AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Beroep tegen de berekening van invorderingsrente in verband met aanslagen erfbelasting
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de ontvanger van de Belastingdienst over de berekening van invorderingsrente met betrekking tot aanslagen erfbelasting. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de berekening van de invorderingsrente die door de ontvanger was vastgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ontvanger op 29 januari 2021 uitspraken op bezwaar heeft gedaan, waarin de bezwaren van de belanghebbende zijn afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard, omdat de ontvanger de invorderingsrente niet correct had vastgesteld. De rechtbank heeft de uitspraken op bezwaar vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Dit betekent dat de ontvanger de invorderingsrente moet blijven hanteren zoals deze eerder was vastgesteld, maar dat de rechtbank de ontvanger heeft opgedragen om de berekening van de invorderingsrente te specificeren. De rechtbank heeft de ontvanger ook veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, die zijn vastgesteld op € 759, en heeft bepaald dat het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 49 aan hem moet worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt op 4 mei 2022.
Voetnoten
2.Artikel 28, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 in samenhang met artikel 1, artikel 8 en artikel 9 van de Invorderingswet 1990.
3.Artikel 28, tweede lid, van de Invorderingswet 1990.
4.Artikel 30, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990.
5.Gelet op artikel 30, derde lid, van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 wordt met A het aantal dagen aangegeven waarover invorderingsrente is verschuldigd en met P de onderscheiden rentepercentages welke over de verschillen periodes zijn verschuldigd.
6.Van 27 februari 2014 (de eerste dag na afloop van de betaaltermijn van zes weken) tot en met 4 januari 2021 (de dag voorafgaand aan de betaling van € 50.000). Dit maakt, gelet op artikel 31, van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 2 + 10 x 30 (2014) + 6 x 360 (2015, 2016, 2017, 2018, 2019 en 2020) + 4 (2021).
7.Van 25 november 2015 (de eerste dag na afloop van de betaaltermijn van zes weken) tot en met 4 januari 2021 (de dag voorafgaand aan de betaling van tweemaal € 50.000).
8.Artikel 29 Invorderingswet 1990. Dit maakt, gelet op artikel 31, van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 6 + 30 (2015) + 5 x 360 (2016, 2017, 2018, 2019 en 2020) + 4 (2021).
9.Artikel 29 Invorderingswet 1990 in samenhang met artikel 2 van het Besluit belasting- en invorderingsrente van 17 juni 2020, Staatsblad 2020, 200.