ECLI:NL:RBZWB:2022:2252
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuurlijke boete en niet-ontvankelijkheid bezwaar wegens ontbreken gronden
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de minister van Infrastructuur en Waterstaat. De eiser, vertegenwoordigd door mr. M.J. van Dam, had een bestuurlijke boete van € 2.000,- opgelegd gekregen wegens overschrijding van de maximale vaartijden en onderbemand varen. Eiser had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de minister verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat eiser geen gronden van bezwaar had ingediend binnen de gestelde termijn. Eiser had verzocht om uitstel om zijn bezwaar nader te motiveren, maar de minister had hem herhaaldelijk de gelegenheid gegeven om dit te doen. De rechtbank oordeelde dat de minister terecht het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard, omdat eiser niet tijdig de benodigde gronden had ingediend. De rechtbank concludeerde dat de minister voldoende gelegenheid had geboden om het verzuim te herstellen en dat de beroepsgrond van eiser, dat de coronamaatregelen hem belemmerden, niet opging. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.