ECLI:NL:RBZWB:2022:2202
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om veroordeling in proceskosten na herziening huurtoeslagbesluit
In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen van 20 oktober 2020, waarin zijn bezwaar tegen de definitieve berekening van huurtoeslag over 2019 gedeeltelijk ongegrond werd verklaard. Op 5 april 2022 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het eerdere besluit herzien en het bezwaar van verzoeker volledig gegrond verklaard. Hierop heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van de Belastingdienst/Toeslagen in de proceskosten.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft ingestemd met een proceskostenvergoeding van één punt volgens het Besluit Proceskosten Bestuursrecht, evenals de vergoeding van het betaalde griffierecht. De rechtbank heeft besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten, conform artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat op basis van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, de Belastingdienst/Toeslagen veroordeeld kan worden in de proceskosten, aangezien verzoeker is tegemoetgekomen. De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 1.300,-, gebaseerd op de door een derde verleende rechtsbijstand. Daarnaast merkt de rechtbank op dat de Belastingdienst/Toeslagen het griffierecht van € 48,- aan verzoeker dient te vergoeden, waardoor een aparte veroordeling hiervoor niet nodig is.
De rechtbank heeft de Belastingdienst/Toeslagen veroordeeld tot betaling van de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.300,-. Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal en is openbaar gemaakt op 21 april 2022.