In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de eiser, Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), en de verweerder, die een wijziging van de indicatie voor zorgprofiel VV Beschermd wonen met intensieve dementiezorg (VV05) aanvroeg. Eiser, geboren op 15 juni 1944, heeft in het verleden een CVA gehad en lijdt aan cognitieve stoornissen. Het CIZ heeft op 23 februari 2021 het verzoek van eiser om wijziging van de indicatie afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft eiser beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van het CIZ.
Tijdens de zitting op 8 december 2021 was eiser niet aanwezig, maar zijn zoon en een vertegenwoordiger van het CIZ waren wel aanwezig. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om het CIZ in de gelegenheid te stellen aanvullende informatie in te winnen. Op 27 januari 2022 heeft het CIZ een gewijzigde beslissing genomen, waarbij eiser met ingang van 13 december 2021 alsnog een indicatie voor zorgprofiel VV07 heeft gekregen. Eiser was het echter niet eens met de ingangsdatum van deze indicatie.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het CIZ de ingangsdatum van de indicatie terecht heeft vastgesteld op 13 december 2021, omdat dit de datum was waarop nieuwe medische informatie werd ontvangen. Eiser heeft geen bewijs kunnen leveren dat hij eerder in aanmerking kwam voor de indicatie. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit II ongegrond verklaard en het CIZ veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser.