ECLI:NL:RBZWB:2022:2513

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 februari 2022
Publicatiedatum
6 mei 2022
Zaaknummer
9324776 CV EXPL 21-1992
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. van den Boom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van eiser in vorderingen wegens gebrek aan belang na executoriale titel

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is eiser niet-ontvankelijk verklaard in zijn vorderingen wegens een gebrek aan belang, zoals bepaald in artikel 3:303 BW. De zaak betreft een geschil tussen eiser en Team-worQ B.V., waarbij eiser vorderingen had ingesteld die voortvloeiden uit een eerder vonnis van 10 juli 2020. Eiser had gevorderd dat Team-worQ contracten en e-mails zou overhandigen met betrekking tot de tewerkstelling van bepaalde personen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser reeds een executoriale titel had verkregen op basis van het eerdere vonnis, waardoor hij geen belang meer had bij de nieuwe vorderingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 juni 2021 heeft eiser aangegeven dat zijn vordering slechts € 10.000,00 met rente beloopt, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen voldoende belang was om de vordering voort te zetten. Eiser heeft uiteindelijk verzocht om intrekking van de zaak, maar Team-worQ heeft bezwaar gemaakt en verzocht om een proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van Team-worQ moet worden veroordeeld, welke zijn begroot op € 1.119,00. Het vonnis is uitgesproken op 9 februari 2022 door mr. van den Boom, kantonrechter.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Middelburg
zaak/rolnr.: 9324776 CV EXPL 21-1992
vonnis d.d. 9 februari 2022
inzake
[eiser] ,
wonende te [woonadres] ,
hierna te noemen: [eiser] ,
eiser in de hoofdzaak,
advocaat: mr. A.I. Cambier te Axel,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TEAM-WORQ B.V.,
statutair gevestigd te Kapelle,
hierna te noemen: Team-worQ,
gedaagde in de hoofdzaak,
advocaat mr. R. Berger te Rotterdam.

1.Het verloop van het geding

1.1.
De procesgang blijkt uit het volgende:
het tussenvonnis van 11 augustus 2021 en de daarin genoemde stukken;
de mondelinge behandeling van 12 januari 2022.
1.2.
Hierna is uitspraak bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Op 10 juli 2020 heeft Rechtbank Zeeland-West-Brabant in kort geding in de zaak met zaaknummer C/02 372228 / KG ZA 20-245 vonnis gewezen. In deze zaak heeft [eiser] als een van de eisers gevorderd “
Teamworq te gelasten om binnen 24 uur na betekening van het te wijzen vonnis aan [eiser] alle contracten te overhandigen die zij met [naam 2] is aangegaan betreffende de tewerkstelling van [naam 3] en haar zonen [naam 4] , [naam 5] en [naam 6] [naam 7] bij [naam 8] , alsmede de betaling aan haar door [naam 8] op 14 april 2020 van
€ 11.859,07 op te helderen en te specificeren, onder verbeurte van een dwangsom van
€ 1.000,-- per dag voor iedere dag dat Teamworq met die overhandiging, opheldering c.q. specificatie in gebreke is;”.
De voorzieningenrechter heeft hieromtrent het volgende overwogen: “
Ten aanzien van het resterende deel van die vordering - - het overhandigen van contracten die Teamworq met [naam 2] is aangegaan betreffende tewerkstelling van [naam 3] en [naam 7] - - is namens Teamworq aangegeven dat er voor tewerkstelling van [naam 3] en [naam 7] geen
schriftelijke overeenkomsten met [naam 2] zijn gesloten, maar dat die tewerkstelling middels
per e-mail verstrekte opdrachten van [naam 2] tot stand kwam. Van de zijde van [naam 9] en
[eiser] is deze uitleg geaccepteerd en is de vordering op dit punt gewijzigd in die zin dat
thans wordt gevorderd de e-mails waarin [naam 2] tewerkstelling van [naam 3] en [naam 7]
verzoekt aan [eiser] te verstrekken. Die vordering, die onweersproken is gebleven en
waarvan nakoming is toegezegd, zal op na te melden wijze worden toegewezen, waarbij de
mede gevorderde dwangsom zal worden gematigd en aan een maximum gebonden.”
De voorzieningenrechter heeft in deze zaak Team-worQ gelast “
om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis aan [eiser] alle e-mails te verstrekken waarmee [naam 2] aan Teamworq opdracht heeft gegeven voor tewerkstelling van [naam 3] en [naam 7] , zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,-- per dag voor iedere dag dat Teamworq daarmee in gebreke is tot een maximum van € 10.000,--;”.
2.2.
Op 2 juli 2020 heeft Team-worQ aan de gemachtigde van [eiser] een mail doorgestuurd van [naam 2] van 25 maart 2020 met als onderwerp “
Uren week 1 t/m 12 [naam 3]”. In deze e-mail staat “
35 uren week 1 t/m week 12 [naam 3] ”.
2.3.
Het vonnis van 10 juli 2020 is op 18 juli 2020 betekend aan Team-worQ.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, zoals overwogen in het tussenvonnis van 24 februari 2021, veroordeling van Team-worQ tot betaling aan hem van een bedrag van € 10.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van Team-worQ in de kosten van de procedure.
3.2.
[eiser] stelt hiertoe dat Team-worQ niet heeft voldaan aan het vonnis van 10 juli 2020. Door gedurende een periode van ten minste 20 dagen na betekening van het vonnis hieraan niet te voldoen, zijn door Team-worQ de volledige dwangsommen van € 10.000,00 verbeurd. [eiser] vordert daarom betaling van dit bedrag.
3.3.
Team-worQ voert verweer. Zij stelt namelijk wel voldaan te hebben aan het vonnis en ook direct na de mondelinge behandeling alle stukken die zij in haar bezit had naar [eiser] te hebben gestuurd.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] heeft op de mondelinge behandeling bij de rechtbank op 29 juni 2021 meegedeeld dat, rekening houdend met de inhoud van het vonnis van de rechtbank in het opgeworpen incident, zijn vordering slechts € 10.000,00 met rente beloopt. Partijen hebben vervolgens, na schorsing van de zitting, de rechtbank meegedeeld dat de zaak naar de kantonrechter diende te worden verwezen. De rechtbank heeft deze zaak verwezen naar de kantonrechter op grond van artikel 93 sub a juncto artikel 71 lid 2 Rv. De kantonrechter is ingevolge artikel 71 lid 5 Rv aan deze verwijzing gebonden.
4.2.
Op grond van artikel 3:303 BW komt zonder voldoende belang niemand een rechtsvordering toe. In het onderhavige geval speelt een rol dat ingevolge artikel 611c Rv degene aan wie de dwangsom toekomt die dwangsom ten uitvoer kan leggen krachtens de titel waarbij zij is vastgesteld. De kantonrechter heeft [eiser] ter zitting gevraagd naar het belang van de in deze procedure gevorderde veroordeling in het licht van de reeds verkregen titel bij vonnis van 10 juli 2020 in de zaak met zaaknummer C/02/372228 / KG ZA 20-245 en tegen de achtergrond van het bepaalde in artikel 611c Rv. Na schorsing van de zitting is door de gemachtigde van [eiser] verzocht om intrekking van de zaak. Hiertegen is door Team-worQ bezwaar gemaakt. Team-Worq heeft verzocht om een proceskostenveroordeling.
4.3.
Op grond van het vonnis van 10 juli 2020 en artikel 611c Rv beschikt [eiser] reeds over een executoriale titel. Dit maakt dat [eiser] , zoals ter zitting ook door hem is onderkend, geen belang bij de door hem gevorderde veroordeling van Team-worQ. Bij gebreke van een voldoende belang zal [eiser] dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
4.4.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van Team-worQ tot op heden begroot op € 1.119,00 (3 punten à
€ 373,00).

5.De beslissing

De kantonrechter:
verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn vorderingen;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van Team-worQ tot op heden begroot op
€ 1.119,00;
verklaart dit vonnis wat betreft de uitgesproken proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. van den Boom, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2022.
(CPMO)