ECLI:NL:RBZWB:2022:2265

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 mei 2022
Publicatiedatum
25 april 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 8749
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar omgevingsvergunning voor milieuneutrale veranderingen

In deze zaak gaat het om een beroep dat is ingesteld door eisers tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland. Het college had op 7 april 2020 een omgevingsvergunning verleend aan [naam bedrijf 1] voor het vervangen en verplaatsen van verschillende installaties en machines. Eisers, die wonen aan de [adres 2] te [plaatsnaam], maakten bezwaar tegen dit besluit, maar het college verklaarde hun bezwaar op 18 augustus 2020 niet-ontvankelijk. Dit leidde tot het beroep bij de rechtbank, dat op 25 maart 2022 werd behandeld.

De rechtbank heeft zich in deze uitspraak gericht op de vraag of eisers als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat eisers moeten aantonen dat zij feitelijke gevolgen ondervinden van de activiteiten die door de omgevingsvergunning worden toegestaan. De rechtbank concludeert dat eisers niet voldoende bewijs hebben geleverd dat het laagfrequente geluid dat zij ervaren, daadwerkelijk afkomstig is van het industrieterrein waar [naam bedrijf 1] is gevestigd. De rechtbank wijst erop dat er andere bedrijven op het industrieterrein zijn die ook geluid produceren, en dat er verschillende factoren zijn die de hinder kunnen beïnvloeden.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, omdat eisers niet hebben aangetoond dat zij feitelijke gevolgen van enige betekenis ondervinden van het besluit. De rechtbank ziet geen reden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. T. Peters en openbaar gemaakt op 14 april 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/8749 WABOM

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 april 2022 in de zaak tussen

[naam eiser 1] en [naam eiser 2] , te [plaatsnaam] , eisers

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland,verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 7 april 2020 (primaire besluit) heeft het college aan [naam bedrijf 1] , gelegen aan de [adres 1] 4 te [plaatsnaam] een omgevingsvergunning verleend voor het vervangen en verplaatsen van een diplijn, een nieuwe koelruimte, een nieuwe proceskoeling met natuurlijk koudemiddel, het vervangen van ventilatoren door een adiabatische ruimtekoeling en het vervangen van een pallitiseermachine.
In het besluit van 18 augustus 2020 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 25 maart 2022.
Hierbij waren aanwezig eisers en [naam vertegenwoordiger 1] en [naam vertegenwoordiger 2] namens het college.

Overwegingen

Feiten
1. [naam bedrijf 1] (hierna: [naam bedrijf 1] ) is producent van ingrediënten voor brood- en banketbakkerijen. Het bedrijf is gevestigd aan de [adres 1] 4 te [plaatsnaam] . De locatie maakt onderdeel uit van gezoneerd industrieterrein ‘ [naam industrieterrein] ’.
[naam bedrijf 1] heeft op 11 december 2019 een vergunningaanvraag voor het milieuneutraal veranderen van haar inrichting ingediend. De aanvraag heeft betrekking op het vervangen en verplaatsen van een diplijn, een nieuwe koelruimte, een nieuwe proceskoeling met natuurlijk koudemiddel, het vervangen van ventilatoren door een adiabatische ruimtekoeling en het vervangen van een pallitiseermachine. Het college heeft deze omgevingsvergunning op 7 april 2020 verleend.
Eisers wonen aan de [adres 2] 7 te [plaatsnaam] en hebben tegen de omgevingsvergunning bezwaar gemaakt.
Bij het bestreden besluit heeft het college het bezwaarschrift van eisers onder verwijzing naar en met overneming van het advies van de adviescommissie niet-ontvankelijk verklaard
Het geschil
2. Ter beantwoording door de rechtbank ligt alleen voor of het college het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Een bezwaar is onder meer niet-ontvankelijk wanneer een eiser niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan worden aangemerkt. Krachtens artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.1
Op grond van vaste jurisprudentie, zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 augustus 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2271), is het uitgangspunt dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ dient als correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (o.a. geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.
3. Eisers hebben zich op het standpunt gesteld dat hun bezwaarschrift ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard, omdat zij al jaren hinder van laagfrequent geluid ondervinden dat afkomstig is van het industrieterrein de [naam industrieterrein] waarop [naam bedrijf 1] is gevestigd. Uit het onderzoek dat zij hebben laten uitvoeren door [naam bedrijf 2] blijkt dat meerdere overschrijdingen van de normen voor laag frequent geluid hebben plaatsgevonden.
3.1
Hoewel eisers stellen dat zij weten dat het laagfrequente geluid afkomstig is van industrieterrein [naam industrieterrein] , omdat zij horen en voelen dat het geluid uit die richting komt, hebben zij dit niet onderbouwd met een onderzoek. [naam bedrijf 2] heeft dit niet vastgesteld en de enkele stelling dat het laag frequent geluid afkomstig is van het industrieterrein [naam industrieterrein] , en daardoor afkomstig van [naam bedrijf 1] omdat deze per definitie daaraan bijdraagt, gaat naar het oordeel van de rechtbank niet op. Uit de onderzoeken die door de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant in opdracht van het college zijn verricht, blijkt namelijk niet dat het laag frequent geluid afkomstig is van het industrieterrein. Eisers zullen dan ook eerst onderzoek moeten overleggen waaruit blijkt dat de door hun ervaren overlast afkomstig is van het industrieterrein. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat er tussen de woning van eisers en het industrieterrein een woonwijk, twee dijken en diverse wegen gelegen zijn.
De rechtbank overweegt daarbij dat, zelfs als vast zou staan dat het laagfrequente geluid afkomstig zou zijn van het industrieterrein, daarmee niet vast staat dat het ook afkomstig is van [naam bedrijf 1] . Eisers hebben erkend dat op het industrieterrein ook andere bedrijven zijn gevestigd die geluid produceren.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat eisers er niet in geslaagd zijn om aannemelijk te maken dat zij ter plaatse van hun perceel feitelijke gevolgen van enige betekenis zullen ondervinden van het primaire besluit waardoor [naam bedrijf 1] haar inrichting milieuneutraal mag veranderen.
Conclusie
4. Het beroep is ongegrond.
5. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H.C. van Spreuwel, griffier, op 14 april 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
M.H.C. van Spreuwel, griffier T. Peters, rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.