ECLI:NL:RBZWB:2022:2362

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 april 2022
Publicatiedatum
28 april 2022
Zaaknummer
AWB- 21_402
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen UWV-besluit over WIA-uitkering

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om veroordeling in de proceskosten. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.A. van der Heijden, had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 17 december 2020, waarin de uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) werd ingetrokken. Het UWV heeft op 1 februari 2022 het bestreden besluit herroepen en de WIA-uitkering voortgezet. Verzoekster trok vervolgens het beroep in, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten, inclusief de kosten van een ingeschakelde deskundige.

De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), geoordeeld dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen en heeft het UWV veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank heeft de kosten voor rechtsbijstand vastgesteld op € 759,00. Daarnaast heeft verzoekster vergoeding gevraagd voor twee medische adviezen van een deskundige, die door de rechtbank als redelijk werd beschouwd. De totale vergoeding voor de deskundigenkosten is vastgesteld op € 2.623,02, inclusief btw.

De rechtbank heeft in totaal de proceskosten van verzoekster vastgesteld op € 3.382,02, die door het UWV vergoed dienen te worden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak binnen zes weken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/402 WIA
uitspraak van 26 april 2022 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoekster] , te [plaatsnaam] , verzoekster,

gemachtigde: mr. M.A. van der Heijden,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda).

Procesverloop

De gemachtigde van verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het besluit van
17 december 2020 (bestreden besluit) van het UWV over de intrekking van de uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) van verzoekster vanaf
11 september 2020.
Bij besluit van 1 februari 2022 heeft het UWV het bestreden besluit herroepen en de WIA-uitkering ook na 11 september 2020 voortgezet.
Vervolgens heeft verzoekster het beroep ingetrokken, met het verzoek het UWV te veroordelen in de proceskosten, waaronder de kosten van de door verzoekster ingeschakelde deskundige. Het UWV heeft schriftelijk aangegeven dat de verzochte kostenvergoeding voor de ingeschakelde deskundige beperkt zou moeten worden tot acht uur en dat de in rekening gebrachte kosten ter zake secretariële ondersteuning afgewezen dienen te worden. Verzoekster heeft vervolgens gesteld dat de bestede tijd niet onredelijk is.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 1 februari 2022 dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en een wegingsfactor 1).
3. De gemachtigde van verzoekster heeft daarnaast vergoeding gevraagd voor de kosten voor twee medische adviezen van [naam dokter] van [naam bedrijf] ( [naam bedrijf] ). [naam bedrijf] heeft voor de betreffende adviezen op 24 juni 2021 en 10 december 2021 facturen van respectievelijk € 2.534,28 (inclusief BTW) en € 326,25 (inclusief BTW) verstuurd. De genoemde facturen omvatten circa 16,7 uur aan medische advieswerkzaamheden, de overige werkzaamheden zijn van secretariële aard. De rechtbank overweegt het volgende. [naam dokter] , medisch adviseur van [naam bedrijf] , kan worden aangemerkt als deskundige in de zin van artikel 1, aanhef en onder b, van het Bpb. Het opgemaakte rapport is een aanvulling op de aangevoerde gronden, waarbij het standpunt is ingenomen dat verzoekster op 11 september 2020 meer beperkingen had dan door het UWV in het bestreden besluit is aangenomen. De rechtbank is van oordeel dat inschakeling van deze deskundige redelijk is.
Ten aanzien van de verzochte kosten geldt dat een veroordeling in de kosten van een deskundigenverslag worden vastgesteld met overeenkomstige toepassing van de Wet tarieven in strafzaken (artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van het Bpb). Op grond van artikel 3, eerste lid, van deze wet is in artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (Besluit) voor onderhavige werkzaamheden een tarief bepaald van ten hoogste € 134,04 per uur te vermeerderen met verschuldigde btw ex artikel 15 van het Besluit. Uit de eerder benoemde facturen van [naam bedrijf] blijkt dat de medische advieswerkzaamheden zijn gedeclareerd tegen een uurtarief van € 131,40 of € 131,19 per uur (exclusief BTW). De rechtbank stelt vast dat het gehanteerde tarief onder het maximumtarief is gelegen en ziet geen aanleiding van een ander uurtarief uit te gaan.
Ter zake het aantal uren voor de opgemaakte medische adviezen leidt de rechtbank uit het dossier af dat [naam dokter] pas in de beroepsprocedure betrokken is en dat op
24 juni 2021 voor het eerst gerapporteerd is. Uit de opgestelde rapportage volgt dat de deskundige het medisch dossier van verzoekster heeft bestudeerd, dat zij fysiek door de deskundige onderzocht is en dat het eerste rapport bestaat uit dertien pagina’s, waaronder een verslag van het spreekuur, de anamnese, dossierstudie en medische overwegingen. Naar aanleiding van de reactie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep op dit rapport heeft [naam dokter] op 10 december 2021 een aanvullend rapport opgemaakt. De omvang hiervan betreft drie pagina’s. De omvang van het medisch deskundigenadvies is op zichzelf omvangrijk, maar naar het oordeel van de rechtbank – door meerdere rapportages, aard werkzaamheden en verhouding omvang rapporten en aantal gedeclareerde uren – niet buitensporig.
De rechtbank zal verzoekster een vergoeding van 16,5 uren toekennen. De secretariële kosten – voor aanmaken van het dossier, de postverwerking en de uitwerking van adviezen – komen volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep [1] niet voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank stelt de vergoeding voor het deskundigenrapport vast op € 2.623,02 inclusief 21% btw [2] .
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 49,00 aan verzoekster dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van
€ 3.382,02.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, op 26 april 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Voetnoten

1.Centrale Raad van Beroep 21 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:938.
2.(15 x € 131,40 + 21% btw) + (1,5 x € 131,19 + 21% btw).