ECLI:NL:RBZWB:2022:1957

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 maart 2022
Publicatiedatum
12 april 2022
Zaaknummer
C/02/376095 JE RK 20-1690
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van minderjarigen na hulpverleningstrajecten

In deze zaak heeft de kinderrechter op 29 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [roepnaam 1] en [roepnaam 2], ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming. Het verzoek was gebaseerd op zorgen over de opvoedsituatie en de communicatie tussen de ouders. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders, ondanks eerdere problemen, in staat zijn om onbelast contact met de kinderen te hebben en dat de doelen van het hulpverleningstraject bij Pandor grotendeels zijn behaald. De kinderrechter heeft de eerdere rapporten van Idoké als achterhaald beschouwd, omdat deze niet meer relevant zijn gezien de recente ontwikkelingen. De Raad heeft geen aanvullend onderzoek verricht, wat de kinderrechter als een gemis heeft gezien. De kinderrechter concludeert dat er momenteel geen ernstige ontwikkelingsbedreiging voor de kinderen is en dat de ouders in staat zijn om in het vrijwillig kader verdere problemen op te lossen. Daarom heeft de kinderrechter het verzoek tot ondertoezichtstelling afgewezen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaakgegevens: C/02/376095 JE RK 20-1690
Datum uitspraak: 29 maart 2022

nadere beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
REGIO ZUIDWEST NEDERLAND, hierna te noemen de Raad,
gevestigd te Breda,
betreffende
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2014 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ), hierna te noemen [roepnaam 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2017 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ), hierna te noemen [roepnaam 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[moeder] ,

hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats 1] , gemeente [gemeente] ,
advocaat: mr. Z. Gademan,

[vader] ,

hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. R.E. Teusink.
De kinderrechter merkt als informant aan:

WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,

de gecertificeerde instelling, hierna te noemen de GI,
gevestigd te Amsterdam.

Het verdere procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de in deze zaak gegeven beschikking van de kinderrechter van 5 oktober 2021 en alle daarin genoemde stukken;
- het rapport van de Raad van 30 december 2021 met als bijlage het rapport van Pandor Jeugdzorg (hierna te noemen: Pandor) van 3 december 2021;
- het e-mailbericht van de Raad van 30 december 2021, met bijlage;
- de brief van mr. Gademan van 20 januari 2022;
- de brief van mr. Gademan van 8 maart 2022, met bijlagen;
- de brief van mr. Teusink van 10 maart 2022, met bijlagen.
Op 14 maart 2022 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van deze zaak, met gesloten deuren, hervat. Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- een vertegenwoordigster van de Raad;
- twee vertegenwoordigsters van de GI.
Gelet op de nauwe samenhang tussen het onderhavige verzoek van de Raad en de verzoeken van de ouders in de zaak met kenmerk C/02/353699 FA RK 19-102, zijn deze verzoeken op gelijktijdig mondeling behandeld. Op de verzoeken van de ouders is bij aparte beschikking van heden beslist.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [roepnaam 1] en [roepnaam 2] , hierna gezamenlijk ook aangeduid met: de kinderen, wordt uitgeoefend door de ouders.
[roepnaam 1] en [roepnaam 2] wonen bij de moeder.
Bij voornoemde beschikking van 5 oktober 2021 heeft de kinderrechter iedere beslissing ten aanzien van het verzoek tot ondertoezichtstelling aangehouden in afwachting van de eindrapportage door Pandor over het verloop van de hulpverlening, de behaalde eindresultaten en wanneer de eindresultaten niet zijn behaald een toelichting waarom dit het geval is. Daarnaast heeft de kinderrechter in die beschikking de Raad verzocht om uiterlijk drie weken na genoemde pro formadatum aan de rechtbank kenbaar te maken of het verzoek tot ondertoezichtstelling wordt gehandhaafd met daarbij een toelichting, waarna de advocaten van partijen twee weken de tijd krijgen om schriftelijk te reageren op voornoemde stukken en aan te geven of zij al dan niet een mondelinge behandeling wensen. De kinderrechter heeft zich iedere verdere beslissing voorbehouden.
Pandor heeft in het rapport van 3 december 2021 aangegeven dat het resultaat dat [roepnaam 1] en [roepnaam 2] en gezagdragende ouders onbelast contact met elkaar kunnen hebben is behaald. Het resultaat gezagdragende ouders kunnen gezamenlijk afspraken en beslissingen maken die in het belang zijn van de kinderen is gedeeltelijk behaald. De ouders zijn het gesprek met elkaar aangegaan en staan open voor voorstellen van elkaar. Helaas kunnen zij met elkaar over de contactregeling niet tot overeenstemming komen. Daarom adviseert Pandor om de knoop door te hakken over die regeling. De kinderen hebben nu contact met de vader gedurende een weekend per twee weken van zaterdag 14:00 uur tot zondag 18:00 uur. De moeder is het eens met deze contactregeling; de vader wil inmiddels uitbreiding met ingang van vrijdag 18:00 uur. Vanuit Pandor worden er geen zorgen gesignaleerd over het welzijn van de kinderen bij de vader. [roepnaam 1] heeft tijdens de kindgesprekken aangegeven het naar haar zin te hebben bij de vader. De moeder wil echter niet akkoord gaan met uitbreiding van het contact. Wanneer de contactregeling wordt gewijzigd kan het zorgen voor meer spanning bij de moeder, wat invloed kan hebben op de communicatie tussen de ouders. Tot slot heeft Pandor aangegeven dat zij een raadsonderzoek niet nodig acht, gezien er geen zorgen zijn omtrent het welzijn en/of de ontwikkeling van de kinderen.
Het verzoek
De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [roepnaam 1] en [roepnaam 2] verzocht voor de duur van twaalf maanden.

Het nadere standpunt van de verzoekerDe Raad heeft in zijn rapport van 30 december 2021 aangegeven dat het verzoek op 28 augustus 2020 ingediende verzoek tot ondertoezichtstelling van [roepnaam 1] en [roepnaam 2] wordt gehandhaafd. Daartoe heeft de Raad aangevoerd dat uit het verslag van Pandor wordt afgeleid dat er geen belemmeringen of zorgen zijn ten aanzien van de opvoedsituatie bij beide ouders en dat er geen sprake is van (een risico op) een loyaliteitsconflict. Ook worden [roepnaam 1] en [roepnaam 2] niet meer belast met volwassen zaken en bestaan er geen zorgen over de opvoedvaardigheden en het aansluiten van beide ouders bij de behoefte van de kinderen. De zorgen van de Raad hierover worden hiermee enigszins weggenomen. De zorg van de Raad dat de kinderen geen continuïteit ervaren in het contact met de vader en dat er geen situatie is waardoor zij een veilige hechting met hem kunnen opbouwen is eveneens deels weggenomen. Er is momenteel wel continuïteit in het contact tussen de vader en de kinderen, maar het wantrouwen van de moeder in de vader duurt nog voort en dientengevolge de frustraties van de vader daarover ook. De kinderen zullen aanvoelen dat dit geschil en frustratie effect heeft op de verstandhouding tussen de ouders. Ook het verschil in visie van de ouders ten aanzien van het contact van de vader op zaterdagochtend is een geschilpunt dat, als dit niet wordt opgelost, een groot risico is om de communicatie in negatieve zin te beïnvloeden. De Raad twijfelt daarom ook aan de duurzaamheid van de continuïteit en het onbelaste contact als contact van de kinderen met de vader wordt vastgesteld conform de wens van vader, omdat dan het risico bestaat dat de communicatie tussen de ouders zal verslechteren en de continuïteit (wederom) wordt doorbroken. De inzet van hulpverlening in het vrijwillig kader heeft niet geleid tot een situatie die stabiel is. De Raad is gelet hierop van mening dat de gronden voor een ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn. Na bijna drie jaar procederen en een drietal hulpverleningstrajecten in het vrijwillig kader is er nog steeds geen duidelijkheid voor de kinderen en geen (volledig afgerond) ouderschapsplan. De belemmering dat de moeder geen vertrouwen heeft in de vader en dat zij de omgang op zaterdagochtend niet toestaat, is niet opgeheven. Mogelijkheden in het vrijwillig kader zijn uitgeput. De Raad acht een ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar dan ook noodzakelijk.

In aanvulling hierop is namens de Raad tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat de inzet van Pandor minimaal is geweest, waardoor Pandor niet goed op de hoogte was van de zorgen die er spelen. Voorafgaand aan het traject bij Pandor is er hulpverlening geweest van Idoké, die in het kader van systeemtherapie intensieve modules heeft ingezet. Daarbij heeft Idoké de contacten intensief begeleid en de communicatie tussen de ouders en tussen hen en de kinderen geobserveerd. Door Idoké zijn grotere zorgen vastgesteld dan door Pandor. Ook gaf Idoké aan dat zeer waarschijnlijk sprake is van een verstandelijke beperking bij de moeder. Daarom is volgens de Raad verzocht om de onderhavige GI met de uitvoering van de ondertoezichtstelling te belasten. De Raad acht het noodzakelijk dat in het kader van de ondertoezichtstelling zicht komt op de opvoedsituaties van beide ouders en de ontwikkeling van de kinderen en dat de contactregeling tussen de vader en de kinderen wordt gemonitord.

De nadere standpunten van belanghebbenden

Namens en door de moeder is tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat de Raad geen eigen aanvullend onderzoek heeft verricht, terwijl hij dit tijdens de vorige mondelinge behandeling wel had toegezegd. De Raad heeft zijn standpunt enkel gebaseerd op stukken, waaronder de rapporten van Pandor en Idoké. Tegen het rapport van Idoké heeft de vrouw bezwaar gemaakt. Dit rapport is inmiddels ook achterhaald. Overigens blijkt uit dat rapport niet dat bij de moeder sprake is van een verstandelijke beperking. Doordat de Raad geen eigen onderzoek heeft verricht, heeft hij verder geen zicht gekregen op de ontwikkeling van de kinderen en de opvoedsituatie bij de ouders. De moeder vindt het niet terecht dat in het kader van een ondertoezichtstelling hierop zicht dient te komen. Dit geldt temeer nu uit het rapport van Pandor geen zorgen hierover naar voren zijn gekomen. De moeder is dan ook van mening dat niet aan de voorwaarden voor een ondertoezichtstelling is voldaan en dat het verzoek van de Raad moet worden afgewezen. Indien de kinderrechter wel overgaat tot een ondertoezichtstelling, dan stelt de moeder voor dat de GI met de ouders zal bezien of de contactregeling tussen de vader en de kinderen op een andere manier kan worden uitgebreid dan met ingang van de vrijdagavond. Hierbij zou gedacht kunnen worden aan uitbreiding van het weekend met de zondagavond en de maandagochtend of contact op woensdagmiddag in de andere week.
Namens en door de vader is tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat hij een ondertoezichtstelling wel nodig acht. De moeder blijft twijfels hebben over de opvoedsituatie bij de vader, terwijl al drie jaar lang geen zorgen hierover worden gesignaleerd. De vader acht het van belang dat de ouders met de GI hierover het gesprek aangaan. Hij vreest dat als er geen ondertoezichtstelling is, de contacten met zijn kinderen in gevaar komen. Mocht de rechtbank de bij beschikking van 8 september 2020 voorlopig vastgestelde contactregeling als definitieve contactregeling vaststellen, dan kan in het kader van de ondertoezichtstelling worden bezien of de vader op een andere dag extra contact met de kinderen kan hebben.
Namens de GI is tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat de GI in het kader van een ondertoezichtstelling taken voor zichzelf ziet weggelegd. Wel vraagt GI zich af of bij een van de ouders sprake is van een verstandelijke beperking. Als dit namelijk niet het geval is, dan is deze GI niet de juiste gecertificeerde instelling om de ondertoezichtstelling uit te voeren.

De beoordeling

Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 Burgerlijk Wetboek kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
De kinderrechter overweegt als volgt.
In de beschikking van 8 september 2020 heeft de kinderrechter geoordeeld dat [roepnaam 1] en [roepnaam 2] op dat moment ernstig in hun ontwikkeling werden bedreigd. Daartoe heeft de kinderrechter aangegeven dat de grootste zorg was gelegen in het feit dat de ouders niet op een constructieve wijze op ouderniveau met elkaar konden communiceren en samenwerken. Ook bestond er bij de moeder weerstand als het ging om het contact tussen de vader en de kinderen. De ouders zijn destijds door de kinderrechter de kans geboden om in het vrijwillig kader met hulpverlening aan de slag te gaan om de zorgen omtrent de kinderen weg te nemen. De kinderrechter heeft hierop de beslissing op het verzoek tot ondertoezichtstelling aangehouden. Partijen zijn vervolgens met een hulpverleningstraject bij Pandor gestart. Bij beschikking van 5 oktober 2021 zijn de ouders door de kinderrechter in de gelegenheid gesteld om het hulpverleningstraject bij Pandor verder af te ronden. De kinderrechter heeft hierop wederom de beslissing op het verzoek tot ondertoezichtstelling aangehouden in afwachting van de eindrapportage van Pandor en een eigen aanvullend onderzoek van de Raad. De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling op 27 september 2021 toegezegd dit aanvullend onderzoek te zullen verrichten.
Uit het rapport van Pandor van 3 december 2021 volgt dat de ouders het traject bij Pandor inmiddels hebben afgerond en dat de in dat kader gestelde doelen deels zijn behaald. Zo kunnen de kinderen inmiddels onbelast contact hebben met beide ouders en kunnen de ouders het gesprek met elkaar aangegaan. De ouders kunnen thans alleen ten aanzien van de omgangsregeling geen overeenstemming bereiken. Pandor heeft aangegeven dat er verder geen zorgen zijn over het welzijn en de ontwikkeling van de kinderen, ook niet als zij bij de vader verblijven. Daarom heeft Pandor een onderzoek door de Raad niet noodzakelijk geacht. Wel adviseert Pandor om over de contactregeling een knoop door te hakken.
Mede op basis van het rapport van Pandor is de kinderrechter thans van oordeel dat niet langer kan worden geoordeeld dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Daarbij heeft de Raad, ondank zijn toezegging, geen eigen aanvullend onderzoek meer verricht naar de kinderen waaruit nog steeds van een ernstige ontwikkelingsbedreiging zou blijken. De Raad heeft zijn standpunt dat sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging onder andere gebaseerd op het rapport van Idoké, dat naar aanleiding van een aan het traject van Pandor voorafgaand traject van de ouders is opgemaakt. De kinderrechter is met de moeder van oordeel dat dit rapport inmiddels is achterhaald, gezien de door Pandor beschreven ontwikkelingen. In dit verband is mede van belang dat niet is gebleken dat Pandor geen wetenschap heeft gehad van dat rapport van Idoké. Bovendien zal de rechtbank bij aparte beschikking van heden een definitieve beslissing geven over de contactregeling tussen de vader en [roepnaam 1] en [roepnaam 2] . Hierdoor zullen de twisten tussen de ouders en de zorgen die de Raad heeft over continuïteit van de contacten tussen de vader en de kinderen (grotendeels) worden weggenomen. Verder acht de kinderrechter in het onderhavige geval een ondertoezichtstelling niet aangewezen om zicht te krijgen op de ontwikkelingen van de kinderen en de opvoedsituatie van de ouders. Uit het verslag van Pandor blijkt dat inmiddels veel problemen die daarmee samenhangen zijn opgelost. De problematiek ten aanzien van de omgangsregeling is middels de andere beschikking van heden ook opgelost. Voor zover er nog sprake is van restproblematiek, kunnen de ouders die in het vrijwillig kader (laten) oplossen.
Dit betekent dat de kinderrechter het verzoek van de Raad om [roepnaam 1] en [roepnaam 2] onder toezicht te stellen zal afwijzen.

4. De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Toekoen, kinderrechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch