ECLI:NL:RBZWB:2022:2407

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
3 mei 2022
Zaaknummer
02/001839-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Janssen
  • mr. Toekoen
  • mr. Bogaert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling minderjarige verdachte voor gewapende overval op bedrijf in Tilburg

Op 4 mei 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2004, die op 3 januari 2022 een gewapende overval heeft gepleegd op een bedrijf in Tilburg. De verdachte bedreigde twee medewerkers met een mes en heeft geld gestolen. Tijdens de zitting op 20 april 2022 zijn de standpunten van de officier van justitie, mr. Klootwijk, en de verdediging besproken. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank achtte de overval wettig en overtuigend bewezen op basis van de bekennende verklaring van de verdachte, de aangifte, verklaringen van getuigen en camerabeelden.

De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een jeugddetentie van 90 dagen, waarvan 48 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 100 uur. De rechtbank hield rekening met de impact van de overval op de slachtoffers en de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jonge leeftijd en de hulpverlening die zijn ouders hebben ingeschakeld. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder een avondklok en meldplicht bij de jeugdreclassering. De benadeelde partij, het bedrijf, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat het bedrag door de politie was teruggevonden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van kinderrechters.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/001839-22
vonnis van de meervoudige kamer van 4 mei 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. R. El Bellaj, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 20 april 2022, waarbij de officier van justitie, mr. Klootwijk, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een overval heeft gepleegd op [bedrijf] in Tilburg, waarbij hij door bedreiging met een mes geld heeft gestolen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte, in combinatie met de aangifte, de verklaringen van twee medewerkers van [bedrijf] , te weten [naam 1] en [naam 2] , de camerabeelden van de winkel en gelet op het aantreffen van het gestolen geld bij verdachte, acht de officier van justitie de overval wettig en overtuigend bewezen. Daarbij gaat zij ervan uit dat verdachte aan zowel [naam 1] als aan [naam 2] zijn mes heeft getoond.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de bewezenverklaring, met uitzondering van het deel dat ziet op het tonen van het mes en het wijzen met het mes richting [naam 2] . Hiervoor is volgens de verdediging onvoldoende bewijs zodat verdachte hiervan partieel dient te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte op 3 januari 2022 een gewapende overval op [bedrijf] te Tilburg heeft gepleegd. Verdachte heeft in deze winkel twee medewerkers, te weten [naam 1] en [naam 2] , met een mes bedreigd. Verdachte heeft hierop geld, dat één van de medewerkers onder bedreiging van het mes uit de kassalade heeft gepakt en op de toonbank heeft gelegd, vanaf die toonbank gepakt, in een tas gestopt en is hij hierna de winkel uitgerend.
Voor zover de verdediging heeft betoogd dat verdachte het mes niet aan [naam 2] heeft getoond en dit niet naar hem heeft gericht overweegt de rechtbank dat zowel uit de verklaring van [naam 2] als uit de camerabeelden blijkt dat verdachte oogcontact heeft gemaakt met [naam 2] waarbij verdachte het mes vast had en hij met het lemmet in de richting van [naam 2] heeft gehouden. De rechtbank verwerpt dit verweer dan ook.
De rechtbank acht gelet op voorgaande het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 3 januari 2022 te Tilburg een geldbedrag van ongeveer 240 euro, dat aan [bedrijf] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen [naam 1] en [naam 2] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
- een mes, te tonen aan voornoemde [naam 1] en [naam 2] en
- met een mes, in de richting van het lichaam van voornoemde [naam 1] en [naam 2] te wijzen en
- daarbij de woorden "Geld, geld" te uiten.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een jeugddetentie voor de duur van 90 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 38 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar waarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna de Raad) dienen te worden opgelegd alsmede een avondklok voor de duur van zes maanden. De officier van justitie vordert daarnaast aan verdachte op te leggen een werkstraf van 60 uur, te vervangen door 30 dagen hechtenis indien deze werkstraf niet wordt verricht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat een proeftijd van één jaar, zoals geadviseerd door de Raad, dient te worden opgelegd. De avondklok dient voor zes maanden, of zoveel korter als de rechtbank noodzakelijk acht, te worden opgelegd. De verdediging kan zich voor het overige vinden in de strafeis.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 3 januari 2022 heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een winkeloverval. Met een mes, dat verdachte eerder die dag ten behoeve van de overval van een vriend had geleend, is verdachte [bedrijf] binnengegaan waarna hij vervolgens naar de kassa is gelopen. Hier heeft hij het mes gepakt en daarmee kassamedewerker [naam 1] bedreigd. Ook heeft hij hiermee een andere winkelmedewerker, [naam 2] , bedreigd. Verdachte heeft daarbij
€ 340,00 meegenomen.
Het spreekt voor zich dat deze gewapende overval voor de slachtoffers een traumatische ervaring moet zijn geweest. Hierbij heeft verdachte kennelijk in het geheel niet stilgestaan. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van een ander, op deze manier snel aan geld te komen. Dat de jonge slachtoffers erg zijn geschrokken en dat de overval impact op hen heeft gehad, blijkt ook wel uit hun verklaringen. [naam 1] stond te trillen op zijn benen, was erg emotioneel en heeft op die dag niet verder kunnen werken. [naam 2] slaapt er slecht van, voelt zich onprettig bij de plek waar het gebeurde en heeft last van herbelevingen op het moment dat hij iemand ziet die op verdachte lijkt. Dit alles omdat verdachte het in zijn hoofd haalde om een supermarkt te overvallen en enkel en alleen aan zijn geldelijk gewin heeft gedacht. De rechtbank neemt verdachte dit kwalijk.
Verdachte heeft verklaard dat hij de overval heeft gepleegd om snel aan geld te kunnen komen. Volgens de Raad is niet duidelijk geworden wat de onderliggende reden is geweest van verdachte om ter verkrijging van geld naar het middel van een overval te grijpen, in plaats van voor andere oplossingen te kiezen. Verdachte lijkt in ieder geval onvoldoende in staat om goed te kijken naar zijn eigen rol in het geheel, ondanks dat hij spijt heeft van wat hij heeft gedaan. Op dit moment wordt de kans op recidive door de Raad als laag ingeschat.
De ouders van verdachte hebben effectieve hulpverlening ingeschakeld om verdachte te kunnen ondersteunen naar een haalbaar toekomstperspectief richting arbeid en eventueel een opleiding, en om hem te behoeden van verder afglijden. Het lijkt mede hierdoor nu de goede kant op te gaan met verdachte.
De Raad vindt een werkstraf in combinatie met een voorwaardelijke jeugddetentie de meest pedagogisch passende reactie, om aan verdachte duidelijk te maken dat verkeerde keuzes maken gevolgen heeft. De Raad adviseert hierbij een proeftijd van een jaar en om als bijzondere voorwaarden op te leggen dat verdachte:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling, te weten William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de jeugdreclassering) te bepalen periode en op de door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht (maximaal tot het einde van de proeftijd);
- zal meewerken aan het door de jeugdreclassering aangevraagde persoonlijkheidsonderzoek en daar eventueel uit voorkomende hulpverleningsadviezen;
- zal meewerken aan een traject richting dagbesteding/passend onderwijs.
De jeugdreclassering heeft hieraan toegevoegd dat verdachte zich inmiddels heeft aangemeld voor school en dat hij gedurende de schorsing van zijn voorlopige hechtenis heeft laten zien hard te kunnen werken wanneer hij iets doet wat hij leuk vindt. Verdachte is een slimme jongen die iets fout heeft gedaan. Zij kan zich vinden in het advies van de Raad, maar ziet ook graag een avondklok als bijzondere voorwaarde hieraan toegevoegd, zodat verdachte niet in de verleiding komt ’s avonds op straat te hangen met verkeerde vrienden.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat rekening gehouden met de landelijke oriëntatiepunten. Deze gaan uit van een jeugddetentie van vier maanden voor het plegen van een overval op een winkel, waarbij bedreiging met een wapen nog een strafverzwarende factor is. De rechtbank neemt bij het bepalen van de strafmaat ook mee dat verdachte met een vooropgezet plan naar de winkel is gegaan om de winkel te overvallen, immers heeft hij eerder die dag het mes geleend van een vriend om er de overval mee te kunnen plegen. In het voordeel van verdachte neemt de rechtbank mee dat hij niet eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten. Bovendien betrekt zij bij haar oordeel het advies van de Raad en de toevoeging van de jeugdreclassering aangaande een in te stellen avondklok.
De rechtbank is alles afwegende van oordeel dat, mede gelet op de ernst van de winkeloverval, een hogere straf dan geëist door de officier van justitie passend en geboden is. Met de officier van justitie is de rechtbank wel van oordeel dat verdachte niet terug in detentie hoeft, zeker nu hij de geboden hulpverlening goed heeft opgepakt. De rechtbank zal aan verdachte opleggen een jeugddetentie van 90 dagen, waarvan 48 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van het voorarrest, en daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad, alsmede huisarrest in de vorm van een avondklok, zoals na te melden. De rechtbank acht hiernaast een taakstraf voor de duur van 100 uur op zijn plaats.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [bedrijf] vordert een schadevergoeding van € 240,00.
De rechtbank overweegt hierover het volgende. Bovengenoemd gevraagd bedrag betreft weliswaar het bedrag dat door verdachte is weggenomen, maar hiervan is € 235,00 door de politie bij verdachte in beslag genomen en daarnaast zijn € 5,00 op de vluchtroute van verdachte aangetroffen. Gelet op de hierna te nemen beslissing ten aanzien van het beslag zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in deze vordering. De vordering kan indien nodig bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.Het beslag

De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp aan [naam 3] ( [bedrijf] ), omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
diefstal, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 90 dagen, waarvan 48 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
* zich gedurende en door de gecertificeerde instelling, te weten William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, te bepalen periode en op de door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht (maximaal tot het einde van de proeftijd);
* zal meewerken aan het door de jeugdreclassering aangevraagde persoonlijkheidsonderzoek en daar eventueel uit voorkomende hulpverleningsadviezen;
* zal meewerken aan een traject richting dagbesteding/passend onderwijs;
* zich houdt aan huisarrest in welk kader hij van 20.00 uur ’s avonds tot 6.00 uur
’s ochtends thuis zal verblijven ( [adres] , waarbij de jeugdreclassering de vrijheid heeft om deze tijden aan te passen en te stoppen met de inzet van het huisarrest, indien zij deze niet meer noodzakelijk acht;
- stelt vast dat
van rechtswege de volgende voorwaardengelden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
* dat verdachte medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking van huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- draagt gecertificeerde instelling te weten William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 100 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
50 dagen;
Beslag
- gelast de teruggave aan [naam 3] ( [bedrijf] ) van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten € 235,00 (G2415275);
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [naam 3] ( [bedrijf] ) niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [naam 3] ( [bedrijf] ) in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. Janssen, voorzitter, mr. Toekoen en mr. Bogaert, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van Van Dijke, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 mei 2022.