ECLI:NL:RBZWB:2022:2362
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen UWV-besluit over WIA-uitkering
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om veroordeling in de proceskosten. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.A. van der Heijden, had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 17 december 2020, waarin de uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) werd ingetrokken. Het UWV heeft op 1 februari 2022 het bestreden besluit herroepen en de WIA-uitkering voortgezet. Verzoekster trok vervolgens het beroep in, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten, inclusief de kosten van een ingeschakelde deskundige.
De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), geoordeeld dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen en heeft het UWV veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank heeft de kosten voor rechtsbijstand vastgesteld op € 759,00. Daarnaast heeft verzoekster vergoeding gevraagd voor twee medische adviezen van een deskundige, die door de rechtbank als redelijk werd beschouwd. De totale vergoeding voor de deskundigenkosten is vastgesteld op € 2.623,02, inclusief btw.
De rechtbank heeft in totaal de proceskosten van verzoekster vastgesteld op € 3.382,02, die door het UWV vergoed dienen te worden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak binnen zes weken.