ECLI:NL:RBZWB:2022:2082

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 april 2022
Publicatiedatum
19 april 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 3026
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. P.R. Klaver, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had een WIA-uitkering aangevraagd, maar het UWV weigerde deze met ingang van 7 juli 2020, omdat zij volgens het UWV niet arbeidsongeschikt was. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak op 4 maart 2022 behandeld. Eiseres heeft aangevoerd dat zij volledig arbeidsongeschikt is en dat haar medische beperkingen niet correct zijn vastgesteld. De rechtbank heeft de medische rapportages van de UWV-arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep beoordeeld. De rechtbank concludeert dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de vastgestelde beperkingen van eiseres correct zijn weergegeven in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 1 juli 2020.

De rechtbank oordeelt dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de belastbaarheid die door de verzekeringsartsen is vastgesteld. Eiseres heeft geen medische informatie overgelegd die de rechtbank zou doen twijfelen aan de conclusies van de UWV-arts. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3026 WIA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 april 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres

gemachtigde: mr. P.R. Klaver,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 21 juli 2020 (primair besluit) heeft het UWV geweigerd eiseres een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toe te kennen met ingang van 7 juli 2020.
In het besluit van 2 juni 2021 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.

Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 4 maart 2022.
Hierbij waren aanwezig eiseres, haar echtgenoot en mr. W.J. Jurgers, kantoorgenoot van haar gemachtigde, en [naam vertegenwoordiger] namens het UWV.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres is werkzaam geweest als magazijnmedewerkster. Voor dat werk is zij op 13 maart 2018 uitgevallen vanwege knie- en rugklachten. Het UWV heeft eiseres vervolgens een uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW) toegekend, die vanwege zwangerschap van 6 mei 2019 tot 2 september 2019 is vervangen door een uitkering ingevolge de Wet arbeid en zorg (Wazo).
Bij het primaire besluit heeft het UWV eiseres per 7 juli 2020 een WIA-uitkering geweigerd, omdat haar mate van arbeidsongeschiktheid nihil is. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 7 juli 2020 heeft vastgesteld op nihil en daarom terecht de gevraagde WIA-uitkering per die datum heeft geweigerd.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiseres medische beperkingen heeft en
- of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een primaire arts onder verantwoordelijkheid van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Verzekeringsarts in opleiding [naam verzekeringsarts 1] heeft onder verantwoordelijkheid van verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 2] het dossier bestudeerd en eiseres op het spreekuur van 25 juni 2020 onderzocht. Bij eiseres is sprake van knieklachten rechts na een verdraaiing. Adequate behandeling wordt uitgesteld tot eind 2020 vanwege het geven van borstvoeding en twijfels bij eiseres. Belemmeringen bij lopen, staan, traplopen, tillen/dragen, hurken/knielen en zitten, worden aannemelijk geacht gezien de medische problematiek, echter de ernst van de ervaren belemmeringen acht de primaire arts hier niet passend bij. Op basis van het dagverhaal, eigen observaties en onderzoek lijkt de primaire arts dat, naast beperkingen als gevolg van ziekte/gebrek, sprake is van gedrag dat de belemmeringen in stand houdt en deze discrepantie kan verklaren. Deze arts acht het daarom aannemelijk dat er beperkingen zijn ten aanzien van de kniebelasting, maar niet in de mate waardoor ze door eiseres worden geclaimd.
Daarnaast kunnen bij eigen onderzoek beperkingen van de rug worden geobjectiveerd. Dit komt overeen met specialistisch onderzoek. Ook deze klachten en belemmeringen kunnen verergerd of in stand gehouden worden door vermijding en deconditionering. Om overbelasting te voorkomen is er volgens de primaire arts wel aanleiding voor enige preventieve beperkingen ten aanzien van de rugbelasting.
Bijkomende mentale klachten leiden anamnestisch niet tot duidelijke belemmeringen. Eiseres heeft geen hulp gezocht en bij eigen onderzoek zijn geen aanwijzingen voor pathologie. Er is daarom geen reden voor beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres heeft de primaire arts neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 1 juli 2020.
4.2
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts 3] heeft het dossier van eiseres bestudeerd, alsmede informatie van de behandelend psycholoog van 6 november 2020, de reumatoloog van 13 juli 2020, een brief van de afdeling fysische geneeskunde en revalidatie van de Universiteit Antwerpen van 24 augustus 2020, een brief van de afdeling orthopedie van de Universiteit Antwerpen van 30 november 2020 en twee brieven van de huisarts van eiseres van 10 november 2020 en van 28 januari 2021. Verder heeft hij de hoorzitting van 12 mei 2021 bijgewoond en eiseres daarna onderzocht.
Uit de primaire rapportage blijkt dat de ervaren klachten en belemmeringen voldoende aan de orde zijn gesteld. Er heeft een voldoende uitgebreid, voldoende op de klachten gericht medisch onderzoek plaatsgevonden. De conclusie is gebaseerd op de in het dossier aanwezige gegevens, de anamnese, het eigen medisch onderzoek en recente medische informatie vanuit de curatieve sector. Met de gestelde beperkingen wordt voorzien in laag belastende fysieke arbeid met name ten aanzien van de rechter knie. Hij acht de beperkingen congruent met de medische informatie vanuit de behandelende sector die ziet op de datum in geding en passend bij de aard en ernst van de op dat moment aanwezige pathologie en bij de bevindingen van het primaire medisch onderzoek.
Uit de bekende en ingebrachte medische gegevens blijkt de verzekeringsarts b&b niet van ernstigere beperkingen op de datum in geding, 7 juli 2020.
Ten tijde van de hoorzitting en het medisch onderzoek in bezwaar (14 mei 2021) blijkt de verzekeringsarts b&b wel dat er beperkingen bestaan op persoonlijk en sociaal functioneren als gevolg van vermoedelijk een depressieve stoornis, waarvoor eiseres ondertussen naar een tweedelijnspsycholoog is verwezen. Eiseres is dientengevolge per 5 oktober 2020 ook geaccepteerd voor de Ziektewet. Voorts heeft in november 2020 een knie-operatie plaatsgevonden (osteotomie en artroscopie) en blijken er nog forse pijnklachten van de rechter knie. Deze bevindingen zien echter niet op de datum in geding.
Het standpunt van eiseres dat zij op de datum in geding verder is beperkt op fysiek en psychisch gebied kan hij op basis van het vorenstaande dan ook niet volgen.
Op basis van de onderzoeksgegevens en getoetst aan het Schattingsbesluit bestaat volgens de verzekeringsarts b&b geen aanleiding te stellen dat er op medische gronden geen benutbare mogelijkheden zijn op datum in geding. Eiseres is op de datum in geding immers niet opgenomen op medische indicatie. Er is geen sprake van chronische bedlegerigheid en zij is niet ADL-afhankelijk. Er is blijkens het dagverhaal en het dagelijks activiteitenniveau in primo geen sprake van persoonlijk en sociaal disfunctioneren op micro-, meso- en macroniveau als gevolg van een ernstige psychiatrische aandoening. Er is geen sprake van een aandoening met slechte prognose op korte termijn.
De verzekeringsarts b&b concludeert dat de beperkingen van eiseres op de datum in geding correct zijn weergeven in de FML van 1 juli 2020.
4.3
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat zij volledig arbeidsongeschikt is en haar dus ten onrechte geen WIA-uitkering is toegekend. Voor de fysieke en de psychische klachten is eiseres onder behandeling van een psycholoog, een orthopeed en een huisarts. De klachten verminderen niet. De belastbaarheid is dan ook niet juist vastgesteld en eiseres verzoekt de rechtbank een onafhankelijk onderzoek te laten verrichten omdat dit in het dossier ontbreekt. Eiseres kan thuis heel weinig en is in een arbeidssituatie niet in staat om arbeid te verrichten. Eiseres heeft in beroep een intake-verslag van 25 februari 2021 van de tweedelijnspsycholoog overgelegd.
4.4
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de artsen van het UWV blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder de knieklachten, de rugklachten en de psychische problemen die eiseres heeft aangegeven. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. Er zijn beperkingen aangenomen op het vlak van fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen.
Eiseres heeft in beroep geen medische informatie overgelegd die de rechtbank aanleiding geeft te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen op de datum in geding hebben aangenomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat de problemen die eiseres heeft benoemd alle door de verzekeringsarts b&b in de afwegingen zijn meegenomen. Voor zover eiseres van mening is dat haar klachten zouden moeten leiden tot zwaardere of meer beperkingen op de datum in geding is daarvoor geen medische onderbouwing in geding gebracht. Meer specifiek zijn ten aanzien van de fysieke klachten betreffende knie en rug beperkingen aangenomen, waarvan de artsen hebben gemotiveerd dat deze beperkingen overeenkomen met de aanwezige medische informatie. Andersluidende medische informatie op dit vlak ontbreekt. Ten aanzien van de mentale klachten van eiseres heeft de verzekeringsarts b&b weliswaar op de hoorzitting en tijdens het medisch onderzoek in bezwaar geconstateerd dat er op dat moment wel sprake was van beperkingen van eiseres in persoonlijk en sociaal functioneren, terwijl eiseres per 5 oktober 2020 daarvoor ook in de Ziektewet is geaccepteerd, maar niet dat van zodanige beperkingen ook al op de datum in geding (7 juli 2020) sprake was. De beperkingen op die datum zijn vastgesteld op basis van de toen aanwezige gegevens, het dagverhaal van eiseres en de observatie en het eigen onderzoek van de primaire arts. Gegevens van latere datum geven geen ander beeld betreffende die datum. Vast staat dat de (belangrijkste) oorzaak van de psychische klachten van eiseres ligt in het bedrijfsongeval in 2018 (verdraaiing van knie). Hieruit en uit het feit dat relatief kort na de datum in geding medicatie is voorgeschreven en de eerstelijnspsycholoog eiseres (blijkens de brief van 6 november 2020) in november 2020 heeft doorverwezen naar een tweedelijnspsycholoog, kan wel worden opgemaakt dat de oorzaak van de psychische klachten zich op de datum in geding al had voorgedaan, maar niet dat die toen al leidde tot de pas later door de behandelaars beschreven ernstigere klachten en door verzekeringsarts b&b geconstateerde beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren. Daarvoor biedt het door de primaire arts uitgevraagde dagverhaal - dat blijkt geeft van belemmeringen in dagelijkse bezigheden vanuit haar fysieke klachten - en het eigen psychisch onderzoek van de primaire arts geen grondslag, terwijl andere medische gegevens van rond die datum ontbreken.
Onder deze omstandigheden ontbreekt het de rechtbank aan de gerede twijfel nodig om over te gaan tot het aanstellen van een onafhankelijk medisch deskundige. Daarom wijst de rechtbank dit verzoek niet toe.
De rechtbank is op grond van het voorgaande niet gebleken dat in de FML van 1 juli 2020 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank daarom uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
5.
Geschiktheid voor de functies
5.1
Een arbeidsdeskundige van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: receptionist (Sbc-code 315120), telefonist (centrale)/medewerker callcenter (Inbound) (Sbc-code 315174) en monteur printplaten (Sbc-code 267051).
5.2
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 20 juli 2020
.Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. De hiervoor genoemde functies mochten daarom worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Eiseres heeft weliswaar aangevoerd dat zij niet in staat is arbeid te verrichten en zij meent daarom dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Hiertoe heeft eiseres aangevoerd dat zij volledig arbeidsongeschikt is. Haar standpunt dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit dan ook voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.4 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van nihil. Dit betekent dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Het UWV heeft dus terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 7 juli 2020 vastgesteld op nihil (0%)
.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 7 juli 2020.
Het beroep wordt dan ook ongegrond verklaard.
7.
Proceskosten, griffierecht en schadevergoeding
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of verzochte veroordeling tot schadevergoeding (wettelijke rente).

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 15 april 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.