In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 april 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren op 1 februari 2014. De zaak betreft de minderjarige [voornaam], die onder toezicht staat van de Gecertificeerde Instelling (GI) en momenteel verblijft bij zijn grootouders. De kinderrechter heeft eerder op 18 oktober 2021 de ondertoezichtstelling van [voornaam] verlengd tot 22 oktober 2022 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 22 april 2022. De GI heeft verzocht om verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, omdat [voornaam] een forse ontwikkelingsachterstand heeft en 24 uur per dag toezicht nodig heeft. De moeder en de grootouders zijn betrokken bij de zorg voor [voornaam], maar er zijn zorgen over de opvoedingsvaardigheden van de moeder en de samenwerking tussen de moeder en de grootouders. Tijdens de mondelinge behandeling hebben zowel de moeder als de grootouders hun zorgen geuit, maar ook hun wens om samen te werken aan de zorg voor [voornaam]. De kinderrechter heeft overwogen dat het in het belang van [voornaam] is dat de machtiging tot uithuisplaatsing wordt verlengd, zodat de zorg voor hem kan worden gewaarborgd en de samenwerking tussen de betrokkenen kan worden ondersteund. De kinderrechter heeft uiteindelijk besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 22 oktober 2022, met de mogelijkheid om het verblijf bij de moeder in de toekomst uit te breiden, afhankelijk van de ontwikkelingen in de zorg.