In deze zaak hebben eisers beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, betreffende de verlening van een omgevingsvergunning voor het realiseren van een paardenhouderij op een specifieke locatie. De rechtbank verwijst naar een eerdere tussenuitspraak van 20 mei 2021, waarin werd vastgesteld dat het college de aanvraag ten onrechte niet als een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het handelen in strijd met het bestemmingsplan had aangemerkt. De rechtbank heeft op 18 april 2022 de einduitspraak gedaan, waarbij de beroepen tegen het eerste besluit gegrond zijn verklaard en het tweede besluit ongegrond. De rechtbank oordeelt dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd dat de toestemming voor het handelen in strijd met de planregels in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gewijzigde bouwtekeningen van de vergunninghouders in overeenstemming zijn met de planregels en dat het college de vergunning op basis van de aanvraag terecht heeft verleend. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de economische haalbaarheid van het initiatief voldoende is onderbouwd door het gemoderniseerde bedrijfsplan. De rechtbank heeft het college veroordeeld in de proceskosten van eisers 2 en het griffierecht aan eiser 1 en eisers 2 te vergoeden.