ECLI:NL:RBZWB:2022:2333

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 april 2022
Publicatiedatum
28 april 2022
Zaaknummer
C/02/390169 JERK 21-2023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W. Schrikker
  • M. Combee
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 april 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren op 1 februari 2014. De zaak betreft de minderjarige [voornaam], die onder toezicht staat van de Gecertificeerde Instelling (GI) en momenteel verblijft bij zijn grootouders. De kinderrechter heeft eerder op 18 oktober 2021 de ondertoezichtstelling van [voornaam] verlengd tot 22 oktober 2022 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 22 april 2022. De GI heeft verzocht om verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, omdat [voornaam] een forse ontwikkelingsachterstand heeft en 24 uur per dag toezicht nodig heeft. De moeder en de grootouders zijn betrokken bij de zorg voor [voornaam], maar er zijn zorgen over de opvoedingsvaardigheden van de moeder en de samenwerking tussen de moeder en de grootouders. Tijdens de mondelinge behandeling hebben zowel de moeder als de grootouders hun zorgen geuit, maar ook hun wens om samen te werken aan de zorg voor [voornaam]. De kinderrechter heeft overwogen dat het in het belang van [voornaam] is dat de machtiging tot uithuisplaatsing wordt verlengd, zodat de zorg voor hem kan worden gewaarborgd en de samenwerking tussen de betrokkenen kan worden ondersteund. De kinderrechter heeft uiteindelijk besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 22 oktober 2022, met de mogelijkheid om het verblijf bij de moeder in de toekomst uit te breiden, afhankelijk van de ontwikkelingen in de zorg.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/390169 / JE RK 21-2023
Datum uitspraak: 15 april 2022
Nadere beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING EN JEUGDRECLASSERING,

gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI (Gecertificeerde Instelling),
betreffende

[naam 1],

geboren op 1 februari 2014 te [geboorteplaats],
hierna te noemen: [voornaam].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam 2],

hierna te noemen: de moeder,
wonende te Roosendaal,
advocaat: mr. T. ten Velde, te Tilburg,

DE HEER EN MEVROUW [naam 3],

hierna te noemen: de grootouders (moederszijde),
wonende te Sint Willebrord.

Het verdere procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 18 oktober 2021 en alle daarin vermelde stukken;
- het op 30 maart 2022 ontvangen verslag van de GI.
Op 15 april 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. T. ten Velde;
- een vertegenwoordiger van de GI;
- de grootouders.

De nadere beoordeling

Bij beschikking van 18 oktober 2021 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [voornaam] verlengd tot 22 oktober 2022 en de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam] in een voorziening voor pleegzorg, te weten het netwerkpleeggezin van de grootouders (mz) tot 22 april 2022. Het verzoek om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de periode van de ondertoezichtstelling is voor het overige aangehouden in afwachting van een verslag van de GI.
Aan de orde is thans nog het verzoek van de GI om de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam] een voorziening voor pleegzorg, te weten het netwerkpleeggezin van de grootouders (moederszijde) te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 22 oktober 2022.
De GI heeft in voormeld verslag naar voren gebracht dat bij [voornaam] sprake is van een forse ontwikkelingsachterstand. Als gevolg van zijn problematiek is er 24 uur per dag toezicht nodig voor [voornaam]. Zonder dit toezicht brengt hij zichzelf in gevaarlijke, mogelijk levensbedreigende situaties. Daarnaast is toezicht nodig om [voornaam] te helpen bij alle dagelijkse bezigheden. Hij groeit op met een zeer hoge ondersteuningsbehoefte en dit vraagt veel van zijn opvoeders. Gebleken is dat het voor de grootouders, die over de benodigde opvoedingsvaardigheden beschikken, niet is vol te houden om dit alleen te doen. Ook is duidelijk geworden dat het de moeder niet lukt om alleen fulltime de zorg voor [voornaam] te dragen. Haar eigen problematiek speelt hierin een rol. [voornaam] is veilig gehecht aan zijn moeder en zijn grootouders. Hij heeft last gehad van de periode dat hij elders in een pleeggezin heeft gezeten. [voornaam] heeft een bekende omgeving nodig met mensen bij wie hij zich veilig voelt. Een verblijf op een groep is niet in zijn belang zolang zijn moeder en grootouders de zorg voor hem kunnen dragen. Het is daarbij nodig dat de moeder en de grootouders de zorg voor [voornaam] samen zullen dragen. De relatie tussen de moeder en de grootouders wordt gekenmerkt door zowel liefde als strijd. Voorheen zat [voornaam] hiertussen gevangen en dit was schadelijk voor hem. De moeder en de grootouders hebben stappen gezet in hun onderlinge communicatie en relatie. Er zijn perioden dat het goed gaat en dan lijkt de ondertoezichtstelling niet nodig. Daarnaast zijn er ook momenten dat er verwijten en beschuldigingen worden geuit en dan is er sturing en standvastigheid van een professional nodig die de kaders voor [voornaam] kan bewaken. De maatregelen blijven nog een periode nodig om de moeder en de grootouders te ondersteunen in dit proces van leren samenwerken, communiceren en afstemmen. Het vertrouwen is er dat dit op een voldoende niveau zal komen. Het doel is om de aankomende maanden tot een vaste omgangsregeling te komen, voldoende zicht op de pedagogische vaardigheden en belastbaarheid van de moeder te krijgen en afspraken vast te leggen om duidelijkheid voor de komende jaren te scheppen. Wellicht dat de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing dan verder kunnen worden afgeschaald. De GI verzoekt voor nu de machtiging tot uithuisplaatsing nog te verlengen tot het einde van de ondertoezichtstelling.
De jeugdzorgwerker van de GI heeft tijdens de mondelinge behandeling in aanvulling op het vorenstaande aangegeven dat een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing nog wel noodzakelijk is voor het verblijf van [voornaam] bij de grootouders. Het is van belang dat de moeder kan aansluiten bij [voornaam] zodat hij zijn groei kan doorzetten. Er is nog onvoldoende zicht op de vaardigheden van de moeder. Om de moeder hierin te ondersteunen zal IAG vanuit Prisma worden ingezet. Alles zal in het werk gesteld worden zodat de zorg tussen de moeder en de grootouders gedeeld zal kunnen worden. Daarnaast is het van groot belang dat de hechtingsrelatie tussen [voornaam] en de grootouders niet wordt doorbroken. De samenwerking tussen de grootouders en de moeder verloopt goed, maar er zijn ook conflicten. De plaatsing dient derhalve te worden gewaarborgd met een machtiging tot uithuisplaatsing.
Zijdens de moeder is tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat er positieve ontwikkelingen zijn. De moeder erkent dat [voornaam] zich niet goed ontwikkelde toen hij elders verbleef. Nu wordt ingezet op een gelijke zorgverdeling tussen de moeder enerzijds en de grootouders anderzijds. De moeder staat hierachter en zij staat open voor begeleiding in de thuissituatie. Een machtiging tot uithuisplaatsing is naar de mening van de moeder niet meer noodzakelijk. Ook juridisch gezien is een machtiging tot uithuisplaatsing niet meer vereist als [voornaam] bij de moeder woont en (een deel van de tijd) logeert bij de grootouders. De moeder staat achter het door de GI voorgestelde schema. De moeder verzoekt dan ook de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing af te wijzen. Desgevraagd verklaart de moeder dat zij het liefste wil dat [voornaam] zijn hoofdverblijf bij haar heeft en bij haar komt wonen.
De grootouders hebben tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat zij het beste willen voor [voornaam]. Het liefst zouden ze willen dat hij bij de moeder woont en zij gewoon opa en oma zijn, maar dat is niet mogelijk. Gezien de gebeurtenissen in het verleden, zijn hun zorgen nog erg groot. Zij hebben meerdere malen verzocht om hulpverlening vanuit FACT, maar dit is tot op heden niet van de grond gekomen. De grootouders staan achter het verzoek om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen. Het is nodig om de IAG bij de moeder in te zetten. Zij hebben vertrouwen in de het traject dat is uitgezet door de GI.
De kinderrechter overweegt dat [voornaam] in de afgelopen periode een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Sinds zijn verblijf bij de grootouders vanaf oktober 2020 zijn er grote stappen gezet. De omgang met de moeder is steeds verder uitgebreid en het is de bedoeling dat de moeder en de grootouders de zorg voor [voornaam] gaan delen. [voornaam] is een jongen die heel veel zorg nodig heeft. Dit vraagt veel van de moeder en de grootouders.
In het kader van de ondertoezichtstelling wordt de komende periode aan een aantal zaken gewerkt. Zo zal met behulp van IAG meer zicht moeten komen op de opvoedvaardigheden van de moeder. Deze zijn op dit moment onvoldoende in beeld. Ook moet gewerkt worden aan het proces van leren samenwerken, communiceren en afstemmen op elkaar door de moeder en de grootouders. Bezien moet worden welke verdeling van de zorg het meest in het belang van [voornaam] is en of deze verdeling haalbaar en bestendig is. Belangrijk is dat [voornaam] zich goed zal blijven ontwikkelen. De kinderrechter begrijpt de wens van de moeder dat [voornaam] bij haar komt wonen en waarbij hij dan deels bij de grootouders verblijft. Het traject is nog gaande om de verdeling van de zorg over [voornaam] verder uit te diepen. Hierover zal de komende periode meer duidelijkheid komen en eveneens zal worden bezien of dit nog langer in het kader van de ondertoezichtstelling moet blijven plaatsvinden dan wel zal moeten worden gekeken op welke wijze hieraan in juridisch opzicht vormgegeven zal moeten worden. Gezien het verleden en de grote zorgen die er waren, is het in ieders belang dat er duidelijkheid blijft bestaan over de situatie. De kinderrechter is dan ook van oordeel dat het zwaartepunt van het verblijf van [voornaam] nu nog bij de grootouders ligt en hierover geen twijfel of discussie mag ontstaan in het zwaarwegende belang van [voornaam].
De kinderrechter overweegt voorts dat ingevolge artikel 1:265a van het Burgerlijk Wetboek plaatsing van een kind gedurende dag en nacht buiten het gezin uitsluitend geschiedt met een machtiging tot uithuisplaatsing. Dit betekent dat een kind dat onder toezicht staat van een GI enkel elders kan verblijven met een machtiging.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam] op dit moment nog noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).
Deze machtiging laat onverlet dat in de komende periode het verblijf van [voornaam] bij de moeder kan worden uitgebreid als de GI dat in zijn belang acht.
Het verzoek van de GI zal dan ook voor de resterende periode van de ondertoezichtstelling worden toegewezen.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam] in een voorziening voor pleegzorg, te weten het netwerkpleeggezin van de grootouders (moederszijde) met ingang van 22 april 2022 tot 22 oktober 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2022 door mr. Combee, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.
SB
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 26 april 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.