In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot eenhoofdig gezag over twee minderjarige kinderen, ingediend door de man. De man en de vrouw, beiden van Poolse nationaliteit, hebben een affectieve relatie gehad en uit deze relatie zijn twee kinderen geboren. De man verzoekt om alleen het gezag over de kinderen uit te oefenen, omdat de vrouw al geruime tijd geen contact meer heeft met de kinderen en er zorgen zijn over haar persoonlijkheidsproblematiek en verslavingsproblemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen bij de man wonen en dat er geen gronden zijn voor een kinderbeschermingsmaatregel. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in zijn rapport bevestigd dat er geen zorgen zijn over de ontwikkeling van de kinderen onder de zorg van de man. De rechtbank oordeelt dat het in het belang van de kinderen is dat de man alleen het gezag uitoefent, omdat de vrouw niet in staat is haar verantwoordelijkheden als gezagdragende ouder uit te oefenen. De rechtbank heeft het verzoek van de man toegewezen en bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijf bij hem hebben. Het verzoek om de vrouw het recht op omgang te ontzeggen is ingetrokken en afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd.