ECLI:NL:RBZWB:2022:2161

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 april 2022
Publicatiedatum
22 april 2022
Zaaknummer
BRE-21_3015_3016
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van verzet in belastingzaak

Op 22 april 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij het verzet van de belanghebbende niet-ontvankelijk is verklaard. De belanghebbende had eerder, op 8 oktober 2021, een uitspraak ontvangen waarin haar beroepen niet-ontvankelijk werden verklaard omdat zij de gronden van haar beroepen niet had ingediend. Op 21 november 2021 heeft de belanghebbende verzet aangetekend tegen deze uitspraak, maar dit verzetschrift voldeed niet aan de wettelijke eisen, omdat het geen gronden bevatte.

De griffier heeft de belanghebbende op 29 november 2021 en opnieuw op 16 december 2021 in de gelegenheid gesteld om de ontbrekende gronden van het verzet in te dienen. Ondanks deze waarschuwingen heeft de belanghebbende geen actie ondernomen om het verzuim te herstellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzetschrift geen gronden bevatte en dat de belanghebbende niet heeft gereageerd op de verzoeken van de griffier. Hierdoor kon de rechtbank niet anders dan het verzet niet-ontvankelijk verklaren.

De uitspraak benadrukt het belang van het indienen van de juiste documenten en het voldoen aan de wettelijke vereisten bij het aantekenen van verzet. De rechtbank heeft de belanghebbende erop gewezen dat het verzet niet-ontvankelijk kan worden verklaard indien niet aan de vereisten wordt voldaan. De beslissing is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 21/3015 en 21/3016
uitspraak van 22 april 2022
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55 Algemene wet bestuursrecht (Awb) op het verzet van:
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
tegen de met toepassing van artikel 8:54 van de Awb gedane uitspraak van de rechtbank, van 8 oktober 2021, verzonden op 12 oktober 2021.

1.Behandeling van het verzet

1.1.
Bij genoemde uitspraak van deze rechtbank zijn de beroepen van belanghebbende (met bovengenoemde zaaknummers) met toepassing van artikel 8:54 van de Awb niet-ontvankelijk verklaard, op grond van het niet indienen van de gronden van de beroepen.
1.2.
Bij brief van 21 november 2021, ontvangen bij de rechtbank op 29 november 2021, heeft belanghebbende, op nader aan te voeren gronden, verzet gedaan tegen deze uitspraak. Belanghebbende heeft daarbij niet verzocht op het verzet te worden gehoord.

2.Feiten en de gronden van het verzet

2.1.
Het verzetschrift is op 29 november 2021 ontvangen ter griffie van de rechtbank. Bij brief van diezelfde datum heeft de griffier van de rechtbank belanghebbende er op gewezen dat het verzetschrift naar de eisen van de wet niet volledig is, omdat het niet de gronden van het verzet bevat. Daarbij heeft de griffier belanghebbende in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken na de datum van verzending van deze brief het verzuim te herstellen. Tevens is in dit verband aan belanghebbende medegedeeld dat de rechtbank het verzet niet-ontvankelijk kan verklaren, indien de gronden van het verzet niet worden ingediend.
2.2.
Bij aangetekend schrijven van 16 december 2021 heeft de griffier belanghebbende nogmaals in de gelegenheid gesteld de gronden van het verzet in te dienen, uiterlijk binnen vier weken na de datum van verzending van deze brief. De rechtbank heeft op deze brief geen reactie ontvangen.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzet

3.1.
Belanghebbende kan verzet bij de rechtbank aantekenen tegen de door haar gedane uitspraak als bedoeld in artikel 8:54, eerste lid, van de Awb (artikel 8:55 van de Awb). De artikelen 6:5 en 6:6 van de Awb betreffende het bezwaar- en beroepschrift zijn daarbij van overeenkomstige toepassing verklaard (artikel 8:55, tweede lid, van de Awb). Op grond van deze bepalingen dient het verzetschrift onder meer de gronden van het verzet te bevatten (artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb). Indien de gronden niet zijn aangevoerd of niet is voldaan aan enig ander bij de wet gestelde vereiste voor het in behandeling nemen van het verzet, kan het verzet niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn (artikel 6:6 van de Awb).
3.2.
Het verzetschrift bevat geen gronden van het verzet. De griffier heeft hem in de gelegenheid gesteld het verzuim binnen een hem daartoe gestelde termijn te herstellen en heeft hem medegedeeld dat bij het ontbreken van de gronden het verzet niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Volgens gegevens van Track&Trace van PostNL is de aangetekende brief van 16 december 2021 bezorgd op het door belanghebbende opgegeven adres. Tot op heden heeft belanghebbende het geconstateerde verzuim niet hersteld of op andere wijze richting de rechtbank gereageerd. De rechtbank verklaart het verzet daarom niet-ontvankelijk.

4.Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 22 april 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan belanghebbende en de wederpartij in het bodemgeschil op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.