ECLI:NL:RBZWB:2022:2357

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 april 2022
Publicatiedatum
28 april 2022
Zaaknummer
AWB- 21_2368
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging Ziektewet-uitkering en geschil over arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. K.T. Ghaffari, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had een Ziektewet-uitkering ontvangen, maar het UWV besloot op 19 oktober 2020 dat zij vanaf 20 november 2020 geen recht meer had op deze uitkering. Dit besluit werd in een later bestreden besluit van 23 april 2021 door het UWV gehandhaafd, waarop eiseres beroep instelde.

Tijdens de zitting op 14 april 2022 werd het beroep besproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV zorgvuldig onderzoek heeft verricht naar de arbeidsongeschiktheid van eiseres, waarbij zowel medische als arbeidskundige aspecten zijn meegenomen. De verzekeringsarts heeft eiseres beoordeeld en beperkingen vastgesteld in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). Eiseres voerde aan dat haar beperkingen niet adequaat waren vastgesteld en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar psychische en lichamelijke klachten.

De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig was uitgevoerd en dat de FML de beperkingen van eiseres juist weergaf. De rechtbank concludeerde dat de functies die het UWV aan de berekening van de arbeidsongeschiktheid ten grondslag had gelegd, passend waren. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand. Eiseres kreeg het griffierecht vergoed en het UWV werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2368 ZW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 april 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres

gemachtigde: mr. K.T. Ghaffari,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 19 oktober 2020 (primair besluit) heeft het UWV in het kader van een eerstejaars Ziektewet-beoordeling (EZWb) beslist dat eiseres vanaf 20 november 2020 geen recht meer heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
In het besluit van 23 april 2021 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 14 april 2022. Hierbij waren aanwezig eiseres, haar gemachtigde en mr. M. Reitsma namens het UWV.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres is tot 5 augustus 2019 werkzaam geweest als winkelverkoopster. Hierna heeft het UWV eiseres een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) toegekend. Vanuit die situatie heeft eiseres zich per 9 oktober 2019 ziek gemeld bij het UWV vanwege psychische klachten.
Bij besluit van 13 november 2019 heeft het UWV aan eiseres met ingang van 6 november 2019 een ZW-uitkering toegekend. Bij het primaire besluit heeft het UWV de ZW-uitkering beëindigd met ingang van 20 november 2020. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft en 52 weken arbeidsongeschikt is geweest heeft deze recht op ziekengeld als hij:
- ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 én
- slechts in staat is ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur met algemeen geaccepteerde arbeid waartoe hij met zijn krachten en bekwaamheden in staat is (artikel 19aa, eerste lid, en artikel 19ab, derde lid, van de ZW).
De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek (artikel 19ab, eerste lid, van de ZW).
3.
Beoordeling
3.1
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 1] heeft eiseres gesproken op het spreekuur en haar dossier bestudeerd. De verzekeringsarts heeft aangegeven dat eiseres bekend is met PTSS en een dysthyme stoornis. De door eiseres geclaimde dagelijkse rustpauze in de middag lijkt vooral aangewend gedrag: daar ziet de verzekeringsarts geen harde medische noodzaak voor. Verder heeft eiseres last van een tenniselleboog rechts en daardoor moeite met zwaarder tillen en repetitieve bewegingen met de rechterarm. Ook heeft zij lipoedeem in beide benen. Verder heeft zij een stofallergie en wisselende migraineaanvallen. De verzekeringsarts acht eiseres niet geschikt voor de maatgevende arbeid. De verzekeringsarts heeft vanwege de psychische klachten en fysieke problemen beperkingen aangenomen. Deze zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 21 september 2020. De verzekeringsarts verwacht op korte termijn (binnen drie maanden) geen aanzienlijke verandering. Indien de juiste therapie gevonden wordt zullen volgens de verzekeringsarts de beperkingen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren nog kunnen verbeteren binnen een jaar.
3.2
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts 2] heeft de beschikbare medische gegevens bestudeerd. Verder heeft zij deelgenomen aan de telefonische hoorzitting van 12 april 2021. De verzekeringsarts b&b concludeert dat geen nieuwe aanknopingspunten naar voren zijn gekomen met betrekking tot de medische situatie die aanleiding vormen om bij heroverweging de medische grondslag onjuist te achten. De primaire verzekeringsarts heeft volgens de verzekeringsarts b&b zorgvuldig onderzoek verricht met dossierstudie en spreekuur contact. Er vond lichamelijk onderzoek en onderzoek van de psyche plaats.
Hoe de primaire verzekeringsarts aan de diagnose PTSS komt is voor [naam verzekeringsarts 2] niet duidelijk. De psychische klachten bestaan al jaren. De primaire verzekeringsarts heeft rekening gehouden met de stressklachten, er is sprake van privé problemen waardoor eiseres invoelbaar emotioneel is. Het gaat daarbij om een fysiologische reactie op stress, niet om een psychiatrische stoornis. Met de FML wordt volgens de verzekeringsarts b&b in ruim voldoende mate rekening gehouden met het geconstateerde beeld, dat wil zeggen met de klachten enerzijds en de gering geobjectiveerde afwijkingen anderzijds.
De geclaimde lichamelijke klachten bestaan al jaren, maar er worden geen afwijkingen gevonden aan de linkerarm waardoor eiseres niet beperkt geacht kan worden ten aanzien van de linkerarm.
Conform de huidige inzichten dienen patiënten met chronische aspecifieke rugklachten zoveel mogelijk in beweging te blijven waardoor eiseres niet zwaarder beperkt geacht dient te worden in onder andere lopen en traplopen. Het probleem bij een tenniselleboog is volgens Van Hooff schroefbewegingen maken. Eiseres wordt hiervoor beperkt geacht.
3.3
Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij meer beperkt is dan het UWV heeft aangenomen. Er is onvoldoende rekening gehouden met haar psychische klachten en de lichamelijke klachten. Eiseres is ten onrechte niet beperkt geacht ten aanzien van het werken met gevaarlijke machines en/of voorwerpen. Verder kan zij geen hoog werktempo realiseren. Zij kan niet 8 uur per dag c.q. 40 uur per week werken. Voor de rubrieken dynamische handelingen en statische houdingen hebben de verzekeringsartsen ten onrechte lichte beperkingen aangenomen. Bovendien is eiseres ten onrechte niet beperkt voor frequent reiken en duwen/trekken.
3.4
In beroep heeft verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts 3] bij rapportage van 13 augustus 2021 gereageerd op de beroepsgronden. Vanuit de psychische problematiek acht [naam verzekeringsarts 3] het reëel een beperking voor hoog handelingstempo aan te nemen, met name waar het gaat om psychisch complexe taken. Daarom neemt hij dit als toelichting bij item 1.8.5 in de FML van 13 augustus 2021 op. Hij ziet geen aanleiding om de FML op andere aspecten te wijzigen.
3.5
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Er is rekening gehouden met de door eiseres gestelde klachten, waaronder naast de psychische klachten ook de fysieke klachten. De rechtbank kan zich vinden in de motivering van verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts 3] en komt tot het oordeel dat de FML van 13 augustus 2021 de beperkingen van eiseres juist weergeeft. Door eiseres zijn geen medische gegevens overgelegd die aanleiding geven voor een andersluidend oordeel. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in de FML van 13 augustus 2021.
3.6
Een arbeidsdeskundige van het UWV heeft de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: administratief medewerker (document scannen) (Sbc-code 315133), productiemedewerker textiel, geen kleiding (Sbc-code 272043) en medewerker tuinbouw (Sbc-code 111010). Rekening houdend met de in beroep aangepaste FML van 13 augustus 2021 heeft een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b), na overleg met de verzekeringsarts b&b, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: administratief medewerker (document scannen) (Sbc-code 315133), machinebediende inpak- /verpakkingsmachine (Sbc-code 271093) en medewerker tuinbouw (Sbc-code 111010).
3.7
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de toelichting van de arbeidsdeskundige op het resultaat functiebeoordeling van 14 oktober 2021 en de rapportage van de arbeidsdeskundige b&b van 17 augustus 2021. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
3.8
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid. Omdat pas recht bestaat op een ZW-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de ZW-uitkering terecht beëindigd per 20 november 2020.
3.9
Omdat de verzekeringsarts b&b in beroep de FML heeft aangepast en de arbeidskundige grondslag eerst in beroep van een toereikende motivering is voorzien zal de rechtbank het bestreden besluit vernietigen wegens een motiveringsgebrek. Nu het bestreden besluit verder de rechterlijke toets kan doorstaan, zal de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand laten.
4.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiseres te worden vergoed. De rechtbank zal het UWV veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,‑ en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 26 april 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.