In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die verblijft in een zorginstelling, en het Centraal Administratie Kantoor (CAK). Eiser had een verzoek ingediend voor een tegemoetkoming in de eigen bijdrage voor zorgkosten over de periode van 5 maart 2020 tot en met 5 augustus 2020, omdat hij in die periode bij zijn vader verbleef en geen zorg ontving van de zorginstelling. Het CAK heeft het verzoek afgewezen, met als argument dat de zorgregistratie van eiser niet was gewijzigd en dat hij daarom de eigen bijdrage verschuldigd bleef. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om het CAK de gelegenheid te geven de zorgregistratie te onderzoeken, maar het CAK heeft in een latere brief aangegeven dat zij niet aan eiser tegemoet kan komen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het CAK de eigen bijdrage terecht heeft opgelegd, omdat de zorgregistratie niet was aangepast en er geen bijzondere omstandigheden waren die een lagere eigen bijdrage rechtvaardigden. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard.