdere procesverloop
De feiten
Het nadere standpunt van de verzoekerDe Raad heeft in zijn rapport van 30 december 2021 aangegeven dat het verzoek op 28 augustus 2020 ingediende verzoek tot ondertoezichtstelling van [roepnaam 1] en [roepnaam 2] wordt gehandhaafd. Daartoe heeft de Raad aangevoerd dat uit het verslag van Pandor wordt afgeleid dat er geen belemmeringen of zorgen zijn ten aanzien van de opvoedsituatie bij beide ouders en dat er geen sprake is van (een risico op) een loyaliteitsconflict. Ook worden [roepnaam 1] en [roepnaam 2] niet meer belast met volwassen zaken en bestaan er geen zorgen over de opvoedvaardigheden en het aansluiten van beide ouders bij de behoefte van de kinderen. De zorgen van de Raad hierover worden hiermee enigszins weggenomen. De zorg van de Raad dat de kinderen geen continuïteit ervaren in het contact met de vader en dat er geen situatie is waardoor zij een veilige hechting met hem kunnen opbouwen is eveneens deels weggenomen. Er is momenteel wel continuïteit in het contact tussen de vader en de kinderen, maar het wantrouwen van de moeder in de vader duurt nog voort en dientengevolge de frustraties van de vader daarover ook. De kinderen zullen aanvoelen dat dit geschil en frustratie effect heeft op de verstandhouding tussen de ouders. Ook het verschil in visie van de ouders ten aanzien van het contact van de vader op zaterdagochtend is een geschilpunt dat, als dit niet wordt opgelost, een groot risico is om de communicatie in negatieve zin te beïnvloeden. De Raad twijfelt daarom ook aan de duurzaamheid van de continuïteit en het onbelaste contact als contact van de kinderen met de vader wordt vastgesteld conform de wens van vader, omdat dan het risico bestaat dat de communicatie tussen de ouders zal verslechteren en de continuïteit (wederom) wordt doorbroken. De inzet van hulpverlening in het vrijwillig kader heeft niet geleid tot een situatie die stabiel is. De Raad is gelet hierop van mening dat de gronden voor een ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn. Na bijna drie jaar procederen en een drietal hulpverleningstrajecten in het vrijwillig kader is er nog steeds geen duidelijkheid voor de kinderen en geen (volledig afgerond) ouderschapsplan. De belemmering dat de moeder geen vertrouwen heeft in de vader en dat zij de omgang op zaterdagochtend niet toestaat, is niet opgeheven. Mogelijkheden in het vrijwillig kader zijn uitgeput. De Raad acht een ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar dan ook noodzakelijk.
De nadere standpunten van belanghebbenden
De beoordeling
4. De beslissing
's-Hertogenbosch