In deze zaak gaat het om de nalatenschap van [naam overledene], waarbij verzoeker en verweerders als erfgenamen en schuldeisers optreden. Verzoeker heeft de nalatenschap beneficiair aanvaard en verzoekt de kantonrechter om machtiging om een rechtsvordering in te stellen tegen zijn mede-erfgenamen, [verweerder sub 1] en [verweerder sub 2], tot terugbetaling van een bedrag van € 235.000, dat in 2018 aan hen is overgemaakt. Dit bedrag zou onterecht zijn onttrokken aan de nalatenschap van [naam overledene]. De verweerders betwisten de vordering en verzoeken de kantonrechter om verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek.
De kantonrechter overweegt dat de vereffening van de nalatenschap nog niet is afgerond en dat partijen gezamenlijk bevoegd zijn om de nalatenschap te beheren. De rechter concludeert dat het verzoek van verzoeker op grond van artikel 4:198 BW toewijsbaar is, omdat hij als mede-vereffenaar de machtiging nodig heeft om zelfstandig te kunnen procederen. De kantonrechter wijst het verzoek toe en verleent verzoeker de gevraagde machtiging om een rechtsvordering in te stellen tegen de verweerders. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.