In deze zaak heeft de kinderrechter op 18 maart 2022 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige] en [minderjarige2], op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van de kinderen, die onder druk staan door de conflicten tussen de ouders. De Raad heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, met de noodzaak dat er snel een jeugdzorgwerker beschikbaar wordt gesteld. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling (GI) aangesproken op haar verantwoordelijkheid om binnen drie weken na de uitspraak een jeugdzorgwerker aan te wijzen, ondanks de bestaande wachtlijstproblematiek. De ouders zijn in de procedure gehoord, waarbij de moeder en de vader hun standpunten hebben toegelicht. De kinderen hebben aangegeven veel weerstand te ervaren om bij de vader te zijn, wat de kinderrechter als zorgelijk heeft beoordeeld. De kinderrechter heeft de noodzaak van een onafhankelijke jeugdzorgwerker benadrukt om de communicatie tussen de ouders te verbeteren en de zorgregeling voor de kinderen uit te breiden. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling toegewezen en uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met de verwachting dat de GI snel actie onderneemt om de situatie van de kinderen te verbeteren.