ECLI:NL:RBZWB:2022:2121

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 april 2022
Publicatiedatum
21 april 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 2546
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheid van eiseres na omzetting door UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.L.A.M. van Os, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De zaak betreft de beoordeling van de WIA-uitkering van eiseres, die in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) een loongerelateerde uitkering ontving. Het UWV had op 18 september 2020 besloten om de uitkering van eiseres om te zetten naar een WGA-loonaanvullingsuitkering, wat door de ex-werkgeefster van eiseres werd betwist. Het UWV verklaarde het bezwaar van de ex-werkgeefster gegrond en beëindigde de uitkering van eiseres per 2 juli 2021.

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij stelt dat zij meer arbeidsongeschikt is dan door het UWV is aangenomen. De rechtbank heeft de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van het UWV beoordeeld en vastgesteld dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd. De rechtbank concludeert dat eiseres niet voldoet aan de criteria voor volledige of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid zoals vastgelegd in de WIA. De rechtbank heeft de rapportage van de arbeidsdeskundige b&b in overweging genomen en oordeelt dat de geselecteerde functies passend zijn voor eiseres.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres minder dan 35% blijkt te zijn, wat betekent dat zij geen recht heeft op een WIA-uitkering. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2546 WIA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 april 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres

gemachtigde: mr. J.L.A.M. van Os,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 18 september 2020 (primair besluit) heeft het UWV in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) de loongerelateerde uitkering op grond van de Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) met ingang van 17 november 2020 omgezet naar een WGA-loonaanvullingsuitkering.
De ex-werkgeefster van eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
In het besluit van 20 mei 2021 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van de ex-werkgeefster van eiseres tegen het primaire besluit gegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 14 april 2022. Partijen zijn, na voorafgaand bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres is op uitzendbasis werkzaam geweest als magazijnmedewerker bij [naam bedrijf] . Voor dat werk is zij uitgevallen vanwege psychische klachten.
Aan eiseres is bij besluit van 19 december 2019 een uitkering ingevolge de WIA toegekend met ingang van 17 februari 2020 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
Bij het primaire besluit heeft het UWV de aan eiseres toegekende WIA-uitkering met ingang van 17 november 2020 omgezet van een WGA-loongerelateerde uitkering naar een WGA-loonaanvullingsuitkering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
De ex-werkgeefster van eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij brief van 12 februari 2021 heeft het UWV eiseres en haar ex-werkgeefster meegedeeld het voornemen te hebben een nieuw besluit te nemen met betrekking tot de WIA-uitkering van eiseres. Dit besluit zou inhouden dat eiseres met ingang van 17 februari 2020 0% arbeidsongeschikt is en dat haar uitkering zal worden beëindigd 6 weken na de dag van verzending van de te verwachten beslissing op bezwaar.
Bij het bestreden besluit heeft het UWV het bezwaar van de ex-werkgeefster van eiseres tegen het primaire besluit gegrond verklaard en met ingang van 2 juli 2021 de uitkering van eiseres ingevolge de WIA beëindigd.
2.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiseres medische beperkingen heeft en
- of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
3.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op een rapportage van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
3.1
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts 1] heeft de medische gegevens bestudeerd, deelgenomen aan de hoorzitting van 3 mei 2021 en eiseres aansluitend onderzocht. De verzekeringsarts b&b ziet dat het medisch beeld uit het dossier in bezwaar wordt bevestigd met enige mate van hyperflexibel zijn, soms maagklachten, samenhangend met stress, nu blijkens het behandelplan geduid als somatische symptoomstoornis, depressie, borderlinepersoonlijkheidsstoornis, obsessief-compulsieve persoonlijkheidsstoornis, trekken van paranoïde persoonlijkheidsstoornis en PTSS kenmerken, waarbij inmiddels de diagnose PTSS is gesteld. De actuele behandeling, gestart voor de datum in geding, richt zich met name op de PTSS.
Eiseres voldoet niet aan de criteria om op medische gronden te kunnen spreken van ‘geen benutbare mogelijkheden’. Vanwege de rond 8 januari 2021 gestarte therapie voor een dagdeel per week acht [naam verzekeringsarts 1] een urenbeperking tot 36 uur per week aan de orde.
Voor een goed bioritme en omdat ook regelmaat van belang is zijn sterk wisselende diensten niet passend en wordt een beperking ten aanzien van nachtwerk aangenomen.
De door eiseres aangegeven kortademigheid lijkt uitsluitend aan de minder goede fysieke conditie te wijten. Rustige conditieopbouw in sport acht de verzekeringsarts b&b van belang en zij ziet geen medische noodzaak beperkingen hiervoor aan te nemen.
De verzekeringsarts b&b ziet behoudens een flexibele rug en minimale voorste schuifladefenomenen geen afwijkingen van het bewegingsapparaat. Zij ziet geen noodzaak voor beperkingen voor traplopen, klimmen, knielen of hurken, geknield of gehurkt actief zijn. Zij ziet evenmin noodzaak voor beperkingen voor staan tijdens het werk, gebogen of getolereerd actief zijn.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres heeft [naam verzekeringsarts 1] neergelegd in de FML van 6 mei 2021. Op 18 mei 2021 heeft de verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts 2] de FML gewijzigd voor wat betreft de datum ‘FML geldig vanaf’.
3.2
Eiseres vindt dat zij meer beperkt is dan door het UWV is aangenomen. Zij acht zichzelf 80-100% arbeidsongeschikt.
3.3
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportage van de verzekeringsarts b&b blijkt dat zij op de hoogte was van de door eiseres gestelde klachten, waaronder niet alleen de psychische, maar ook de fysieke klachten die eiseres heeft aangevoerd. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.
Eiseres heeft geen informatie overgelegd die de rechtbank aanleiding geeft te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsarts b&b heeft aangenomen. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in de FML van 18 mei 2021.
4.
Geschiktheid voor de functies
4.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (Sbc-code 111180), inpakker (handmatig) (Sbc-code 111190) en wikkelaar (Sbc-code 267053).
4.2
De rechtbank ziet geen reden te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de rapportage van de arbeidsdeskundige b&b van 18 mei 2021. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
5.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%. Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschikt-heid van 35% of meer, heeft het UWV terecht de WIA-uitkering van eiseres beëindigd per 2 juli 2021. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
6.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 21 april 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.