ECLI:NL:RBZWB:2022:2345

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 april 2022
Publicatiedatum
28 april 2022
Zaaknummer
BRE 21/1363
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opleggen van een last onder dwangsom vanwege een dakkapel op het bijgebouw van een recreatief nachtverblijf

Op 22 april 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker bezwaar had gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere. Dit besluit betrof het opleggen van een last onder dwangsom vanwege een dakkapel die zonder omgevingsvergunning was geplaatst op het bijgebouw van een recreatief nachtverblijf. Verzoeker had de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat hij van mening was dat de dakkapel vergunningsvrij was gerealiseerd. Tijdens de zitting op 8 april 2022 heeft verzoeker zijn standpunt toegelicht, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl het college werd vertegenwoordigd door een ambtenaar. De derde partij, die ook betrokken was bij de zaak, was niet verschenen.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de dakkapel in strijd is met het bestemmingsplan, omdat deze breder is dan de toegestane 50% van de onderliggende gevel. Verzoeker kon niet worden gevolgd in zijn stelling dat er gerechtvaardigde verwachtingen waren gewekt door een vergunningverlener en toezichthouder dat de dakkapel vergunningsvrij gerealiseerd mocht worden. De voorzieningenrechter benadrukte dat handhaving van de wet noodzakelijk is en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het college zouden verplichten om van handhavend optreden af te zien. Het verzoek om schorsing van het bestreden besluit werd afgewezen, maar de voorzieningenrechter verlengde de begunstigingstermijn tot zes weken na de uitspraak, zodat verzoeker meer tijd had om de dakkapel te verwijderen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/1363 VV

uitspraak van 22 april 2022 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker,

gemachtigde: mr. K.M. Moeliker,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere, verweerder.

Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam derde partij], te [woonplaats] ,
gemachtigde: mr. C.R. Jansen.

Procesverloop

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 22 februari 2022 (bestreden besluit) van het college inzake het opleggen van een last onder dwangsom vanwege een geplaatste dakkapel op het bijgebouw van het recreatief nachtverblijf. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het college heeft desgevraagd kenbaar gemaakt dat geen controles zullen worden uitgevoerd totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 8 april 2022. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger] . Derde partij is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Verzoeker is eigenaar van het perceel aan de [adres] .
Op 5 augustus 2021 heeft het college aan verzoeker een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf achter de hoofdwoning.
Het college heeft een verzoek om handhaving ontvangen vanwege een geplaatste dakkapel op het bijgebouw. Een toezichthouder heeft controles uitgevoerd op 1 oktober 2021 en op 3 november 2021 en geconstateerd dat verzoeker een dakkapel zonder omgevingsvergunning heeft gebouwd. De toezichthouder heeft daarbij geconstateerd dat de dakkapel 620 cm breed is en het bijgebouw 788 cm breed is.
Vervolgens heeft verzoeker een voornemen tot handhavend optreden ontvangen. Verzoeker en derde partij hebben een zienswijze ingediend.
Bij het bestreden besluit heeft het college de volgende last onder dwangsom opgelegd:
Verzoeker dient vóór 26 maart 2022 de overtreding van artikel 2.1, eerste lid, onder a en c en artikel 2.3a, eerste lid, van de Wabo en artikel 19.2.1, onder j, van de bestemmingsregels van het bestemmingsplan ‘Kom Domburg’ voor de locatie [adres] te beëindigen en beëindigd te houden. Als verzoeker hieraan niet voldoet, verbeurt hij een dwangsom van € 750,- per overtreding per week (waarbij een gedeelte van de week als week geldt). Het maximaal te verbeuren bedrag is € 3.750,- voor de overtreding.
Verzoeker heeft tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend.
Spoedeisend belang
2. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
Wettelijk kader
3. De op deze zaken betrekking hebbende, relevante wet- en regelgeving is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
Beoordeling
4. Verzoeker heeft, samengevat, aangevoerd dat de dakkapel vergunningsvrij is gerealiseerd op grond van artikel 3 van bijlage II van het Bor. Daarnaast hebben een vergunningverlener en een toezichthouder de verwachting gewekt dat de dakkapel vergunningsvrij gerealiseerd mocht worden. Van handhavend optreden moet worden afgezien omdat het college alsnog een omgevingsvergunning kan verlenen voor het afwijken van het bestemmingsplan. Bovendien is handhavend optreden onevenredig door de hoge kosten die met het aanpassen van de dakkapel gemoeid gaan.
Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht het bestreden besluit te schorsen totdat het college op het bezwaarschrift heeft beslist.
5. Niet in geschil is dat verzoeker de dakkapel heeft gerealiseerd op het voorgeveldakvlak. Dit betekent dat ingevolge artikel 3, onder 3, bijlage II van het Bor hiervoor geen omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen’ vereist is, mits de dakkapel niet in strijd is met het bestemmingsplan. Het college heeft in het bestemmingsplan bepaalt dat een dakkapel maximaal 50% van de breedte van de onderliggende gevel in het voorgeveldakvlak mag bedragen. Aangezien verzoeker zijn dakkapel breder dan 50% van de breedte van de onderliggende gevel heeft gemaakt, is de dakkapel vergunningplichtig.
6. De voorzieningenrechter kan verzoeker niet volgen in zijn standpunt dat een vergunningverlener en een toezichthouder de verwachting hebben gewekt dat de dakkapel vergunningsvrij gerealiseerd mocht worden. Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is nodig dat er gerechtvaardigde verwachtingen zijn gewekt. Een persoon, al dan niet bevoegd, kan geen verwachtingen scheppen om een activiteit zonder omgevingsvergunning in strijd met de wet te realiseren.
7. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren dit te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. De voorzieningenrechter verwijst in dit kader naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) van 26 juni 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2014).
8. Voor zover verzoeker zich op het standpunt heeft gesteld dat er sprake is van concreet zicht op legalisatie, overweegt de voorzieningenrechter dat het college desgevraagd op zitting heeft toegelicht dat hij geen omgevingsvergunning wil verlenen voor de dakkapel. De dakkapel heeft namelijk een andere ruimtelijke uitstraling dan met het bestemmingsplan beoogd is. Het betoog slaagt dan ook niet.
9. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan het college van handhavend optreden had moeten afzien is in het onderhavige geval niet gebleken.
10. Uit vaste rechtspraak van de AbRS, zie onder meer de uitspraak van 24 december 2012 (ECLI:NL:RVS:2008:BG8259), volgt dat de omstandigheid dat handhaving mogelijk ernstige financiële gevolgen heeft voor degene ten laste van wie wordt gehandhaafd, geen grond vormt voor het oordeel dat handhaving zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat het bestuursorgaan daarvan om die reden dient af te zien. De AbRS achtte hierbij in genoemde uitspraak van belang dat door zonder of in afwijking van de vergunning te bouwen het risico van handhaving wordt aanvaard. Onder verwijzing naar deze uitspraak treft de stelling van verzoeker op dit punt naar het oordeel van de rechtbank geen doel.
Conclusie
11. Het vorenstaande leidt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat het verzoek om schorsing van het bestreden besluit moet worden afgewezen. Gelet op dit oordeel is er geen grond voor een proceskostenveroordeling.
De voorzieningenrechter ziet echter wel aanleiding om de begunstigingstermijn te verlengen tot zes weken na verzending van deze uitspraak.
Daartoe is overwogen dat ten tijde van de zitting de begunstigingstermijn verstreken was en verzoeker nog maar weinig tijd resteerde om de dakkapel te verwijderen. Daarnaast heeft verzoeker aannemelijk gemaakt dat het lastig is om binnen een maand een aannemer te vinden én de werkzaamheden uit te voeren waardoor de dakkapel aan de last voldoet.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
  • bepaalt dat verzoeker € 750,- verbeurt voor elke week vanaf zes weken na verzending van deze uitspraak dat de illegale bouw van de dakkapel niet ongedaan is gemaakt, tot een maximum van € 3.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.H.C. van Spreuwel, griffier, op 22 april 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
M.H.C. van Spreuwel, griffier T. Peters, voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
BIJLAGE
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Artikel 2.1:
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
Bijlage II bij Besluit omgevingsrecht (Bor)
Artikel 3:
Een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de wet is niet vereist, indien deze activiteit betrekking heeft op:
3. een dakkapel in het voordakvlak, een naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak of, voor zover het betreft een bouwwerk als bedoeld in artikel 2, onderdeel 4, onder f, het achterdakvlak, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
a. redelijke eisen van welstand zijn niet van toepassing;
b. voorzien van een plat dak,
c. gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 m,
d. onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet,
e. bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok, en
f. zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak.
Bestemmingsplan
Op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan ‘Kom Domburg’ heeft het perceel de bestemming ‘Wonen’ en het deel waar het bijgebouw voor recreatief nachtverblijf staat heeft de functieaanduiding ‘Erf’.
Artikel 19.2: “Bouwregels”
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Artikel 19.2.1: “Algemeen”
j. de maximaal toelaatbare goothoogte van gebouwen mag uitsluitend worden overschreden door dakkapellen en gelijksoortige vormen, niet zijnde een topgevel, mits de breedte niet meer bedraagt dan:
1. van de breedte van de onderliggende gevel in het voorgeveldakvlak;
2. 70% van de breedte van de onderliggende gevel in het achtergeveldakvlak.